Carthamus
Over Carthamus
Saffloer, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit Fuchs.
Eenjarige of meerjarige van 50-150 cm hoog met doornige bladen en zo ook de omwindselbladen die min of meer gedoornd zijn.
Een geslacht van een 14-17 soorten van de Canarische eilanden tot centraal Azië.
Vermeerderen door zaad.
Asteracea, Cynara klasse.
Carthamus tinctorius, L. (verfstof leverend) Zittende, eivormige bladeren zijn aan de randen doornig getand.
Een prikkelig en stijf bladig struikje met sterke tapwortel.
Het is een eenjarige van 60-100cm hoogte die doornige hoofdjes produceert van rode bloemen in juli tot september.
De valse saffloer wordt al lang gecultiveerd in China, India, Levant, Egypte en Z. Europa. Is in 1596 beschreven.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Theophrastus en Plinius houden dat voor de tamme of hof Cnecus, in het Grieks Cnicon en Cnecos, in het Latijn insgelijks ook Cnecus en Cnicus om dat zo van de Attractylis te onderscheiden die ze wilde Cnecus noemen net zoals dat ook tegenwoordig van de Nederduitse wilde Carthamus genoemd wordt. Men plag dit kruid in de apotheken Chartamus te noemen In het Latijn Cnici semen of Cartamus, Carthamus of Chartamus. De Italianen noemen het cnico en cartamo.’
Carthamus, dit woord komt van het Arabische quarton: verven, of het Hebreeuwse equivalent kartami, het is een verwijzing naar het gebruik van de bloemhoofdjes. Blijkbaar was de echte Cnecus of Cnicus en vandaar niet de echte, ook was het een valse soort van saffraan, dus twee oneigelijke namen.
Dodonaeus (b) ‘Sommige noemen het Crocus hortensis en Crocus Saracenius, in het Hoogduits Wilder Saffran, in het Engels bastart saffron, in het Boheems Sfassran plany en in onze taal zal men dat ook Carthamus of bastaard saffraan mogen noemen. Men noemt dit kruid soms wilde hof saffraan, in het Latijn Cnicus sativus Theophrasti, in het Hoogduits Wilden garden Saffran, in het Hoogduits Wildt Saffran saamen. De Fransen noemen het safran sauvage, de Italianen zaffarano saracineseo, zaffarano salvatica, croco hortense, zaffarano matto salvatico en geven dat noch ettelijke andere namen, de Spanjaarden alazor en semente.’
Het werd veel gebruikt als vervalsing van de saffraan, (Crocus) vandaar valse saffloer/saffraan, wilder Saffran bij Bock en nu in Frbersaflor en Falscher Safran, Saflor, Engelse safflower en Franse safranon. Dit stamt van oud-Frans saffleur en dit van Italiaans saffiore of asfiori en dit van Arabisch safra: vrouwelijk, of asfar: geel. Allen hebben als tweede element flower of fiore: bloem. Zie verder saffraan, Crocus,
Engels heeft verder bastard of false saffron, kossumba of saflower oil plant, safron thistle.
Bauernsafran, Frberdistel, Feldsafran, Flor(safran) en wilder Safran.
Dodonaeus ‘De Spanjaarden noemen het ook de papagaies, in het Frans graine des perroquets. De papegaaien eten dit zaad zeer graag, nochtans maakt dat bij hun de buik niet week zoals het bij de mensen doet. ‘Herbarius in Dyetsche; dat wordt door sommige papegaaienzaad genoemd’)
Dodonaeus (d) ‘De bloemen die in de apotheken droog verkocht worden heten hier te lande floers als of men Flores zei, dat is bloemen van Cartamus. Cnicelaeon is de oude Griekse naam van de olie uit deze wilde saffraan.’
Uit O. Thome.
Gebruik.
De valse saffloer geeft een zeer waardevolle verf die varieert tussen rood en geel. Dit wordt verkregen van de rode bloemen, vlak voor het opengaan. Deze kleur wordt gebruikt voor zijde en wol, het is het hoofdingrediënt van de rouge die door de artiesten gebruikt wordt. De plant stamt uit Klein Azië en werd in Egypte al 3500 v. Chr. Voor het verven van mummiekleren en andere klederen gebruikt. Het is al lange tijd in N. Afrika, Perzië, China en in Japan in cultuur. In de Middeleeuwen (1551) kwam het uit Egypte naar Europa. Rond 17de eeuw werd het geteeld in warmere gebieden van Elzas, Thüringen etc.. Midden 18de eeuw ging de teelt door invoer uit het Oosten en Egypte terug en werd in 1900 door synthetische Anilin verven vervangen.
Het kleuren met de beroemde saffloer is als een komedie, volgens de klassieke regels in vijf bedrijven. De plant wordt eerst met water uitgetrokken, waarna het aflopende gele water het doek op een omslachtige manier geel verft. Vervolgens wordt de kleurstof vermengd met een mengsel van andere plantendelen. Na dooreen te zijn gekneed wordt dit mixtum compositum roodgekleurd met citroensap. Daarmee wordt het eerst geel geverfde doek in alle nuances van rood tot hoog purper toe gekleurd. Blauw gekleurd goed verf je hiermee bruin of licht violet en oranje kleuren verkrijg je door wat geelwortel bij te voegen. Toch zijn die kleuren niet sterk, komen ze in aanraking met zweet, dan verschieten ze van kleur.
Door de komst van teerverven heeft het zijn waarde als verfplant verloren.
De zaden leveren een olie voor lampolie in India. Ook wordt het in de keuken gebruikt. Bevat veel vitamine E. In Indonesië heet het kasoemba.
Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) ‘Plinius verhaalt in het 15de kapittel van zijn 25ste boek dat het in Italië in tijd van keizer Vespasianus noch onbekend was en alleen in Egypte geacht en gebruikt werd, doch niet in de spijs, maar in plaats van olie door de grote vettigheid die in het zaad is.
Het zaad van Carthamus of bastaard saffraan gestoten en het sap ervan uitgeperst of uitgeduwd en zo met honingwater of hoendersap te drinken gegeven maakt de buik week en purgeert gemakkelijk. Het is zeer slecht voor de maag, is voor die niet aangenaam, en doet weinig om de toiletgang te bespoedigen, daarom moet je er wat gember bijmengen om het in de toiletgang wat te versterken. Tegen het letsel dat het de maag doet, meng je daar galigaan of foelie bij.
Sap daar het sap van Carthamus in gekookt is jaagt niet alleen de taaie fluimen af, maar ook de waterachtige dunne vochtigheden en daardoor is het goed tegen koliek, dat is weedom van de verstopping en ontsteking van de darmen en ook tegen de kortheid van adem, hoest en verstopping of verlading van de borst en is zeer bijzonder tegen dat water laden als gezegd is.
De Turken telen Carthamus ook veel en niet alleen om de reuk van de bloemen die hun zeer behaagt, maar ook om bij hun tuiltjes te doen omdat hun de zaadbol er van zo goed bevalt die voorwaar zo wonderlijk is om te zien dat hij met kunst gemaakt en niet zo als men hem ziet gegroeid schijnt te wezen.
De gestampte bloemen die met azijn zijn gemengd zijn is goed om op schorpioenensteken te leggen. Sommige denken dat als iemand in zijn hand de wortel van de saffloer heeft en dan door een schorpioen wordt gestoken dat hij die pijn dan niet zal voelen, maar werpt hij het weg, dan zal hij het voelen. Item, sla een ouwe haan met deze twijgen en terstond wordt die gedood en vallen zijn veren af, dan steek je in zijn buik saffloer, boomvaren, steentijm, anijs en kaneel en kook het tezamen in water, drink het, wat samen is dit zeer goed tegen de voergenoemde ziektes. Pandecta en Platearius.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl