Nigella

Over Nigella

Juffertje in ’t groen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit A. Masclef.

Een geslacht van 14 soorten die meestal in het M. Zeegebied, N. Afrika en W. Azië voorkomen.

Eenjarige met aparte bloemen en zaadpeulen, 20-90cm.

Opgaande stengels met fijn verdeeld blad die afwisselend staan. Bloemen zijn opvallend, wit, blauw of geel.

Ranunculaceae, ranonkelfamilie.

Nigella arvensis, L. (van het veld) uit Europa heeft vijf fel blauwe en groen geaderde bloemblaadjes in augustus.

De vruchtdozen zijn tot het midden met elkaar vergroeid en cilindervormig.

Naam, etymologie.

Dodonaeus (a) ‘De tweede soort als ook de derde is een bastaardsoort van Melanthium en is alleen naar de gelijkenis die ze met het tam narduszaad heeft wild narduszaad genoemd, in Latijn Melanthium silvestre, de Hoogduitsers noemen dat Sant Catharinen blumen en op het Latijn Divae Catharinae flos.’ Duitse Katharinenblume, Schabab bij Tabernaemontanus of vaarwel herfst. Omdat zijn bloeiwijze zich uitspreidt als de spaken van een wiel werd het St. Katharina bloem genoemd, Katherineճ of St. Katherineճ flower, St. Katharineblume bij Bock, naar St. Katharina die de marteldood stierf op een wiel.

Dodonaeus (b) ‘’Sommige zijn van mening dat dit voor het Cuminum silvestre alterum, dat is die soort van wilde komijn te houden is met wiens beschrijving we voren verhaald hebben dat die met de riddersporen voldoende overeenkomt. En voorwaar dit gewas mag ook met enige reden voor een soort van wilde komijn gehouden worden, dan de korte beschrijving die de ouders van veel kruiden nagelaten hebben is dikwijls oorzaak dat men dat niet vast verzekeren of verklaren mag.’ Zie bij Nigella sativa.

Engelse wild fennel flower, de fijne venkelachtige blaadjes. Oude Duitse namen zijn, Raden, Ratin, Ratt of Ratte in midden-Hoogduits, dat naar Agrostemma.

Gredel in der Staude of Teufel in Busch in Oostenrijk, Spinnenmuggli in Zwitserland.

Uit M. Vogtherr.

Nigella damascena, L. (uit Damascus) Damascus, damast naar de fijne vormen van deze plant.

Fijne blaadjes, als venkel, die verdeeld en lancetvormig zijn.

De behaarde stengel ruikt bij wrijven aardbeiachtig.

De bloembouw is wat bizar. Bloeit in juni/augustus.

Apart is verder de kokervrucht.

Er zijn blauwe, maar ook roze en witte juffertjes.

Het is een eenjarige opgaande plant.

Afkomstig uit Z. Europa en Klein Azië en wordt 30-40cm hoog. Is beschreven in 1570.

‘Dwarf Moody Blue, is 15-20cm groot, blauwe bloemen, ‘Miss Jekyll,’ is 45cm groot, half dubbele, helderblauwe bloemen.

Naam, etymologie.

Dodonaeus (a) ‘De derde is ook een bastaard of immers wilde soort van Melanthium is van sommige narduszaad van Damascus genoemd, in het Latijn Melanthium Damascenum en Nigella Damascena.’

Duits damascenische Nardensamen, wordt met komijn verwisseld en zou uit Damascus komen, vandaar ook turkischer Nigelle.

Dodonaeus (b) ‘In het Frans heet het nigelle, Italiaans nigella of gittaione. Ze heeft geen gelijkenis met het Isopyron als heeft Matthiolus het voor het Isopyron voorgesteld. Lobel noemt het Nigella Damascena en de beste soort zwarte nigelle en ook gheblauwde lobben of blauw jonckfrauwen. In Egypte heet dit kruid suneg, in het oude Frans nicelle of git.’

Herbarius in Dyetsche, ‘’Juffertje in ‘t groen of niel, sommige noemen het balsem.’

Juffertje in ‘t groen, Friese jiffeke ijn ‘t grien, jongvrouw in haren, Engels girl in green, love in a mist, love entangle, love in a puzzel, devil-in-a-bush, Jack in a prison, lady in the bower, Duits Gretchen in busch en Gretli im busch en de Gretel in bush, Jungfer im Grnen, Spinnblume, Frans cheveux de Venus: Venushaar, barbe de capucin: Kapucijnerbaard en quatre epices. Al die namen zijn zo genoemd omdat de bloem aan de buitenkant groen is en omgeven door fijne groene omwindselblaadjes. Een liefelijke naam, de helblauwe bloemen worden door groene vezels omgeven als het hoofd van een maagdelijke bruid met een weelderige haardos. Alleen maagden mochten in oude tijden hun haren los laten hangen. Gretel in Grnen, in Grase, in busch etc. Overal is de naam Gretel gelijkbetekenend met een maagd, de bruid. De grote blauwige bloemen zijn alleen aan de binnenkant blauw en worden juffertje genoemd omdat de stamper in het midden van de bloem troont en zich niet vervaardigt naar de stuifmeeldraden om te kijken. Zo kan het daar dagen blijven staan, de stuifmeeldraden die hun vrachtje wel kwijt willen zijn tegen het eind van de bloeitijd dan ook wel genoodzaakt zich naar de stamper toe te buigen die als een trotse juffer blijft staan en zich niet verroert. Na die beweging keren de stuifmeeldraden vol trots weer in hun fiere en rechte houding terug.

Symbool van verlegenheid, ook verwarring.

Engelse fennel flower, de venkelachtige bladeren, Frans faux cumin, Italiaans cuminella.

Sage.

Waarom de plant Gretel in busch heet.

In een dorp woonde een rijke, maar gierige herenboer. Hij had een mooie dochter, Grete. Tegenover hen woonde een arme boer en die had een zoon, Hans. Hans en Grete konden goed met elkaar opschieten en zouden wel met elkaar willen trouwen, maar daar wilde Gretes vader niets van weten. Hij verbood de omgang met de buren en lette scherp op zijn dochter. Zo staat Hans dan in de tuin en kijkt met liefdevolle blikken over de weg, daar waar Grete staat die op dezelfde manier naar hem kijkt. Zo staan ze dag in dag uit totdat ze door de liefde verteerd worden en ze beiden in bloemen veranderden. Uit Grete kwam Gretel in Bush en uit Hans Hansel am Weg, de vogelknoterich, ons varkensgras.

Uit Fuchs.

Nigella sativa, L. (gekweekt of tam) is de gecultiveerde plant die voor zaadwinning werd gebruikt.

Geeft gele bloemen in juli.

Is afkomstig uit Egypte, Indië, en is in 1548 beschreven.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Het eerste geslacht van deze kruiden wordt van de Nederlanders narduszaad genoemd en tot onderscheidt van zijn andere wilde medesoorten gewone of tam narduszaad.’

Ook wordt het wel narduskruid genoemd, Duits zam Nardensamen, wild Nardenkraut bij Tabern,

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Swartz Kummich, Schwartz Kumich en Schwartz Kimmel.’

Zwarte kummel, zwart komijnzaad genoemd omdat de zaden voor hetzelfde doel gebruikt worden als komijnzaden, Engelse black caraway, black cumin, Duits swar Comel, = Schwarzkmmel (zwarte kummel), wilder schwarzer Kumich bij Fuchs. Echte zwarte komijn komt van Bunium persicum.

Ook wel schwartzer Coriander.

Dodonaeus ‘In Frankrijk heet het nielle, in Italië nigalla of niella, in het Spaans neguilla en in de apotheken Nigella en wij noemen het tamme nigelle of Nigella domestica.’

Nigella, van Latijn nigellus, niger: zwart, de kleur van de zaden. In de middeleeuwen heette het Nigella, een naam waaronder ook Agrostemma githago begrepen werd.

Dodonaeus (d) ‘In Spanje heet het axenuz en alipiuri, in Bohemen szernykmijn, in het Grieks noemt men het Melanthion en in het Latijn ook Melanthium. (melas is zwart) Wij noemen het in het Latijn Melanthium sativum omdat het gezaaid wordt en alleen goed is om gebruikt te wezen. Bij sommige heet het Gith, bij andere Salusandria en met oneigen of bastaard namen Papaver nigrum en in het Grieks Mecon agrios.’

Zwarte kummel die bij de Romeinen de orintaalse naam git of gith voert komt al bij Plautus voor. Later werd het door Columella en Plinius als gewoon genoemd. Omdat het gewas bij de Grieken anders heette kan het niet via Griekenland naar Italië gekomen zijn. Waarvan anders in vroegere tijden uit Carthago' s Afrika? Bij een toevoeging van Dioscorides vinden we, naar laat Griekse uitspraak, gid, wat dezelfde naam is als de Romeinse naam waar ook het oud Hebreeuwse gad op aansluit.

Gith is ook een oud Keltisch woord en het woord cath betekent in modern Keltisch een korenzaad.

In de middeleeuwen heette het Git, Jacea nigra, Melanthium en Nigelia. Zie Agrostemma

Midden-Noord Duits Ghit, Gid, Gyt of Gythe. In Capitulare de villis komt Git voor, Engels gith.

Dodonaeus (e) ‘Dit kruid, zegt dezelfde Lobel, groeit veel meer in de hoven van Engeland en Duitsland dan van Italië daar hetgeen dat de beste reuk heeft Roomse nigelle genoemd wordt hoewel dat het binnen Rome of daar omtrent en zelfs in de hoven weinig groeit. Lobel noemt het tam narduszaad in het Latijn Melanthium sive Nigella Romana odora.’

Roomse koriander, nonnenkruidnagel, Engels Roman coriander, common fennel flower, schwarz of romischer Coriander bij Bock, zam Schwarzkummel, Kreuzkummel, Gartenmichel, Nonnennaglen, in het Hoogduits Schwartz Coriander, Hornkummel bij Cordus.’

(f) Gebruik, Brennwurz, Brotwurz in midden-Hoogduits, Midden-Hoogduits Breenwurz of Brotwurz.

Indisch kal-zira, kelanji, Perzisch siyah-berang of siyah daneh, Egyptisch habes-souda, Arabisch kamune-asvad of habbah albarakah; literair zaden van gezegende Arabieren, Hebreeuws kezah, Sanskriet krishna-jeralka, karavi.

Bijbel.

Ze zijn te klein om op de gewone manier gedorst te worden, men slaat ze dus uit met een staf, Jesaja 28: 25 en 27 ‘immers als hij de oppervlakte gelijk gemaakt heeft, dan strooit hij dille en werpt komijn uit. Dille toch wordt niet met een dorsslede gedorst en over komijn rolt men geen wagenrad, maar dille wordt met een stok uitgeklopt en komijn 27, met een roede.’

De naam die daar gebruikt wordt is ketzah, ketsach of ketyaeh. De Arabische naam is kazha of kezha, de tegenwoordige Hebreeuwse naam is ketsah. In sommige vertalingen komt daar wel venkel voor of dille. Volgens Zohary en Hopf zijn er oude bewijzen van zijn cultivatie gevonden in opgravingen te Egypte, inclusief in Toetanchamon ‘s tombe.

Nigella hispanica uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Gebruik.

Het kruid werd wel geteeld om de olierijke zaden. De zaden werden in brood en koeken bijgemengd. In Egypte en de Oriënt werd het als kruid gebruikt vanwege zijn prikkelende zaden. Die zijn scherp van smaak en werden als een soort peper gebruikt.

Egyptische dames eten het om moedig te worden wat een schoonheidsideaal is in dat land.

In India is het een favoriet middel om te geven na de geboorte. Volgens Hippocrates leveren de zaden een baarmoederdrank die nog lang in gebruik is geweest, Semen Nigellae.

De rook van de zaden verdrijft het heksenwerk. De zaden werd in de volksgeneeskunde bij dieren als plas drijvend middel gebruikt. De homeopathie maakt er een essence van tegen lever en darmontsteking.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309) ‘Tegen besloten winden, opgestopte maandstonden, benauwdheid en om het gestolde bloed in het lichaam te laten scheiden: Neem van het fijn gestampte zaad een vierendeel lood en geef het met wijn of enig ander goed nat in. C. Durantus, Matthiolus.

Narduszaad is ook goed om de sproeten, plekken, smetten en melaatsheid en alle oude koude gezwellen en hardigheden te genezen als het met azijn daarop gelegd wordt.

Op het voorhoofd gelegd of gebonden verzoet de hoofdpijn.

Het is ook goed om de knobbels, eelt, eksterogen en diergelijke uitwassen te genezen als men nadat men die eerst met een vlijm wat los gemaakt heeft en de huid rondom wat opgelicht dit voorschreven zaad met oude of stalpis vermengt daarop doet.

Om met korte woorden veel te omvatten, zegt Galenus, in alle gebreken waarin enige verdeling, dun making, snijding, afvagen, verdrogen of verwarming nodig is daar is narduszaad of Melanthium een bijzondere en bijna onvolprezen baat.

Men slaat of krijgt uit dit narduszaad door stijf drukken of persen een olie die van de ongeleerde apothekers voor de olie van spijk of nardus Oleum Nardinum genoemd en gebruikt wordt, doch met een grote en onlijdelijke dwaling. Nigella of narduszaad wordt in vele landen zeer geacht om haar zaad dat in veel gebreken nuttig is en om de olie die daaruit geduwd wordt. Men vindt het ook zeer krachtig voor diegene die van binnen gekwetst zijn, hetzij door verrekken, vallen en overladen, hetzij anders als men daarvan een lepeltje vol met wijn of anders inneemt. Deze olie met de pers uitgeduwd is zwart, maar helder van kleur waarvan wat ingenomen de gezwellen en hardigheden van de milt verdrijft en insgelijks ook van buiten daarmee gestreken en wordt veel gebruikt van de vrouwen die in arbeid gaan om gemakkelijker te baren.

Sommige, als Dioscorides betuigt, schrijven dat narduszaad met menigte gedronken de mens tot de dood brengt.

Als je balsemzaad veel per keer in neemt, doodt het, volgens Pandecta, maar als je veel per keer in wijn en olie kookt en op je nieren en de blaas onder de navel legt, is het goed tegen de voor genoemde letsels.

Wijn die klaar gemaakt is en gedronken waar balsemzaad en bijvoet in gekookt is, laat de stonden komen, laat plassen en verdroogt de melk, want de vette en taaie vochtvermenging verdroogt het zeer.’

Planten.

Vermeerderen door zaad.

Groeit op droge heuvels en kalkgronden en als onkruid op korenvelden.

Ondanks de zuidelijke afkomst is de plant toch bestand tegen lichte vorst.

Ze laten zich wat moeilijk verplanten. De planten kunnen echter al in de herfst gezaaid worden evenals in het voorjaar, zodat ze het hele jaar kunnen bloeien.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl