Antiaris
Over Antiaris
Oepas, Upas boom, vorm, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit C. Blume.
5 of 6 bomen of struiken die in O. Indië en Maleisië voor komen.
Moraceae, moerbeifamilie.
Antiaris bennetti, Seem. (Engelse botanist John Joseph Bennett, 1801-1867) is afkomstig uit de Fiji eilanden waar het gewas geplant werd bij de tempels. De gom is geschikt om pijlen te vergiftigen.
=Antiaris toxicaria, Lesch. (vergiftig) Afwisselend geplaatst staan de ovale bladeren aan korte stengels, 7-19cm lang en 3-6cm breed.
Steriele bloemen staan in dichte hoofdjes en de vruchtbare staan alleen.
De vrucht is een eenzadige bes van 2cm in diameter.
Het hout is wit, licht sponzig of vezelig.
De schors is witachtig en tot 15mm dik. De binnenbast bestaat uit een dicht vezelig weefsel.
Heeft overal in de boom een wit latex dat gif bevat.
Het is een boom van een 12-40m hoog en een meter dik. Is beschreven in 1844.
Inlands in Z.O. Azië, van India tot Sri Lanka en Z. China, Filippijnen en Fiji.
Naam, etymologie.
Antiaris is Grieks wat is afgeleid van het woord antja, de Javaanse naam voor pijl, de pijlen werden ermee vergiftigd. Dit is de beroemde upasboom van de Javanen die het dodelijk vergif levert dat bekend is als antjar gif, of met andere ingredinten het ipoh gif, een pijlgif, upas is hun naam voor vergif.
Het is de pohon upas (boom des vergif, upas: gif) van de Maleiers en de ypo of ipoh van Celebes waarvan men in de 16de eeuw allerhande verschrikkelijke verhalen vertelde. Duitse Borneo- Javagiftbaum of Ipobaum, Ipasbaum, Engelse Malay arrow-poison, upas tree of Java, Frans el upus.
Folklore.
De upas boom heeft veel schrikwekkende verhalen gewoven in de historie en wel zo dat zijn bestaan ter discussie kwam. Zo door Foersch die dokter was te Semarang in 1773 en publiceerde in de London Magazine, december 1783 en werd populair door Erasmus Darwin in Loves of the Plants (The Botanic Garden, pt. ii.). Reizigers brachten verhalen terug, die ze gehoord hadden van andere reizigers, en die verhaalden waarschijnlijk in goed vertrouwen van een boom die zo dodelijk was dat zijn uitwaseming mens en dier kilometers in de omtrek doodde. Vogels vlogen over dit kwalijke creatuur heen, stokten en vielen dood neer. Alleen de skeletten van mens en dier werden op deze dooie grond gezien. Een Hollands geneesheer Foersche, die in Java reisde, claimde dat hij dit bebladerde monster had gezien, hij publiceerde dit in 1783. Geen boom, schreef hij, geen blad of gras wordt er in de vallei of omliggende bergen gevonden. Geen beest of vogel, reptiel of levend wezen leeft in de omgeving. Hij voegde eraan toe dat er bij gelegenheid 1300 vluchtelingen kampeerden binnen 20km van de boom die allen, buiten 300, stierven binnen twee maanden. De plaats werd bekend als de vallei des doods.
Het vee zou niet onder deze boom komen omdat ze dan direct zou sterven. Het gif zou zo hevig zijn dat zelfs de geringste hoeveelheid dat in het bloed gebracht werd de mens niet alleen onmiddellijk doodde, maar dat reeds na een half uur al het vlees van de beenderen zou vallen.
Niets zou er onder deze bomen kunnen groeien. Tegen het einde van de 17de eeuw kwam er het bericht dat zelfs het aanraken of het ruiken al dodelijk zou zijn. De uitwaseming van de boom zou zich zelfs op aanzienlijke afstand op alle levende wezens wreken. Vogels die zich op de takken zetten zouden onmiddellijk sterven, en zelfs in de buurt van de boom, of zij moesten kraanogen (Strychnos nux vomica) eten, waardoor zij wel in leven zouden blijven, maar alle veren verloren. Om kort te gaan, de dood had zijn tenten opgeslagen bij deze boom.
Wanneer men in de buurt van zo’n boom in slaap viel was het een zekere dood, vooral als de boom van de westzijde benaderd werd, kwam men echter uit het oosten zou men juist door de slaap van de dodelijke werking verlost zijn. De Russische poet Pushkin schreef erover, waarschijnlijk uit tweede hand, het gif smelt in de middagzon en dringt door de bast in druppels die in de avond tot een dikke gom wordt samengebald. De vogels mijden zijn verschijning, de tijger schuwt het en geen windvlaag ruist door het blad, de passerende wind zakt.
Het verhaal vermeldt dat de heerser van Java het gif gebruikte voor iedereen die hem niet aanstond of tegen hem was. Omdat er problemen waren om de dodelijke stof te winnen werden er misdadigers gehaald. Ze kregen de keus; of executie of naar de boom gaan wat gevolgd werd door een vrij pardon. Verhoudingsgewijs weinigen maakten gebruik van de laatste keus. Die het deden maakten de reis in stijl in hun beste kleren en met de zegening en instructies van de priesters. Ze kregen elk een paar leren handschoenen en een leren kap mee die de schouders en borst bedekte. De kap was uitgerust met glazen oogholtes, naar de verwachting dat de trillende drager wenste uit te kijken. Ze waren ook uitgerust met lange bamboestokken om de druppels op te vangen en een zilveren doos om in te doen.
De boom geeft werkelijk een gom, zoiets als dat gevonden wordt in gom tragacantha, waarin het gif ligt. De stof wordt hard in de lucht en als het de huid raakt ontstaat er een lichte opzwelling, niet meer.
Byron, in de vierde canto van Childe Harold’s Pilgrimage, gebruikt de upas om erfelijkheid van de originele zonden te beschrijven:
Our life is a false nature – ‘is not in
The harmony of things, – this hard decree,
This uneradicable taint of sin,
This boundless upas, this all-blasting tree,
Whose root is earth, whose leaves and branches be
The skies which rain their plagues on men like dew –
Disease, death, bondage – all the woes we see –
And worse, the woes we see not – which throb thought
The immedicable soul, with heart-aches ever new. ‘(CHP IV, 1126-1134)
In Charlotte Bront’s Jane Eyre, Mr. Rochester zegt in een poging om Bertha Mason’s aanwezigheid te verbergen voor Jane:
‘Concealing the mad-womanճ neighbourhood from you, however, was something like covering a child with a cloak and laying it down near a upas-tree: that demonճ vicinage is poisoned, and always was.’
In Charles Dickens’s Little Dorrit, verwijst young John Chivery naar Arthur Clennam’s aankomst te Marshalsea:
‘When you first came upon me, sir, in the Lodge, this day, more as if a Upas tree had been made a capture of than a private defendant, such mingled streams of feelings broke loose again within me, that everything was for the first few minutes swept away before them, and I was going round and round in a vortex.’ծ
Deze verhalen zijn nu gedeeltelijk ontzenuwd en werden voornamelijk versterkt door het feit dat de inboorlingen met hun giftige pijlen op de loer lagen wat een groot gevaar vormde voor de ontdekkingsreizigers. De dodelijke pijlen die overal vandaan konden komen en de moordende rimboe met zijn verstikkende lucht zullen hieraan wel bijgedragen hebben.
Gedeeltelijk waren deze verhalen waar omdat de boom groeit in lage valleien die tot zekere diepten gevuld werden met een scherp gas die op elk persoon die naderde bewees dodelijk te zijn. De upasboom kreeg daar de schuld van.
Gebruik.
De werkzame stof is antiarine, een hevig hartvergif. Een derde milligram doodt een konijn in 12 minuten en een mg een hond in 3-9 min.
Het is daar een klederbastboom. Opvallend is dan wel dat de inlanders geen angst voor deze boom hebben en deze en andere soorten gebruiken om er zakken en zelfs kleren van te maken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl