Scilla
Over Scilla
Sterhyacint, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt
Zie Hyacinthoides.
Meerjarige bolgewasjes die opmerkelijk zijn vanwege de gemakkelijke teelt, snelle groei en mooie blauwe, roze of witte bloemen.
Ze bloeien al vroeg in het seizoen en sommigen in de herfst.
De bol is groot of klein.
Bladeren zijn lijnvormig tot ovaal en grondstandig, in Scilla autumnalis verschijnen ze na de bloemen, meestal staan ze in een rozet.
Bloemen staan in trosjes en zijn klokjesachtig.
Een 90 wijd verspreide soorten komen voor in Europa, Azië en Afrika in de gematigde streken.
Verschilt van Ornithogalum door de kleur. Chionodoxa valt tegenwoordig ook onder dit geslacht.
Liliaceae, Squil klasse, nu Asparagaceae.
13. Uit Redoute.
Scilla amoena, L. (bekoorlijk) De star hyacinth heeft 4-7 lijnvormige bladeren van 1.5cm breed met gootvormige top.
Verscheidene kantige bloemstengels zijn meestal roodachtig gekleurd met 3-6bloemige trosjes.
Korte bloemsteeltjes staan rechtop, kleine schutblaadjes zijn driehoekig en stomp, stervormige bloemen met bloemdekslippen die van het midden uit horizontaal uitgespreid staan, lancetvormig en spits, 1cm lang en 2-3mm breed donker blauwe met donkerder middenstreep in april/mei.
Zaden zonder aanhangsel.
Uit midden Europa wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1905.
Naam.
Ster hyacint, star flowered squill, star hyacinth of squill, Garten-Blaustern.
Uit Redoute.
=Scilla autumnalis, L. (herfst bloeiend) 2-6 bladeren zijn lijnvormig en bijna rolrond, 1-2mm breed en komen na de bloei.
Trossen met 6-10 bloemen met schuin opstaande bloemsteeltjes, geen schutblaadjes, uitgespreide bloemdekslippen zijn 4-5mm lang en lila/rood met donkerder middennerf en meeldraden die half zo lang zijn als de bloemdekslippen in augustus/oktober.
Uit Z. Europa, Balkan, Z. Rusland en Klein Azië, wordt 10-20cm.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ´De vierde soort is met goede reden Hyacinthus autumnalis en Hyacinthus serotinus genoemd, dat is hyacinten van de herfst of late hyacinten omdat die zeer laat, dat is in de herfst bloeien en ze is met geen andere naam bekend. A. De kleinste van deze soort wordt Hyacinthus autumnalis minor genoemd, dat is kleinste hyacint van de herfst. B. De grootste soort mag men grote hyacint van de herfst noemen, in het Latijn Hyacinthus autumnalis major’.
Autumn flowering squill, winter hyacint.
9. Uit Fuchs.
Scilla bifolia, L. (tweebladig) De 2 bladeren zijn lijn/lancetvormig en gootvormig, tot 13mm breed
De ene bloemstengel is kort en rolrond met 3-8bloemige tros.
Bloemsteeltjes schuin opgaand en ongelijk van lengte, kleine, driehoekige schutblaadjes ontbreken vaak, opgerichte bloemen zijn wat klokvormig en donker blauwe met uitgespreide bloemdekslippen van 8-10mm lang, geurend in maart/april of eerder.
Zaden met witachtig aanhangsel.
Groeit in Centraal en Z. Europa en Klein Azië.
In Nederland arriveerde het gewasje al in 1594.
Er is een vorm met witte bloemen en zacht roze bloemen.
‘Albiflora’ met witte bloemen.
‘Rosea’ met roze bloemen.
Var. taurica Regel (Scilla taurica) (het volk Tauri bij de Zwarte Zee) verschilt door de forsere groeiwijze en tot 30cm hoge bloemstengels, 3-5 bladeren en grotere trossen van langer gesteelde en meer violet/blauwe bloemen.
Prima geschikt voor verwildering.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De vijfde soort is tegenwoordig hier te lande naar de gedaante van de bloemen sterrekens, sterhyacinthen of stervormige hyacint genoemd en in het Latijn Hyacinthus stellatus´.
Vroege sterhyacint, Duitse Sternhyazinthe.
(b) ‘Fuchsius heeft het ook voor een soort van echte hyacint gesteld en in het Hoogduits Blaw Mertzenblumen en Blaw Hornungsblumen genoemd. Daarom zijn ze bij sommige met de naam Hyacinthus Fuchsij bekend. Wij hebben het eertijds voor het Satyrium aangezien, maar die mening behaagt me nu niet. Lobel geeft deze kruiden de naam van Dietse hyacint met leliebloemen of maartbloemen, in het Latijn Hyacinthus Germanicus Liliflorus of Flos Martius (maart) stellatus of Narcissus caeruleus van Bock die in het Engels our ladie flour heet, men noemt het in Oostenrijk Blaeuw Baldrian als of men zei blauwe lelietjes van de dale, dat is blauw meibloempje, sommige noemen het Hyacinthus praecox´.
Vroege sterhyacint. Het wordt in Duits Blo Hornungsblume genoemd door H. Bock: blauwe februaribloem, in het gebruik noemt hij het bulbi vomitorii: braak gevend. Ook komt de naam Blaustern, voor en Marzenblumlein, Zweiblätriger Blaustern, tweebladige zeeui, (oude naam voor Scilla) Engelse twin leaved of early flowering squill, Alpine squill, Frans scille à deux feuilles.
(c ) ‘Deze hyacint is tweevormig, te weten die met twee bladeren is in het Latijn van sommige daarom ook Hyacinthus bifolium Theophrasti genoemd en is in alles kleiner dan de andere en heeft meestal maar een blauw stervormig bloempje. Enige noemen een soort er van Hyacinthus unifolius’. Is Scilla hyacinthoides of vroeger Puschkinia hyacinthoides.
Scilla bithynica, Boiss. (uit Bithië, Klein Azië.) De 2-5 bladeren zijn lijnvormig en 10-40cm lang, 5-15mm breed met 15-20 nerven.
De meestal 2 bloemstengels hebben 7-15bloemige trossen met schuin opgaande bloemsteeltjes die meestal purper zijn gekleurd.
Schutblaadjes zijn langwerpig/driehoekig met een hartvormige, geoorde voet, bleek purperen bloemen zijn tot 2cm groot met uitgespreide bloemdekslippen die elliptisch en stomp zijn in april/mei.
Uit Bulgarije en Klein Azië wordt 10-30cm hoog.
Bithynian Squill.
Uit en.wikipedia.org
Scilla buekkensis Speta (uit de Bükk bergen in noordoost Hongarije) (Scilla drunensis subsp. buekkensis (Speta) Kereszty)
Bolvormende meerjarige.
Bloeistengel heeft een piramidale tros met een paar blauwe bloemen in maart-mei.
Komt uit Hongarije en centraal Europa.
Scilla hohenackeri, Fisch. & Mey. (H. Fr. Hohenacker, Zwitserse geestelijke en botanicus, 1798-1874) De 4-6 bladeren zijn slap en uitgespreid, liggen meestal op de grond en zijn lijn/lancetvormig, spits en vlak.
De 1-2 bloemstengels met losse en 5-15bloemige trossen met schuin opstaande bloemsteeltjes.
De 2 schutblaadjes zijn lijnvormig en kort, wat klokvormige bloemen zijn lila/blauw met uitgespreide slippen in februari/maart.
Lijkt wat op sibirica en bloeit als eerste.
Uit Turkestan wordt 10-20cm hoog.
11. Uit J. Jacquin.
=Scilla hyacinthoides L. (Puschkinia hyacinthoides, Bak.) is de op de hyacint lijkende puschkinia.) De 2 bladeren zijn wortelstandig en lijnvormig, 6-7mm breed.
Tros met 4-6 trechtervormige en 8-9mm lang witachtige tot licht blauwe bloemen, bloemdekslippen zijn ongeveer even lang als de bloembuis, bloemsteeltjes korter dan de bloemen in maart/april.
Is vrijwel niet in cultuur.
Uit Koerdistan, Klein Azië, wordt 8-15cm hoog, in bloei 50-70cm.
Hyacinth squill.
Uit Redoute.
Scilla lilio-hyacinthus L. (leliehyacint) de enkele bloemstengel wordt tot 40cm hoog en draagt stervormige bloemen, die tros- of aarvormig gerangschikt zijn van april-juni.
Groeit in centrale en zuidelijke Pyreneeën.
Pyreneese sterhyacint of Pyreneeënsterhyacint, Pyrenean squill.
Uit; https://www.botanikfoto.com/en/details/image-photo-meadow-squill-scilla-litardierei-472111.php
Scilla litardierei Breistr. (Chouardia litardierei Speta) (scilla nutans Alsch.) bolgewas van 15-20cm hoog.
Bloeit in mei-juni met een 70 licht blauwe stervormige bloemen in een dichte tros, later dan Muscari waar het op lijkt.
Grasachtige bladeren van 3-6cm lang en 3-8mm breed die in een punt uitlopen.
Werd in 1827 uit Dalmatië naar Engeland gebracht.
Uit Joegoslavië.
Amethyst meadow squill, Dalmatian Scilla.
Scilla mischtschenkoana, Grossh. (Russische botanist Pavel Mischtschenko)
‘Zwanenburg’ (Scilla tubergeniana) 2cm breed blad dat gootvormig is.
Elke bol geeft 3 of meer stengels met 3 of meer bloemen.
Bloeit gelijk met winterakoniet en sneeuwklokje. De bloem heeft een delicaat witblauwe kleur met een zeer zachte porselein/blauwe middenrib.
Heeft kleine paarse bolletjes.
Het is een selectie uit 1945 van deze plant die door van Tubergen uit Perzië, Kaukasus, is gehaald.
De bloeiwijze doet aan die van Puschkinia denken, is nauw verwant.
Een zeer charmant gewasje van 20cm. hoog.
Witte sterhyacint, streephyacint, Tubergen squill.
Geslachtshybride.
De sneeuwroem is verwant met de sterhyacint, Scilla, waarmee het hybridiseert. Chionodoxa forbesii x Scilla bifolia wordt zo Chionoscilla allenii Hort. (Amerikaanse botanist Robert Lee Allen, 1959-).Sterhyacint x sneeuwroem vormt zo sneeuwster. Deze staat tussen de twee ouders in en geeft helder blauwe bloemen. Waarschijnlijk is die in de handel niet te verkrijgen maar ontstaat wel spontaan waar zijn ouders gezamenlijk groeien.
7. Uit Redoute.
Scilla peruviana L (uit Peru, een foutje, Linnaeus beschreef het van bollen die van een Spaans schip kwamen dat Peru heette en dacht dat het uit dat land kwam) is een bolvormende meerjarige plant.
De bol is 6-8cm diameter en bedekt met bruine schalen.
5-15 lijnvormige bladeren van 20-60cm lang en 1-4cm breed.
bloemstengel van 15-40cm met een dichte piramide van 40-100blauwe bloemen, 1-2cm diameter.
Uit west M. Zeegebied, Iberië, Italië en Noordwest Afrika.
Portuguese squill.
2. uit www.botanichergarten.ch
Scilla puschkinioides, Rgl. (Puschkinia-achtig) De 2-4 bladeren zijn breed lijnvormig en 6-10cm lang, 5mm breed, stomp, 15-20nervig.
Tros met 2-5 bloemen met rechtop staande bloemsteeltjes.
De 2 schutblaadjes zijn vliezig en getand, klokvormige bloem is lichtblauw met donkerder middennerf, bloemdekslippen zijn 10-15mm lang, meeldraden zijn aan de voet verenigd in maart/april.
Uit Turkestan wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1881.
12. uit J. Kops, www.BioLib.de.
Scilla siberica, Haw. (Siberië) De 2-4 bladeren zijn lijn/gootvormig en 1cm breed.
De 1-5 bloemsteeltjes zijn aan 1 kant vlak, aan de andere gewelfd met een tros van 2-3 bloemen met horizontaal afstaande bloemsteeltjes tot knikkend.
De 3schutblaadjes zijn zeer klein, knikkende bloemen zijn donker hemelsblauw met de bloemdekslippen stervormig uitgespreid en 1.5cm lang en 4mm breed in maart/april Een donkerblauwe middenstreep siert de bloemblaadjes.
Heeft ronde bollen met een donkere en losse huid.
Komt uit Midden Rusland, Servië, Kaukasus, Klein Azië, wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1796
‘Atrocaerulea’ verschilt door de forsere groei en donker blauwe bloemen.
‘Pallida’ heeft licht blauwe bloemen.
’Alba’ heeft witte bloemen.
‘Spring Beauty”.
Symbool van vermaak zonder gehalte.
Naam, etymologie.
Siberische hyacint of sterhyacint omdat de bloembladen vanuit het midden horizontaal uiteen wijken zodat ze een zuivere ster vormen, de bloem heeft dus geen klokvorm als een hyacint, Oosterse sterhyacint, Duitse Sternhyazinthe, Hasenglokchen, Blausternchen, Engels wood squill, spring beauty, Siberian squill, groeit niet in Siberië, maar in Servië en Zuid en Midden-Rusland.
Historie/Vormen.
Zeer waarschijnlijk is het gewas op het eind van de 18de eeuw in ons land ingevoerd. Het plantje komt nu op veel plaatsen van ons land verwildert voor. Voor 1796 werd het niet gekweekt en geld nog steeds als een noviteit.
Groot was de verrassing toen in 1880 in de kwekerij van A. C. van Eeden te Haarlem een wit exemplaar, de ‘Alba’, werd gevonden. De bol werd zeer zorgvuldig voort gekweekt en de voorraad door zaad vermeerderd. Tien jaar later werd de zaak verkocht. De Scilla’ s brachten duizend gulden op. In 1939 liet W. J. Eldering een grootbloemige variant van S. siberica registreren. Deze is onder de naam ‘Spring Beauty’ nog steeds in cultuur. Deze vorm is rijker in kleur dan het type. De bloemen zijn groter, maar de bloemstengeltjes zijn steviger waardoor ze toch altijd rechtop blijven staan.
Potcultuur.
De Siberische hyacint is geschikt voor potcultuur. Als de spruiten in een koele, donkere ruimte een lengte van 5cm hebben kunnen de potten in een koele kamer in het licht gezet worden. In ieder geval niet voor half februari.
16. Uit Redoute.
=Scilla verna, Huds. (voorjaar) De 4-6 bladeren zijn slap en lijn/gootvormig, 2.5-5mm breed en meestal iets langer dan de bloemstengel.
Tros met 6-12 bloemen met lange en schuin opstaande bloemstengeltjes.
Het ene schutblaadjes is lijnvormig en vliezig, klokvormige bloemen met uitgespreide slippen zijn helder blauw, lancetvormige bloemdekslippen zijn 6mm lang en 3mm breed in maart/april.
Uit Engeland, Frankrijk en Spanje wordt 10-20cm hoog.
Engelse see onion, spring flowering squill.
Deze vormen heetten vroeger Chionodoxa en zijn nu onder Scilla geplaatst, naar GRIN weer onder Chionodoxa.
Er zijn een 8 bolachtige soorten, 5 in Turkije, 2 in Kreta en 1 in Cyprus.
De meeste bezitten blauwe bloemen met een wit oogje. Ze bloeien in maart met een en soms met vier bloemen op een steeltje van 10-15cm hoog. Gelijk met de bloemen verschijnen de bladeren.
Sinds de introductie van Chionodoxa luciliae in 1877, door Maw uit Turkije, werden verschillende soorten ingevoerd.
Scilla forbesii (Baker) Speta. (Engelse botanist prof Edward. Forbes, 1815-1854) (Chionodoxa forbesii, Baker.) (Chionodoxa tmolusii, Whittall) Lijnvormige bladeren van 15-320cm lang en 5mm breed.
Deze sneeuwroem heeft de kleinste bolletjes die de grootte hebben van een erwt.
Toch verschijnen op de ongeveer 15cm hoge stengels nog 4-12 bloemen. De bloei is wat later met wat kleinere bloemen dan Chionodoxa luciliae. Het bloemdek is aan de punten diepblauw en de rest is wit gekleurd door de grote witte markering. Over de hele lengte van het bloemdekblad loopt een donkere middenstreep. Meeldraden zijn allen ongeveer even lang, maart/april.
Is afkomstig van de berg Tmolus in Klein-Azië en door Whittall naar Engeland gestuurd. Forbes glory-of-the-snow.
Uit Addisonia.
Scilla luciliae, (Boiss.) Speta is door E. Boissier in 1842 gevonden op 2100 meter hoogte. Hij noemde het gewas luciliae naar zijn echtgenoot Lucile.
De sneeuwroem heeft dikke en peervormige bolletjes tot 1,5cm doorsnede, waaruit de 2-3 gootvormige bladeren komen van 10cm lang en 4mm breed.
Op de 15cm lange bloemstengels verschijnen de 15 lavendelblauwe bloempjes met wit hartje, 1.5cm lang, de slippen zijn 2-3maal zo lang als de buis, meeldraden ongelijk van lengte in maart/april.
Het gewas varieert veel in kleur. Het type heeft bloembladen die meer of minder diep blauw getint zijn en wit verkleuren naar de basis toe. De bloemdekblaadjes wijken stervormig uiteen zodat het witte hart sprekend naar voren komt. Lucile’s glory-of-the-snow.
Vormen.
Luciliae heeft van alle soorten de meeste bloemen per stengel. Ook is er een zuiver witte cv. ‘Alba’. De cattleya-violetkleurige ‘Pink Giant’ is een wat steviger plant met lange aren. Deze laatste produceert een weelde van pure roze bloemen. ‘Zwanenburg’ is een helder blauwe sneeuwroem.
‘Grandiflora’ heeft grotere en iets blauwer gekleurde bloemen.
‘Tmolusi’ is genoemd naar de berg Tmolus in Klein Azië en heeft iets grotere bloemen met groter wit hartje.
Alleen van ‘Pink Giant’ is geen zaad te winnen, de rest wordt vermeerderd via zaad.
Naam.
In het Grieks betekent sneeuw: chion, en roem: doxa, zo is Chionodoxa de roem van de sneeuw. De sneeuwroem begint in Klein-Azië te bloeien als daar de sneeuw smelt.
De Engelse glory of the snow, onze sneeuwroem, Duitse Schneestolz, Gewöhnliche Sternhyazinthe, Franse chionodoxon de lucile.
Uit Curtis botanical magazine.
Scilla sardensis, Speta (Chionodoxa sardensis, Barr. & Sugden. (Uit Sardes, hoofdstad van Lydië) =, wordt 10-15cm hoog
Stengel is 1-2bloemig.
Lijnvormige bladeren van 15cm lang, 0,5cm. breed zijn gootvormig.
Heeft kleinere bloemen met een diepere en rijk blauwe tint, gentiaanblauw, zonder een witte markering op de bloembladen, slippen zijn twee maal zo lang als de buis en meeldraden en zijn allen even lang. Eerst staan de bloemetjes rechtop en later knikkend in maart/april. Lesser glory-of-the-snow.
Is goed te gebruiken voor verwildering.
Hiervan zijn twee variëteiten, een met witte en de ander met zwarte meeldraden.
Kleine sneeuwroem.
Uit www.biolib.de,
Scilla siehei (Stapf) Speta (W. Siehe, kweker te Mersina, Klein Azië (Chionodoxa gigantea, Hort. (reusachtig) 2-3 lijnvormige bladeren.
Heeft zeer grote bloemen, althans voor een sneeuwroem. 3-4 licht violetblauwe bloemen van 20-25mm met een klein wit oog, staan in een tros in maart-april.
Hoogte is tot 20cm. Uit Klein Azië.
Grote sneeuwroem.
Planten.
Alle genoemde Scilla ‘s zijn te gebruiken voor tuinbeplanting. Ze zijn geheel winterhard.
Deze planten zijn niet geschikt voor potcultuur.
Vermeerdering kan dan ook soms geschieden door zaad. De vele tuinvormen komen niet zuiver uit zaad terug.
Bij de meeste echter door bijbollen, waartoe de bollen vrijwel gelijk als die van de hyacint worden behandeld.
Eenmaal geplant kunnen ze jaren blijven staan. Ze verwilderen gemakkelijk op een licht beschaduwde plaats. De planttijd is van half september tot eind oktober. De plantdiepte is 8cm, de onderlinge afstand is 10cm. Bij het rooien kan het gebeuren, op droge gronden, dat de bollen dieper zitten dan ze geplant waren. Ze bezitten een waterachtige trekwortel waardoor ze naar beneden getrokken kunnen worden.
De bloeitijd is maart/april. Ze zijn geschikt voor rotstuinen en voor verwildering onder heesters, door het vallende zaad breiden ze zich sterk uit. De bolletjes worden in september/oktober 5 cm uit elkaar en 5-6cm diep geplant. Doordat ze volledig winterhard zijn kunnen ze verscheidene jaren blijven staan en zich snel vermenigvuldigen. Als het te vol wordt kan men ze rooien en de overgebleven bollen gebruiken voor potcultuur.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl