Nothofagus

Over Nothofagus

Schijnbeuk, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

De valse beuk komt met ongeveer 35 soorten voor in Z. Amerika, Australië en N. Zeeland.

Hun bladeren zijn gewoonlijk klein en vaak altijdgroen.

Ook de twijgen staan dichter opeen.

Fagaceae, beukachtige, nu Nothofagaceae. Nauw verwant aan de beuk, Fagus, maar verschillen door de bloemen.

Het hout van Nothofagus dombeyi Oerst (Franse botanist Joseph Dombey, 1742-1794) en Nothofagus cunninghamii Oerst (J. Cunninghame, een arts in dienst van Oost India Company die ander andere in China botaniseerde) in Australië heeft veel waarde.

In Z. Engeland worden de vorige vormen wel geplant, maar de enigste winterharde in ons land is:

Uit Curtis botanical magazine.

Sectie Nothofagus.

=Nothofagus antarctica, Oerst. (uit het zuidpoolgebied) Verschilt duidelijk van de beuk door de kleine eironde en onregelmatige gezaagde blaadjes. Die fijne blaadjes geven een mooie en gele herfstkleur, bij kneuzen geuren ze naar kaneel.

De dunne stammetjes bezitten een opvallend kenmerk. Op een zwarte ondergrond staan er opvallende witte lenticellen. Merkwaardig is ook de vertakking, visgraatachtig.

De schijnbeuk is een boom, 6-9m of meer, 25m, of struik die hier als solitair gebruikt wordt. Dat komt ook door de vaak vreemde vormen die de takken aannemen, zelden is die recht.

Een mooie solitairplant die niet van kalkgronden houdt en graag wat beschutting tegen de wind heeft. Is wat vorst- en windgevoelig.

Het is een kleine boom of een grillige struik die gewoonlijk meerstammig is en een uitgespreide boom/struik vormt.

Het land van oorsprong ligt aan de andere kant van de aardbol, Chili, Magellaan. Hoewel Magellaan me als een ongure plaats voorkomt kan het daar een hoogte halen van 35m en levert zeer waardevol hout. In 1840 is de plant beschreven.

Naam, etymologie.

Nothofagus, waar Nothofagus afgeleid is van nothos: vals, en fagus: een beuk, geen echte beuk. Behoort wel tot de zelfde familie.

Schijnbeuk of Antarctische beuk, Engels Antartctic beech, southern beeches, Frans hetre austral de l’Antarctique, Duitse Scheinbuche, Pfennigbuche, naar bladvorm, Spaans nire.

Uit; https://en.wikipedia.org/wiki/Nothofagus_betuloides#/media/File:Flora_Antarctica_Plate_CXXIV.jpg

Nothofagus betuloides Oerst. (berk-achtig) dicht groeiende groen blijvende boom tot 25m die zuilvormig groeit.

Ovaal tot rondachtig blad als dat van een berk, fijn gezaagd.

Magellaan ‘ s beech groeit van zuid Chili tot Argentinië. Is verzameld door Joseph Banks in Tierra del Fuego tijdens kapitein Cook ‘s eerste reis waar het wel -20 kan worden. Is hard in Schotland. Magellan ‘s beech, guindo.

Uit; http://anasaziracing.blogspot.nl/2015/06/nothofagus-of-navarino.html

Nothofagus pumilio Krasser. (dwerg) in Patagonia groeit het op tot 30m met een stamdiameter van 1.5. in hogere gebieden groeit het als een struik.

Donker groene bladeren, elliptisch getand en 2-4cm lang met onregelmatige lobben. Wordt geel en roodachtig in de herfst.

Uit de zuidelijke Andes, Chili.

Lenga beech.

Hout is geschikt voor kabinetten, meubels.

Gebruik.

Op Nothofagus antarctica en Nothofagus betuloides komt in Patagonia en Vuurland een paddenstoel voor, Cyttaria. Het mycelium dringt in het cambium van de boom door en geeft knolachtige houtwoekeringen, nudos, die de vaak dicht naast elkaar staande paddenstoelen als ondergrond dienen. Ze groeien ook na het afvallen van de paddenstoelen door en kunnen een gewicht van 50kg of meer bereiken. Hun knollige en meestal gesteelde lichamen bedekken deze bomen vaak in grote getale en bereiken een doorsnede van 5cm.

Die zijn eerst hard en in rijpe toestand elastisch met galachtige inhoud. Ze smaken vrij neutraal en worden in rauwe toestand gegeten. Ze leveren een hoofdvoedsel van de Ona- en Yagan indianen. Overrijp vallen ze af. Van de bast bevrijdt vertonen de woekeringen een wonderbaarlijke structuur en lijken op door kunstenaarshanden geschapen abstracten.

Vermeerderen.

Afleggen gaat gemakkelijk, duurt wel twee jaar voor de jonge plant afgesneden kan worden. De plant is via ook winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, haal dit door 2% ibz groeistofpoeder en zet ze in koeling bij 1 graad, steek ze dan onder plastic, koude kas, zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen.

Ook kan je ze dan in een diepe pot steken. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen en planten.

Zomerstek in juni/augustus met 1% ibz.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl