Collomia
Over Collomia
Slijmzaad, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariƫteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik
Uit Curtis botanical magazine.
Een geslacht van een-, twee- en meerjarige.
Vaak worden de soorten onder Gilia ondergebracht. Mogelijk zijn er 18 soorten die groeien in N. Amerika en Chili.
Polemoniaceae, vlambloemfamilie.
=Collomia biflora (Ruiz & Pav.) Brand. (twee bloemen) (Collomia coccinea, Gray) (scharlakenrood)
Een mooie eenjarige.
Uit Z. Amerika.
Ze zijn ook te gebruiken als bijenplanten.
Uit Californiƫ.
Uit the botanical magazine.
Collomia grandiflora, Dougl. ex Lindl. (grootbloemig) (Gilia grandiflora, Gray) De bloem is eerst zachtgeel en wordt later meer abrikooskleurig.
Mooi eenjarig plantje van 50-80cm hoog.
Het is een sierplant uit W. N. Amerika, Colombia en is beschreven in 1826.
Grossblumige Leimsaat.
Naam, etymologie.
Collomia stamt van het Griekse kolla: lijm, het is een verwijzing naar de zaden die omgeven zijn door een slijmachtige stof en zo genoemd door Thomas Nuttall in 1818.
Duits Schleimsame en Kleb-Enzian.
Rode collomia, Frans collomia ecarlate en Engels scarlet collomia.
Gebruik.
De zaden vormen een prachtig studieobject onder de microscoop. Als ze bevochtigd worden komt er een slijmig wolkje om de zaden heen te hangen dat zich uiteindelijk verdeelt in een aantal spiraalachtige draden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl