Gladiolus
Over Gladiolus
Gladiool, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit Redoute.
Lyrisch.
De gladiool heeft met zijn zwaard de duisternis gespleten en het licht gebracht met een bloem die als een brandende fakkel is, een gloeiende schoonheid. Bij sommigen gloeit er violet en lila langs de stengel alsof de vlam dooft. Sommigen zijn er met gele vlammen die een rustig licht verspreiden. Een bloem die smeult in het zonnevuur, een bloem als een toverstaf waaraan het licht ontluikt in sprenkelende kleuren. Ook zijn er gladiolen die uit het blanke ivoor zijn gesneden, slank als Venus en vlekkeloos als een heilige, anderen verschijnen met de milde zilvering van de maanstralen zoals die een sluier weeft over al de kleur van de wereld. De vlammen ontstaan uit lange stengels, ze zien eruit als spits geslepen en gekleurde potloodpunten.
Zomer-, en herfstbloeiende bollen, sommigen worden onder glas gekweekt.
Er zijn een 260 soorten waarvan 250 onder de Sahara voorkomen en meestal in de Kaap, 76 in tropisch Afrika.
Het zijn aantrekkelijke meerjarige kruiden en half hard in gematigde klimaten.
Ze groeien uit ronde, symmetrische knollen die in verschillende lagen van bruinachtige vezels liggen.
De stengels zijn meestal niet vertakt en geven 1-9 smalle, zwaardachtige bladeren met lengtegroeven die in een schede ingesloten zijn. De bladeren kunne vlak staan of kruisvormig.
De geurende bloemaar zijn groot en staan naar een kant, buisvormig, bloembladen en meeldraden zijn meestal van 1 kleur.
Iridaceae, irisfamilie. Dit geslacht is verdeeld in verschillende secties, waar mogelijk is wordt dit aangegeven.
Sectie Gladiolus.
=Gladiolus communis L. subsp. byzantinus (gewoon en uit Byzantium) kwam in 1629 uit Turkije.
Het is een purperkleurige bloem met een blos als een haremdame in juli. 40cm.
Whistling Jack, Eastern gladiolus.
Gladiolus communis L. subsp. communis. (gewoon) Losse bloeiaar en roze tot diep purperrode bloemen, de stengel is vaak in drieën vertakt in juli.
De bloei valt vroeg in de zomer.
Uit Z. Europa is beschreven in 1596.
Naam, etymologie.
Onze Europese gladiool, Gladiolus communis, L. (gewoon) houdt van vochtige gronden en komt daardoor niet in tuinen voor.
(Dodonaeus) ‘Men noemt dit kruid gewoonlijk Gladiolus in het Latijn en ook Ensis, in het Grieks Xiphion, welke namen zoveel betekenen als of men zwaard of zwaardje zei als ook betekenen vele van de navolgende, want sommige noemen het ook in het Grieks Phasganon, Machaeronion, Machaerophyllon, Anactorion, Lironice en Arion en in het Latijn Gladiolus Segetalis (omdat het in zaaivelden wordt gevonden) en Lingua Cervina. Plinius heeft het in het 17de kapittel van zijn 21ste boek Cypirus genoemd en zegt aldus: ԯnder het getal van de bollen of lookbollen rekenen sommige ook de wortel van den Cypirus, dat is Gladiolus, deze wortel is zoet van smaak en gekookt wordt het bij het brood gemengd en gekneed en daardoor wordt dat brood veel lieflijker, beter van smaak en zwaarder van gewicht.’ Insgelijks zegt hij in het 18de kapittel van hetzelfde boek: ‘Cypirus is de Gladiolus als we gezegd hebben.’ Dan die woorden die we boven verhaald hebben zoals dat in het 17de kapittel van dat boek van Plinius staat die heeft hij alle van woord tot woord uit de beschrijving die Theophrastus van Phasganon geeft geschreven. Dan dat het Phasganon niets anders is dan onze Xiphion of Gladiolus is blijkbaar genoeg en daarom is het ook geenszins te twijfelen of Plinius heeft de Gladiolus te onrecht de naam Cypirus gegeven en de beschrijving van beide deze kruiden ineen gemengd en verwart zoals hij in andere kruiden meer gedaan heeft.’
De gladiool heeft zittende, zwaardvormige en waaiervormig geplaatste bladeren. Naar de vorm van de bladeren heeft het zijn naam. In het Latijn betekent Gladius een zwaard, een gladiator is een zwaardvechter en zo werd dit geslacht Gladiolus genoemd. De zwaardlelin staan in uniform in gelederen geschaard langs de velden als soldaten. Ze hebben dienst. Symbool van reeds gewapend, karaktersterkte.
Plinius XXI 68: ‘Gladiolus folium habet simili nomini.’
Apuleius med. Herb. 78 ‘Graeci xiphion. Est foliis gladio similibus.’
Isidorus XVII 9.83: ‘Gladiolus, quod sit foliis gladii similibus.’ Zwaardlelie, Duits Schwertel of Gladiole, Engelse sword lily of gladioli en Frans glaieul, van gladius.
Dodonaeus (b) ‘Valerius Cordus heeft de Gladiolus Victorialis femina genoemd en andere noemen die Victorialis rotunda en in het Hoogduits Runde Siegwurtz en dat alleen om die te verschillen van een soort van look met langwerpige wortels die op de zeer hoge toppen van het gebergte dat Alpen genoemd gevonden wordt en van de Hoogduitsers Siegwurtz, Victoriae radix, ende Victorialis longa genoemd is.’
G. communis was in de middeleeuwen als Radix victorialis femina beroemd. Een Duitse naam voor de gladiool is Siegwurz: zegekruid, runde Siegmarswurz, Ahllermansharnischweiblich of Neunkraft en samen met Allium victorialis Er und Sie of He un Se, Frans victoriale: zegekruid. Onder die namen werd het gewas wel gekweekt in de tijd van Karel de Grote, hoewel niet als sierplant maar om als amulet te dienen. Deze amulet werd in oorlogen gedragen en zou de bezitter vrijwaren van dolkstoten en beschermen tegen kogels en andere letsels. Dit geloof van een beschuttende werking kan op de netachtige, taaie huid teruggevoerd worden die deze bollen als een harnas of kettinghemd omgeven. Of dat het via de signatuurleer werkte, naar de vorm der bladeren zou die beschermen tegen steken en houwen van zwaarden.
Eenzelfde kracht had de Allermannsharnisch of Allium victorialis. Het zijn mogelijk alle twee maar vervangers geweest van de beroemde, maar dure alruinwortel. Hoe diep dit geloof was kan men zien in de Duits-Franse oorlog van 1870 waarin Berlijn een moeder voor haar zoon in de botanische tuin deze plant wenste, de festmachende wurzel, die haar zoon al in de Deense en Pruisisch/Oostenrijkse oorlog behoed had. De moeder kwam echter te laat, haar zoon was overleden voor ze hem de knol had kunnen geven. In de Harz was het geloof dat een meisje die op 15 augustus de wortel vond nog in hetzelfde jaar een bruidegom kreeg.
Dodonaeus ‘Voorts zo worden de bloemen van onze Gladiolus monacuccia van de Italianen genoemd als Matthiolus betuigt. Die soort van Gladiolus wiens stelen aan beide zijden met bloemen begroeid zijn heet in het Latijn Gladiolus virimque floriferus, dat is Gladiolus die aan beide zijden bloeit. Men zou dit kruid zeer goed de naam sweirdekens-cruydt naar de Latijnse en Griekse mogen geven net zoals de Hoogduitsers dat ook Schwertel noemen, in Itali heet het ook gladiola, in Frankrijk glais en glayeul. Dan de eerste soort noemt Lobel Gladiolus van Languedoc, in het Latijn Gladiolus Narbonensis en de andere die aan beide zijden van de stelen bloemen draagt noemt hij in het Latijn Gladiolus Italicus binis florum ordinibus.’
(d) De plant heet wel ‘twaalf apostelen, omdat er meestal 12 bloemen zijn. Engelse corn flag, groeiplaats, fox glove sword lily. Duits Braunschwertel (imbricatus) Schweizerhose, rother Schwertel, Garten-Siegwurz, Schlotterhose, Schwyzerhose, Zwiebelschwertel.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Dioscorides schrijft dat de bovenste of opperste wortel van Gladiolus met wijn en wierook op de wonden en gekwetste leden gelegd de pijlen, schichten, nagels, klauwen, beenderen, splinters, doornen en andere stekende dingen uit de wonden halen kan.
In Italië pleegt men de wortels van de Gladiolus de ganse winter door in het zand te bewaren om te gebruiken tegen de kropzweren want ze zijn daar zeer goed voor als ze als kastanjes gegeten worden hetzij gekookt hetzij gebraden, maar het beste is dat men ze met varkensvet stampt en oplegt, het poeder van de wortel wordt daartegen ook zeer nuttig ingegeven en lange tijd gebruikt. En voorwaar deze wortel is zo goed tegen allerlei zwellen en klieren waar die ook mogen wezen dat geen kruid daarbij te vergelijken is als bij verschillende dokters van onze tijden bevonden is geweest.
Dezelfde Dioscorides verzekert dat deze wortel van buiten opgelegd of ingestoken de maandstonden verwekt.
Sommige, zo dezelfde Dioscorides betuigt, willen ons laten geloven dat de bovenste wortel van Gladiolus de lust tot bijslapen verwekt en dat onderste daartegen de mensen onvruchtbaar maakt en daarboven dat de bovenste wortel de kinderen die met breuken of zinkingen van de darmen gekweld zijn geneest en wederom gezond maakt als ze die met water innemen of opdrinken. Plinius voegt daar noch meer bij en zegt dat ze de kinderen laat plassen en op de gebreken van de blaas nuttig gestreken wordt of ander gebruikt.
Theophrastus schrijft dat de wortel van Phasganon of Gladiolus gekookt zoet van smaak is en gestampt en met het meel vermengt het brood zoet en onschadelijk maakt als we boven ook uit Plinius verhaald hebben.
Aetius verhaalt dat de wortel en het hele gewas van Gladiolus gedroogd en tot poeder gebracht met twee korreltjes peper te drinken gegeven zeer goed is om de langdurig pijn in de buik te genezen.
Sommige Hoogduitsers gebruiken deze wortel om het bloed te stelpen en zeggen dat ze geschikt is om allerhande vloed op te laten houden.
Marcelleus Empiricus schrijft dat sommige door ervaring bevonden hebben dat een blad van Gladiolus die in het midden doorsneden of gekloven is en zoals een kransje ineen gedraaid en om de hals gehangen in plaats van een halsband of ketting de gezwollen amandelen en andere diergelijke zwellen binnen de mond en aan de hals genezen kunnen.
Tegen de blaren en lopende gaten die in het lichaam komen zal men nemen zes ons wortel van Gladiolus, zes ons zetmeel (zo Apuleius schrijft hoewel dat elders Cinnamomum of kaneel en elders Amomum geschreven staat in plaats van Amydum) twee kroezen azijn, vossenvet drie ons en tezamen gestampt en met wijn gemengd en dan op een doek strijken en daarop leggen is wonderbaarlijk goed en krachtig.
Tegen de pijn van de blaas en voor diegene die hun water niet kunnen maken zal ge een vierendeel lood zwaar van het droog poeder van de schors van de wortel van Gladiolus nemen en met twee kroezen wijn mengen en met vier kroezen warm water en dat zo te drinken geven.
Dezelfde Apuleius geeft de gestampte bessen of zaadbolletjes van Gladiolus met lauw geitenmelk of beter met ezel melk te drinken om de pijn van de buik of in de darmen te verdrijven.’
Dioscorides bericht dat de wortel veelknopig is, lang en vuurrood, werkzaam bij wonden van het hoofd en bij schedelbreuken. Hoofdpijn, zo geloofde men vroeger, werd veroorzaakt door boze demonen die klein in het hoofd gekropen waren en bij groter worden eruit wilden. Dit gaven ze te kennen door te bonken. Men kan dan schedelopeningen toepassen, maar gemakkelijker en net zo doeltreffend werkte het sap van bijvoet en zwaardlelie.
Ook de H. Hildegard kende de schwertlilie die ze eenmaal als gladiola en een andere keer als swertula in haar werken opvoert. Gepest en als een amulet gedragen behoeden ze voor pest. Ze werden de klein kinderen als amulet omgehangen die ze voor de Schoierken: epileptische krampen, zou behoeden. Men noemde zo’n amulet dan ook Schreckstein omdat men geloofde dat kinderkrampen door plotseling schrikken veroorzaakt werd.
W. Strabo, de dichtende arts van het eiland Reicenau, heeft in een aan zijn tuin gewijde gedichten de gladiolus beschreven. Hij noemt de bloemen blauw of donkerblauw, spreekt dan over Hyacinthus en de hyakinthos van de Griekse dichters, wat op onze gewone gladiool slaat, Gladiolus communis.'
Vanaf de 16de eeuw af komt het meer in kruidboeken voor en moet dan in de tuinen geplant zijn. De eerste beschrijving dateert van Clusius in 1570. De eerste afbeelding was in Kentmanns Kreutterbuch, 1563, waar Gladiolus imbricatus staat afgebeeld. De hortus Eystettensis herbergde drie soorten, een witte, een vleeskleurige en een rood bloeiende. Op de stillevens van de 17-18de eeuw zal je ze zelden zien, de inheemse soorten zijn niet belangrijk. A. von Hartenfels in 1746 noemt enige vormen als Gladiolus byzantinus, Gladiolus maximus, Gladiolus florecarneo met cultuur.
Uit plantgenera.org
Gladiolus italicus, Miller. (uit Italië) (Gladiolus segetum, Ker. (van de graanvelden) is beschreven in 1596.
Purper/roze tot purper/rode bloemen in juli.
Italian gladiolus, cornflag, Duits Saat Siegwurz.
Gebruik.
Dit is mogelijk de gladiool van de oudheid, waarvan de wortel waarschijnlijk de Xiphion van Dioscorides is. Die beval het aan als afrodisiacum en ook als wondmiddel. Ook werd deze wortel met meel gemengd en in schijven gebakken.
Uit O. Thome
=Gladiolus imbricatus L. (overlappen, dakvormig) Wordt ook wel dakpansgewijze zegekruid genoemd naar de bloeiaar met ongeveer 5-10 roodpurper bloemen die 2cm breed zijn in juni.
Deze gladiool wordt een 70cm. groot.
Groeit in boven Italië en verder naar de Kaukasus, is beschreven in 1820.
Duitse Wiesen Siegwurz.
=Gladiolus palustris, Gaudin (van het moeras) Deze gladiool heeft maximaal 6 purperen bloemen.
Dakpansgewijze zegekruid zinspeelt op de plaatsing van het bovenste blad.
Het zegekruid komt in Zuid en Midden Europa verstrooid voor en zelfs hier en daar in Z. Engeland in vochtige en kalkrijke moerassen.
Moeras gladiool., arsh gladiolus, Sumpf Siegwurz of Sumpf-Gladiole, Frans glaeul des marais.
Uit J. Sowerby.
Gladiolus illyricus Koch. (uit Illyrië) De stengels worden 20 – 60 cm hoog.
De bladeren zijn lancetvormig, 10 – 40 cm lang en 4 – 10 mm breed.
De bloemen groeien met drie tot tien stuks in aren en staan over het algemeen naar een kant. De bloemen hebben twee schutbladeren met een gebogen, 1 – 1,5 cm lange bloembuis. De kroonslippen zijn rozerood, 2 – 4 cm lang en ongelijk van lengte, in het midden opvallende, rozerode meeldraden, van april tot in juni.
Komt voor in Zuid- en West-Europa en Klein-Azië in rotsvelden, maquis en open bossen.
Wilde gladiool, wild gladiolus, Illyrische Siegwurz.
Afrika.
De geschiedenis van de gladiool is kort als we het tijdstip in ogenschouw nemen wanneer de tuinliefhebber en kweker zich voor haar begonnen te interesseren. Die geschiedenis begon eigenlijk pas een eeuw geleden toen de Z. Afrikaanse vormen werden ingevoerd.
Gelukkig komen er van de 200 gladiolensoorten er 150 in Z. Afrika voor. Ze zijn er in de kleuren van grijs/bruin over rood tot geelblauw, met klokvormig, smalle tot brede bloemen, met hoogtes van 20-30cm tot 2m, geurend en niet geurend. Deze Z. Afrikaanse soorten zijn de ouders van de nu bekende gladiolen, onze Europese hadden daar geen invloed op, de laatste jaren hebben ze enige invloed op de zogenaamde geurgladiolen.
Na de invoer vanuit Z. Afrika in 1600 begon pas de teelt van gladiolen. Pas 2 eeuwen later werd de grondslag verkregen van onze tegenwoordige rassen. De hybriden hiervan kleuren de zomer en herfst met hun regenboogkleurige bloemen als paradijsvogels, er zijn violette, blauwe en zelfs groene gladiolen. Nog steeds wordt er verder gekruist. Het reservoir van wilde soorten is nog lang niet uitgekruist. Mogelijk is er nog verdere vooruitgang te boeken van nauw verwante geslachten. De lijnen tussen Gladiolus, Antholyza, Acidanthera (heet nu ook Gladiolus)en anderen zijn min of meer vaag.
Kwekers.
Bekende gladiolenkwekers waren in de vorige eeuw, in Duitsland, Sickmann uit Bad Kostritz, Limprecht in Berlijn en W. Pfitzer, Cole en W. Hooker in Engeland, Krelage en Verschaffelt bij ons, Verdier en Lemoine in Frankrijk. Hoewel er op het eind van die eeuw al veel kruisingswerk was verricht en er vele nieuwe soorten waren ontstaan, kwamen de bollen maar in kleine hoeveelheden op de markt. Door de vrij hoge prijzen leidde dit ertoe dat de bollen alleen beschikbaar waren voor kapitaalkrachtigen mensen.
In 1912 werden voor 85 knollen en 275 kralen van G. Glory of Noordwijk 20 000 gulden betaald en voor enkele knollen van Halley 4 000. De cultuur, kweek en handel werd van die tijd af zeer belangrijk in ons land en heeft zich zodanig ontwikkeld dat de Nederlandse gladiool in de gehele wereld aan de top staat.
Ontwikkeling.
De eerste gladiolen die voor kruisingswerk gebruikt werden waren:
Sectie Blandus.
Uit H. Andrews.
Gladiolus angustus L. (smal of versmald) groeit van een papierachtige knol en komt 30-60cm hoog.
Basale bladeren zijn zwaardvormig met duidelijke middennerven.
Elke bloemstengel heeft 2-3 bloemen die wit tot crème zijn, soms met wat roze.
Komt uit Z. Afrika.
Long tubed painted lady.
Uit Redoute.
=Gladiolus cardinalis, Curtis. (kardinaal of scharlakenrood) die in 1783 kwam.
Een klein bloemige met helderrode bloemen waarvan de lagere bloembladen een centraal witachtig merk bezitten. Een zomerbloeiende.
Cardinal flowered sword lily, waterfall gladiolus.
Sectie Homoglossum.
Uit C. Trew.
Gladiolus tristis, L. (triest of droevig) is ook een klein bloemige die in 1745 arriveerde, Groeit in Z. Afrika op moerasgronden.
Geelwitte bloemen en purperen strepen, geurt in de avond en bloeit in juli.
=De var. concolor loopt van wit over naar dof geel.
Een heerlijke, trieste plant, een exquisiete melancholische bloem met zachte tonen van bruin, geel en groen die hangt in de hete zon.
Yellow marsh Afrikander, evening gladiolus.
Uit www.ispot.org.za
Gladiolus bonaspei Goldblatt & M.P.de Vos (Peter Jonas Bergius, 1730-1790, Zweedse arts en botanist, plantverzamelaar en student van Linnaeus. Schreef Descriptiones plantarum ex Bona Spei Capita; een boek van planten uit de Kaap)( Homoglossum merianellum (L) Thunb.) wordt in Z. Afrika flames genoemd.
Dit gewasje groeit alleen op de Kaap schiereiland.
Het is een plant die briljant in kleur is als vlammetjes, die al helderder lijken als ze het zonlicht vol op zich hebben en omgeven is door dof groen.
De kleur van deze ongewone vlammen ligt in een combinatie van twee pigmenten in de cellen van de epidermis, rood sap en gele korrels. Deze combinatie van kleuren geeft een flikkerend effect van vlammen als het licht verandert.
Uit L. van Houtte.
De eerste kruising ontstond rond 1815 door Dean Herbert. Die resultaten bereikten echter het grote publiek niet.
Omstreeks 1823 kruiste de Engelse kweker Colvillei uit Chelsea, Londen, met Gladiolus cardinalis met Gladiolus tristis. Dit werd =Gladiolus x colvillei Sweet. Die zijn nu nog bekend als de Colvillei hybriden. Colville's sword lily of scarlet gladiolus.
Dit is de oudste tuinvorm met rode bloemen en gele vlekken op de lagere bloembladen. Ze staan stram en rechtop, soms bloeien ze als een rode roos. In 1826 kwam James Colville op de markt met een witte vorm met licht roze meeldraden die bekend is als Gladiolus colvillei ;Alba'. In 1871 kwam er een geheel witte die beschreven werd als G. colvillei 'The Bride,' die nog steeds onder die naam te verkrijgen is.
De colvillei hybriden bloeien laat in het voorjaar, mei/juni. Ze lijken op de nanus groep maar hebben een vlek op de onderste bloembladen en staan rechtop. De hoogte is een 40-50cm. De kleuren zijn van wit tot oranjerood.
Uit Redoute.
Waarschijnlijk zijn er andere soorten bij gebruikt zoals =Gladiolus carneus. (vleeskleurig)
Plant ze laat in december, dan komen ze wat later boven de grond en bedek ze goed met stro, ze zijn niet winterhard. De plantdiepte is 6cm. , 10cm uit elkaar.
Tubergenii.
In 1900 bracht van Tubergen Gladiolus x nanus (kleiner) uit. Waarschijnlijk hebben hier Gladiolus blandus, Gladiolus cardinalis, Gladiolus alatus en Gladiolus cuspidatus aan deelgenomen. Deze sierlijke vroegbloeiende hybriden zijn nu nog, meestal in mengsels, in de handel.
Met latere ontwikkelingen worden ze samengevat onder de moderne naam Gladiolus tubergenii, Hort. (fa C. G. van Tubergen uit Haarlem)
Die hebben bloemen van zachtroze tot helder purper roze met smalle bladeren en twee tot vier bloemstengels met vele zijscheuten. Ze lijken op de Colvillei maar hebben grotere bloemen en worden iets langer.
Deze zijn goed te gebruiken voor de tuin, maar ook als snijbloem. De hoogte is een 40cm en de bloeitijd is juni. Het planten is net als de vorige groep.
De karmijn/roze ‘Charm,’ kwam in 1920, ‘Fair Lady,’ uit 1932 is azalea/roze met koraal rood.’Charming Lady’, met roze/purper bloemen was een sport van ‘Charming Beauty,’
De opvallende dwerg gladiolen Robinetta geven rode roze bloemen met witte tinten op de bladeren en korte stengels. Geeft bloemen met vele zijscheuten. Wordt 50-75cm hoog.
Uit plantillustrions.org
Een mijlpaal in de ontwikkeling waren de zogenaamde Gentse gladiolen, Gladiolus x gandavensis, van Houtte (Gladiolus dalenii × Gladiolus oppositiflorus) (Gandavensis is de oude Romeinse naam voor Gent)
Sectie Ophiolyza.
Die grootbloemige gladiool was verkregen uit Gladiolus cardinalis x Gladiolus psittacinus, Hook. Ze werden gewonnen in 1837 door H. Bedinghaus, de tuinman van de hertog van Aremberg in Enghien, in de buurt van Gent, en door L. van Houtte uit Gent in 1841 voor het eerst op de markt gebracht.
Ghent hybrid sword lily.
Hier had de bloemaar al 20 glanzend rode bloemen, de onderste bloembladen waren nog wel anders gekleurd en bezaten meestal een gele tekening. Sindsdien heeft deze soort veel nakomelingen met mooie bloemen gekregen maar ze hebben de sierlijke kromming van de stengel verloren die typerend was voor hun stamvader, G. cardinalis.
De hoogte is 90-140cm en de bloeitijd valt in oktober.
Uit van Houtte.
Lemoinei.
In 1872 arriveerde een nieuwe rivaal uit Natal, dit was =Gladiolus purpureo-auratus, Hook. (purper/goud) die opmerkelijk was vanwege zijn hardheid.
De bloemen waren klein en niet van een aangename kleur, namelijk groen/geel maar ze verschilde van andere gladiolen doordat de bloembladen gemerkt waren met een groot purperen blok. Purple and gold sword lily, butterfly gladiolus.
M. Lemoine uit Nancy zag de waarde hiervan in en door die te kruisen met de beste gandavensis en zo produceerde hij een nieuwe, aparte en magnifieke race van vlinderbloemige of Lemoinei gladiolen. De blokken die zo kenmerkend waren voor deze groep leken veel op de curieuze blokken van sommige vlindervleugels, vandaar butterflygladiolen. Niet alleen waren deze nieuwe soorten apart in markering maar ook de kleuren waren vrij nieuw, sommige hadden zelfs een blauwe tint waarvan men hoopte dat hieruit de echte blauwe gladiool uit gewonnen kon worden. Alleen de bloemen waren kleiner dan de gandavensis. Op een Parijse tentoonstelling van 1878 werd het nieuwe ras bekendgemaakt.
Deze hybriden hadden de aard van hun moeder, grote vlekken op de onderste bladeren, terwijl de bloemen zelf niet zo dicht opeengedrongen zaten als bij de gandavensis. Ook bleek dat dit ras zich beter vermenigvuldigde.
Nancy.
De Nanceianus, Hort. (uit Nancy) groep was het vervolg, die werd gewonnen door dezelfde kweker in 1889 en was het resultaat uit lemoinei soorten x Gladiolus saundersii.
Deze laatste was een roodbloeiende met een wit blok op de bloembladen. Deze groep had grotere en beter geopende bloemen met typische getijgerde vlekken. De bloemen waren even groot als gandavensis maar waren minder formeel aan de stengel geplaatst en gaven samen een lossere bloemstengel. De kleurschaal is groot en meestal briljant.
Leichtlin.
Ook Max Leichtlin uit Baden-Baden kruiste saundersii met gandavensis wat Leichtlinii (Leichtlin ‘s) genoemd werd. Hier duurde het een hele tijd voordat het resultaat, via Frankrijk, in Amerikaanse handen kwam. De bollen waren uiteindelijk bij J. Child in handen gekomen die ze in 1892 onder de naam Gladiolus x childsii Hort. in de handel bracht.
Dit waren mooie aanwinsten van grote en krachtige planten en het is vrijwel zeker dat onze grootbloemige gladiolen in hoofdzaak van de childsii afstammen.
Uit H. Andrews.
=Gladiolus praecox, Andrews (vroeg) (=Gladiolus watsonius Thunb. praecox, die groep of lijn werd gentroduceerd door Frederick Roemer uit Quedlinburgh, Duitsland. Die groep zou het resultaat zijn geweest van kruisingen tussen de vroegbloeiende Gladiolus gandavensis, Gladiolus lemoinei, Gladiolus childsii en Gladiolus nanceianus. Early sword lily.
Van deze kunnen uit zaad al in het eerste jaar bloemen geproduceerd worden.
Vervolmaking.
In het begin van deze eeuw werd het gewas vervolmaakt. In vrijwel alle landen van der wereld werden naar verbeteringen gezocht en vooral in Amerika. Gladiolenclubs bestonden er in Engeland en in Amerika in 1911. In 1914 verscheen er in Amerika zelfs een speciaal maandblad. Toch staat wat de teelt betreft Nederland vooraan.
In ons land was dit vooral door Konijnenburg en Mark en in Duitsland door de opvolgers van Pfitzer.
Het doel was om tot goede bloemkleuren te komen met grotere bloemen. Bij de dwergbloemen zijn de bloemen kleiner dan 3,75cm. Bij de miniatuur zijn de bloemen 6,25cm. doorsnede. De tegenwoordige grootbloemige zijn vaak 12,5cm. of meer. Bij het veredelen wordt gelet op de volgende eigenschappen:
Ze moeten goed groeien en voldoende bijbollen geven en zoveel mogelijk ziektevrij zijn.
De bloeiaar moet dicht en naar een zijde gekeerd zijn zodat de bloemen de toeschouwers toelachen, bovendien moeten er minstens 6 bloemen gelijktijdig geopend zijn.
Het totale aantal bloemen moet minstens 16-20 bloemen per aar zijn.
Ook een vaste en stevige stengel is wel handig evenals de totale indruk van de plant.
Een goede bloemkleur en vorm spreekt voor zich.
Primulinus.
Een van de ouders die als geen ander de ontwikkeling van nieuwe gladiolen heeft benvloed is =Gladiolus primulinus, Bak. (primulakleurig) Hiervan werd in 1887 bericht. Pas in 1902 zond ing. F.S. Townsend grote hoeveelheden naar Engeland. Townsend zag het gewas bij bruggenbouw over de Zambesi.
Ook bij deze gladiool zit aan een uiterlijk kenmerk een verhaal vast. Van oorsprong groeit deze soort in waterrijke gebieden, zoals rivieren en watervallen. Hij had zijn thuis bij de grootste waterval ter wereld, de Victoria Falls waar het water van de Zambesi rivier zich voor meer dan een mijl uitstrekt en onderweg 120m valt. Hier groeit ze als Maid of the Mist.
De bloemvorm is tegen de wolken opstuivend water van de machtige waterval goed aangepast. De plant is smal en het bovenste bloemdekblad is als een beschermkapje over de meeldraden heen gegroeid. Daarmee is het voortbestaan van dit soort gegarandeerd.
Karakteristiek is de mooie heldergele kleur en het naar voren gebogen blad van de binnenste bloemkrans. De kleur geel kwam tot dan toe niet voor in de bestaande gladiolen. Dit was een belangrijke ouder die dominant in kleur is en zelfs over het diepste rood gaf een prachtig oranje, salmon en roodbruin, gekruist met lichtere kleuren verkreeg men lichtgeel, lemon en ecru, gecombineerd met geel werd de kleur dieper.
Deze vorm is in de kleinere primulinus hybriden nog behouden.
Vooral W. W. van Fleet uit New Jersey had succes met deze gladiool.
De primiulinus verschilt veel van andere gladiolen, de plant is teerder en niet overdadig bezet met bloemen, maar juist zo dat elke bloem tot zijn recht komt alsof ze met smaak aan de steel gehecht is, als een fragiele koningin op kleine voetjes.
Quartinianus.
Uit Redoute.
Met de komst van Gladiolus quartinianus, Rich. (kwart van het jaar te bloeien) begon het bloemseizoen van de herfst naar middenzomer te veranderen en de kleur meer naar roodbruin. Die kwam uit Tropische Afrika en is in 1884 beschreven. Gele bloemen die gevlekt zijn met rood.
Met het gebruik van =Gladiolus watsonius Thunb. (William Watson, de assistent curator van Joseph Hooker die zo behulpzaam was bij de Botanical Magazine) kreeg het nageslacht lange en sierlijke aren en oranje van kleur met scarlet strepen, de planten werden vroeger en bloeiden krachtiger en overvloediger.
Die kwam van de berg Kilimanjaro en is beschreven in 1887.
Uit de grootbloemige zijn in de loop der tijd ook soorten met kleine bloemen gezocht die sierlijker zijn en vaak vroeger bloeien en meestal twee fijne kleuren bezitten, zoals de primulinus hybriden die allen op G. primulinus zijn terug te voeren.
Butterfly.
In 1951 werd door Konijnenburg en Mark de butterfly-gladiool (vlinderbloemige) op de markt gebracht. Dezen worden 1m hoog, net zo hoog als de grootbloemige, maar met duidelijk kleinere bloemen en toch zijn ze groter dan de primulinus hybriden, ze zitten er net tussenin. Karakteristiek zijn de meest gekruiste en gevouwen bloembladen en interessante kleurcombinaties, vaak zijn de binnenste bloembladen anders gekleurd dan de buitenste.
Vormen.
‘Elvira,’ is licht Phlox-roze met grote rode blokken op de onderste bloembladen en een licht geel centrum. ‘Impressive,’ heeft een roze kleur met een purper/roze blok. ‘Nymph,’ is witroze. ‘Prins Claus,’ is een sport van ‘Impressive,’ ivoor/wit met lager hartvormige blokken.
Gladiolus caryophyllaceus uit H. Andrews.
Geurgladiolen.
De geurgladiool is ontstaan uit (Gladiolus tristis x Gladiolus carinatus) x (Gladiolus caryophyllaceus x Gladiolus liliaceus) en bekend als ‘Corfe Castle.’ Deze laat in de avond geurende gladiool is chartreuse/groen met de bovenste bloembladen cyclaampurper. Verder is er een kruising van tristis x virescens door dezelfde kweker, wat de’Creech Barrow,’ opleverde, die ook ‘s avonds zoet geurt. Heeft een violette kleur op een grijswitte grond met een brede cyclaam purperen middenrib aan de bovenste en op het onderste een blok van geel/groen.
Samenvatting.
Ook zijn er al lange tijd meer of minder gevuld bloemige, maar die hebben geen aandacht gekregen van het grote publiek.
Door voortgaande kruisingen zijn er steeds veranderingen zodat scherpe grenzen vaak niet meer getrokken kunnen worden. Alle kruisingen worden nu onder de verzamelgroep Gladiolus hybridus samengevat.
Ze kunnen nu onderscheiden worden in botanische gladiolen en hun hybriden, verder de vroegbloeiende als de Nanus, Colvillei en Tubergenii gladiolen, de primulus hybriden, de kleinbloemige, zgn. butterflygladiolen, de grootbloemige-, de reuzenbloemige-, gevuldbloemige-, orchidee- en geurgladiolen.
Bekende soorten.
De bekendste rode is’Mascagni,’ die gevolgd wordt door ‘Traderhorn,’.
In lichtrood is dit ‘Hunting Song,’, gevolgd door ‘Victor Borge,’ en ‘Eurovision,’.
In oranje is ‘Peter Pears,’ de belangrijkste;
In geel is dit ‘Bester' en Hacksonville Gold.’
De bekendste ros is ‘Supreme en ‘Spic and Span.’
In zalm/abrikoos is ‘Jessica,’ bekend.
In blauw is dit ’Her Majesty,> of T 704.’
In paars ‘Fidelio en ‘Wind Song.’
‘Amsterdam,’ is wit, hoorde eigenlijk rood te zijn, verdere witte zijn ‘Sancerre,’ ‘White Frienship’ en’White Prosperity.’.
‘Spring Green’ spreekt voor zich.
Gladiolus liliaceus uit H. Andrews.
Planten.
Al naar de bloeitijd onderscheidt men vroege en late gladiolen. De vroege worden 30-60cm hoog en hebben ten dele gebogen bloemstengels, ze bloeien in juni/juli.
Voor tuingebruik zijn de lagere vormen meer geschikt.
De bollen worden eind maart geplant op 6-8cm diepte en 10-12cm uit elkaar. Na de bloei worden ze in oktober gerooid en zeer droog, vorstvrij bewaard. De colvillei, nanus en segetum gladiolen kunnen ook voor de winter geplant worden, eind december, omdat ze anders vrijwel niet bloeien. In de winter verlangen ze een zeer goede bedekking van stro, de knollen zijn niet winterhard, en bloeien in juni en worden eind juli gerooid. Deze laatstgenoemden hebben veel kleinere knollen en kunnen dichter bij elkaar worden geplant op dezelfde diepte. Byzantinus en imbricatus zijn echter geheel winterhard.
De late worden meestal dubbel zo hoog en groeien fors recht op met grotere bloemen. Deze worden in maart/mei geplant op 8cm diepte en 10cm uit elkaar. Ze bloeien al naar de planttijd van eind juli tot oktober. Ze hebben lange, eenzijdige trossen, geschikt als snijbloem. De grote, zware bloemtrossen zijn niet zo geschikt voor tuingebruik, waaien of vallen gemakkelijk om. De groene stelen dragen een pijlvormige tros met knoppen als een scherp gesneden potloodpunt. De bloemen ontsteken van onderen af aan, zitten als vlinders op de steel, branden over de hele steel heen en doven uiteindelijk weer uit. Een bloem als een brandende toverstaf.
De nieuwe bol ontwikkelt zich boven de oude, die inkrimpt, en kan soms tot een zeer grote, platte schijf worden. Bij het kiemen ontwikkelen zich eerst, naast de wortels, aan de onderkant 3 chlorofyl vrije bijbladeren die onder de aarde blijven. In de oksels hiervan komen wortels die de knol op de juiste diepte houden, het vierde blad komt boven de grond, aan de basis hiervan ontstaat een nieuwe knol. De volgende bladeren gaan van de stengel uit die zich ondertussen gevormd heeft.
Ze moeten op tijd gerooid en goed droog bewaard worden. Naast de grote bol ontwikkelen zich vaak enorme aantallen kleine bolletjes, kralen, de jongen hangen als blanke biggen aan de oude bol vast. In het voorjaar geplant kunnen die hetzelfde of het volgende jaar bloeien.
Zaaien bij 20 graden.
Sectie Acidanthera.
Van dit geslacht zijn 10-20 soorten bekend. Ze worden nu geplaatst onder Gladiolus en ook wel onder Poinciana.
De bloemen van deze soorten zijn tweezijdig symmetrisch en vormen zo elkaars spiegelbeeld. Ze bezitten een gelijkzijdige driehoek, de buitenste bloembladen zijn groter dan de binnenste en vlak uitgespreid.
De hoogte is 60-80cm.
Het blad is smal en zwaardvormig.
.In bloeiwijze lijken ze op de gladiool, maar ze bloeien wel later, van augustus tot eind september. Een aar geeft 4-11 bloemen waarvan steeds 1-2 bloemen tegelijk in bloei komen met een doorsnede van 10cm en een aangename geur.
Gladiolus callianthus, (Marais) Curtis. (met mooie bloemen) (Acidanthera bicolor, Hochst. (tweekleurig) is de oorspronkelijke in cultuur genomen soort.
Het is de bekende tweekleurige bloem; de basiskleur is roomwit met een purperen vlek aan de voet van de bloembladen. De geurende bloemen (vier tot zes per plant) staan op een stengel van 60cm hoogte in augustus. Komt uit Madagaskar.
Gladiolus callianthus murielae Hoog. (Acidanthera murielae) (Muriel Wilson, dochter van de Britse plantenverzamelaar Ernest Wilson) is door de Fa. Van Tubergen later ingevoerd vanuit Ethiopi (het Ogaden district)
Deze vorm is wat groter en ontwikkelt stengels van een meter hoogte.
Welriekende bloemen en vrijwel zwarte basisvlekken.
Uit de kruising van de twee genoemde bloemen is de cv. ‘Tubergii’ ontstaan. Hieruit is een selectie gewonnen in 1956, de ‘Zwanenburg,’, naar de kwekerij van Tubergen.
Uit Acidanthera bicolor var. murielae x Gladiolus is Gladanthera ontstaan, de welriekende gladiool. Dit werd gedaan door Mrs. J. Wright uit Nieuw-Zeeland in 1955.
Naam.
Acidanthera komt van Grieks akis: een punt, en anthera: een helmknop, het is een verwijzing naar de gehoornde helmknoppen.
Deze Abessijnse-, of stergladiool is een nieuwkomer. In Engeland kwam de eerste pas in 1930 aan vanuit Afrika, het Somaliland en Eritrea, vandaar de naam Abessijnse gladiool, Engels Ethiopian gladioli, Franse le glaeul d’abyssinie, Sterngladiole of Acidanthere van de Duitsers. Engelse peacock orchid of flower.
Planten.
Dit geslacht moet net zo geplant en behandeld worden als de grootbloemige gladiolen.
De vorm is veel sterker en groeit met eenzelfde behandeling als de gladiolen. Deze plant is gemakkelijk te vermeerderen door de vele kralen, bijbollen, die er gevormd worden. Zo blijven er ook veel op het veld achter. Ze geven echter geen opslag omdat ze in de winter bevriezen. Na twee jaar kunnen de kralen bloeibare planten opleveren. De knolletjes zijn wat afgeplat en maar een paar cm. groot. Bij het opschonen in de herfst moet je de oude wortels niet verwijderen. Plant de bolletjes in april dan bloeien ze in augustus. Geadviseerd wordt om ze in groepen te planten naast een Liatris spicata, een blauwe Geranium en rode Monarda voor een opwindend effect.
Uit de knol, die tijdens de groeit bewaard blijft, ontspruiten de bloemstengel en de zwaardvormige bladeren. Acidanthera wordt in hoofdzaak gebruikt voor tuinbeplanting. De plantdiepte is 5cm, en dient half april geplant te worden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl