Colchicum

Over Colchicum

Herfsttijloos, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Van Colchicum zijn er 60 soorten waarvan vele kruisingen zijn.

Herfstbloeiend, zelden in het voorjaar. Het zijn bolachtige planten met krokusachtige bloemen.

De bladen verschijnen in het voorjaar en sterven meestal in juni af. De buisvormige bloemen zijn verschillend gekleurd, van purper tot wit en er is 1 geel bloeiende soort. Ze komen uit het M. Zeegebied tot W. Azië.

Ze zijn zeer giftig.

Liliaceae, Colchicum klasse.

Zie ook Bulbocodium die nu ook wel Colchicum heet.

Uit plantillustrations.org

Colchicum bivonae Guss. (botanist Antonia Bivona Bernardi) (Colchicum latifolium, S. & S.) (met brede bladeren) heeft een grote knol.

De 4-5 bladeren verschijnen in het voorjaar en zijn donkergroen, langwerpig, vlak en stomp, 30-40cm lang en 4-6cm breed.

De 1-7 lila/purper bloemen zijn bekervormige en groot en onduidelijk gevlekt met bloemdekbladeren tot 8cm lang en 3.5cm breed die elkaar met de randen dekken en aan de top omgebogen zijn, buis is 12-24cm lang in september/oktober.

Uit Griekenland, Macedonië en Kreta.

Uit; https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Colchicum_cilicicum_001.jpg

Colchicum cilicicum Dammer. (uit Cilicië in Klein Azië)

Geurende roze-paarse bloemen hebben grijswitte nerfjes aan de buitenkant van de bloembladeren.

Uit Turkije, Libanon.

Boeit in augustus-september.

Wordt 20-25cm hoog.

‘Purpureum’, is wat donkerder, paars.

Uit florahellenica.blogspot.com

Colchicum doerfleri Hal. (Oostenrijkse botanist Ignaz Doerfler, 1866) (Colchicum hungaricum, Janka) (uit Hongarije) met kleine knollen.

Bladeren komen in het voorjaar gelijk met de bloemen, meestal 2 die lijn/lancetvormig zijn en 10-20cm lang en 1-2cm breed, omgebogen met gewimperde rand.

1 tot 8 zacht roze bloemen komen in januari/maart met elliptische bloemdekbladen van 2-2.5cm lang, de buis is ca. 3cm lang.

Uit Hongarije Roemenië en Kroatië, Herzegovina en Dalmatië.

‘Albiflorum’, heeft witte bloemen.

Uit de.academic.ru

Colchicum falcifolium, Stapf. ‘Giant’, (zeisvormig blad) lis een reus onder hen, uiterst robuust en bloeigewillig, hoewel de tweede septemberhelft, met zijn vele regens, niet te best zijn voor deze.

Uit www.art.com

Colchicum giganteum, Arn., (reusachtig) het verschil met de vorige zit hem in de bloembouw, bij speciosus is die belvormig en bij giganteum trechtervormig. Heeft de grootste bloemen van alle soorten in helder lila/roze.

Is geïntroduceerd door M. Leichtlin in 1890.

=Colchicum stevenii.

4. uit plantilllustrations,org

Colchicum luteum, Baker. (geel) is de enige geelbloeiende. De bloei valt in het voorjaar.

Ofschoon die behoort tot de M. Zee groep groeit de plant in de Sovjet-Unie, W. India en Kasjmir waar het gewas voorkomt op hoogtes van 2-2400m.

Is beschreven in 1874.

5. uit L. van Houtte.

=Colchicum variegatum, L. (bont) heeft een kleine knol.

De 3-4 bladeren komen in het voorjaar en zijn lijn/lancetvormig, wat gegolfd en 20-35cm lang, 2.5-3.5cm breed, uitgespreid en bijna vlak op de grond liggend.

De 3-6 bloemen zijn stervormig en op licht roze grond met vierkante purperen vlekken bezet, bloemdekbladeren zijn breed lancetvormig en spits, 4.5-7cm lang en 8-15mm breed in september/oktober.

Uit Klein Azië en Griekenland. Is beschreven in1629.

‘Agrippinum,’ (Colchicum agrippinum) begint meestal vroeger te bloeien terwijl de 15-22 cm lange en tot 4cm brede bladeren bijna rechtop staan. Het is waarschijnlijk een hybride van variegatum en autumnale.

De bloem heeft een schaakbordkleur op de roze bloembladen waardoor die in de middeleeuwen Colchicum frittilaria Chiense (kievitsbloem) genoemd werd. De laatste naam Chiense betekent van het eiland Chio of Chios en zou daaraan herinneren dat men indertijd deze bol als Hermodactylus van de Arabische en Griekse artsen hield.

Variegated meadow saffron.

10. Uit www.biolib.de

Colchicum speciosum. (fraai of mooi)

De 4-5 bladeren komen vroeg in het voorjaar, zijn langwerpig en meestal vlak, stomp en 30-40cm lang, 4-8cm breed, de voet in een lange bladschede versmallend.

De 1-4 zeer grote levendig purperen bloemen met vlakke elliptische bloemdekbladeren zijn 5-7cm lang, bloembuis is 15-25cm lang in september/oktober.

Dit is een van de mooiste Colchicum’s. De bloemen zijn veel groter en van een betere vorm. De kleur, licht roze, is veel delicater en de vorm van de groei is robuust. Fijn staan de oranje meeldraden in deze snoepjesbloem.

Is afkomstig uit Noord-Turkije, Iran en de Kaukasus en beschreven in 1874. Grote knollen.

‘Bornmuelleri,’ verschilt door iets grotere, zacht lila bloemen met afgeronde bloemdekbladeren, bloemen in het midden, net als de buis witachtig.

‘Album’, heeft crème witte bloemen. Deze werd gewonnen door Backhouse of York uit Engeland die ook de ‘Atrorubens,’, met een petunia/purperen kleur, en de purperen ‘Huxley’, bracht, evenals de smallere en roze bloeiende ‘Darwin’.. P. Visser kwam in 1985 met ‘Surprise’, , die is mperial-purper en van binnen met een breed ivoorwit centrum.

Giant meadow saffron.

11. uit www.srgc.org.uk

Colchicum byzantinum, Ker‑Gawl. (uit Byzanti)

Byzantium verschilt van speciosum door iets kleinere en mooiere lila/roze bloemen die soms met 20 tegelijk per knol komen en geplooide bladeren.

Deze, uit Klein-Azië stammende plant, was al bekend in 1597.

Byzantine meadow saffron.

17. uit www.sevin.ru

Colchicum umbrosum, Stev.

(Schaduw minnend) Heeft een kleine knol. De 3-5 bladeren komen in het voorjaar, lancetvormig en stomp, zwak gekield, 13-20cm lang en 13-20mm breed.

De 1-5 kleine lila/roze met smal elliptische bloemdekbladeren van 1.5-2.5cm lang en 5mm breed komen in augustus/september.

Uit de Kaukasus, Turkije.

18. uit plantillustration.org

Colchicum alpinum Lam. & DC. (uit de Alpen) heeft een kleine knol.

De 2-3 bladeren komen in het voorjaar en zijn tong tot lijn/lancetvormig, fris groen, stomp en aan de voet wat gekield, ca. 10cm lang en 5-10mm breed.

Meestal alleenstaande roze bloemen van 6-12cm lang met lancetvormige bloemdekslippen van 3cm lang en 6-8mm breed komen in augustus/september.

Uit Alpen en Apennijnen. Is beschreven in 1820.

‘Merenderoides’, verschilt door meestal 2 bladeren die wat gegolfd/geplooid zijn en 6-8cm lang en 4-6mm breed, kleinere en meestal iets vroeger komende bloemen.

‘Parvulum,’ verschilt door kortere en lijnvormige, vlakke bladeren en kleinere bloemen met hoogstens 2cm lange bloemdekslippen.

Naam.

Duitse Schneekaterl in Lungau, Alpenzeitlose, Engelse Alpine meadow saffron.

13. uit www.billcasselman.com

Colchicum autumnale, L. (herfstbloeiend) met een grote, eivormige knol.

Meestal 3-4 bladeren zijn opstaand en lang lancetvormig, meestal vlak en glanzend donkergroen, 20-35cm lang en 3-6cm breed die in het voorjaar komen.

1-4 helder purper/roze bloemen van 10-18cm lang met elliptische bloemdekbladeren die aan de binnenkant behaard zijn en 4-6cm lang en 1-1.5cm breed in september/oktober.

Vrucht met drie vakken die vele zaden bevatten. Groeit in de weiden van N. Duitsland, hoewel zelden.

Een charmant plantje die begint te bloeien als andere bloemen hun kleur verliezen. Als een licht uit de nevel rijzen de bloemen op uit de aarde, overwelfd door tere lichtpartijen. Dan zie je de schoonheid van deze plant, met mistig weer als alle omtrekken en kleuren vervagen en de nevel een rijkdom aan nuances schenkt. Schoon zijn ze en niet te beschrijven als de fijne regen van de late oktoberdag het weiland in een droomkleed hult.

De bloem vervaagt, maar de zaadvorming blijft nog even achterwege, het is tenslotte herfst. Er is niets meer van de bloem te zien, die liggen binnen de bolachtige wortel en wachten daar de hele winter tot het voorjaar, dan komen ze om hoog om te rijpen boven de grond. Tegelijkertijd komen nu ook de groene bladen van de plant tevoorschijn.

Herfsttijloos komt uit Z. en Midden Europa, N. Afrika. Komt voor in weiden van midden en Z. Duitsland. Verder in Europa en in het noorden komt het tot 53ste graad N. B.

‘Albiflorum’, heeft helderwitte bloemen.

‘Giganteum’, heeft grote bladeren van 35-50cm lang en 5-7cm breed en 3-6 grotere bloemen die tot 25cm hoog worden.

‘Pleniflorum’, heeft dubbele bloemen. Hiertoe behoort de vorm album met dubbele witte bloemen.

Door cultuur zijn een grotere bloeiwilligheid, een beter gewas en voor een deel een betere kleurenpracht ontstaan.

Colchicum hybridum, Tubergen zijn mooie planten die verkregen zijn uit kruisingen van speciosum en haar var met latifolium en gewonnen door C. G. van Tubergen Jr., kwekers te Haarlem.

‘The Gian’,> met zeer grote diep lila/mauve bloemen met witte keel.

‘Conquest’, met grote violet/rode bloemen. Beide gewonnen door van Tubergen.

‘Glory of Heemstede,’ met grote donker purperen bloemen op witte grond.

‘Lilac Wonde’, met vele bloemen van komvormige lila/mauve bloemen komt midden september. Dit is de donkerste vorm, purperlila, met vele bloemen die door de slanke en elegante stengels sierlijk werken.

‘Waterlily’, met grote, dubbele, licht roze/mauve bloemen. De laatste drie zijn gewonnen door G. C van Meeuwen & Zn, kwekers te Heemstede.

‘Autumn Herald’, is amethyst violet.

De ‘Gracia’, met licht violette purperen bloemen.

De amethist/violette ‘Harlekijn’, waar de top ivoorwit is.

‘Guizot’, een licht purperen met van binnen witte strepen.

Eind augustus verschijnt ‘Autumn Queen’, met gedrongen en bekervormige bloemen met een duidelijke schaakachtige tekening op een roze/violette grondtoon.

Mooi zijn ook de waterlily-hybriden. Deze prachtige grote, amethist violette bloemen rijzen op met hun bloemen in de herfst, net als de anderen, maar tegen een stenige ondergrond hebben ze geen gelijke. Heel sierlijk zijn ze als de bollen in een schaal met stenen in bloei worden getrokken.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid is van Dioscorides in het Grieks Colchicon genoemd naar het landschap Colchis daar het veel groeit. In het Latijn heet het ook Colchicum en bij sommige Bulbus agrestis.’

(411) Colchicum, van Grieks kolhikon: naar zijn groeiplaats Colchis in Klein‑Azië, ten oosten van de Zwarte Zee, Georgië. Of naar aanleiding van de daar wonende gifmengster Medea dat de Grieken die plant zo noemden. Onze plant komt in Griekenland niet voor, wel daartegen andere soorten van Colchicum. Het χολχχόν (kolchikon) van Dioscorides wordt meestal voor Colchicum latifolium, S.et S. gehouden die in Thessalië, Attica en Peloponnesos vrij vaak voorkomt en van september tot november bloei. Omdat Dioscorides als synoniem van deze Colchicum de betekenis έφήμερον (ephemeron) opvoert gelooft men dat het ook de bij Theophrastus zo genoemde plant als een herfsttijlozen te verklaren is, een aanname die evenwel zonder reden is. Nikander von Kolophon 2de eeuw v. Chr. zegt in zijn leergedicht Alexipharma ofwel geneesmiddel tegen het vergif dat de Colchische gifmengster Medea de ephemeron in haar tovermengsels gebruikte. (349) Dioscorides schildert zijn kolchikon als zeer gevaarlijke giftplant en zegt dat hij het beschrijft zodat de wortels niet in de keuken gebruikt worden, als tegenmiddel beveelt hij koeienmelk aan.’

Dodonaeus (b)’Andere Grieken noemden het Ephemeron. Daar is nochtans een ander Ephemeron dat geen dodelijk gewas is.’

De Grieken noemden dit zeer giftige gewas Ephemeron. De meeste commentators denken dat dit Medeaճ ephemeron was. Men noemde dit kruid Ephemerum lethale aut strangulatorium: dodelijk of wurgende ephemerum, en geloofde dat hij die van de knollen at dezelfde dag sterven moest. Van hier stamt de naam ephemerum, Grieks ephemeros: slechts 1 dag durend, het op 1 dag dood aanbrengend kruid.

Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het Zeitlosen en in onze taal tijdeloosen, het verschilt nochtans van die tijdelozen die we bij de soorten van narcissen beschreven hebben.’

Duits Citelose, Citlose, Sytelose, Wiunterblueme in Zwitserland, Waldzeitlosen bij Bock, Zeitblumen, Zitlose. erfst‑tij‑de‑loos, behoort tot de tijdelozen omdat ze schijnbaar eerst bloeit en pas veel later, in het voorjaar, vrucht draagt. Het lijkt of de bloem niet aan tijd is gebonden. De naam tijdeloos of tijloos komt in middeleeuws Nederlands voor als tidelose, vergelijk midden-Nederduits Tidelose, oud-Hoogduitse Zitilosa, (nu Zeitlose of Herbstzeitlose) dit werd in het midden-Latijn overgenomen als tidilosa. Dit was een naam voor de wild groeiende herfst Crocus die als eerste bloem optreedt en dus buiten de tijd (namelijk van bloeien) bloeit. Later werd de naam overgedragen op de herfsttijloos, C. autumnale, die door L. Fuchs in 1542 met deze naam werd vereerd. De nieuwe betekenis werd door papieren toevoeging Herbstzeitlose wat al voor 1701 gebeurde. Een andere verklaring is dat de naam stamt uit het Italiaanse citella osa: de trotse juffrouw.

Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk noemt men het mort au chien.’

Frans mort au chien, tue chien of tue loup, als een middel om honden en wolven te doden, zie Aconitum.

Dodonaeus (e)’Bij de gewone man is het met de naam Hermodactylus ook genoeg bekend. Al is het zaak dat men dit Colchicum de naam Hermodactylus in de apotheken meedeelt, nochtans gebruikt men er een Hermodactylus in de bereiding van verschillende geneesmengsels die van dit Colchicum zeer veel verschilt. Dit geslacht (zegt dezelfde Valerius Cordus er noch bij) groeit niet in Hoogduitsland, maar wordt van andere landen gebracht. (Colchicum byzantinum) En het is waarschijnlijk dat de wortels van dit wit buitenlands Colchicum, daar Valerius Cordus van spreekt, dezelfde wortels zijn die men tegenwoordig in de apotheken met naam van Hermodactylus gebruikt en verkoopt en vervolgens ook dat de Hermodactylus die men in de apotheken gebruikt niets anders is dan Colchicum met witte wortel. Van deze mening schijnt Avicenna geweest te zijn als blijkt uit hetgeen dat hij geschreven heeft in zijn 352ste kapittel want hij zegt daar dat Hermodactylus de wortel is van een kruid wat rozen (dat is in zijn taal bloemen) heeft die van kleur wit of geel is (beter zou men zeggen paars) en dat de witte voor de beste te houden is, maar dat men de rode en zwarte als kwaad en schadelijk vergif vlieden moet.’

(411, 578) In de middeleeuwen was het kruid bekend als Hermodactilus of Hermodactylus, zo bij H. Hildegard en Dyetsche, Hermodactyll in midden-Hoogduits.

Dodonaeus (f) ‘Lobel noemt dit gewas Colchicum sive strangularorium seu letale Ephemerum of Ephemerum letale, Crocifolium en in onze taal venijnige hermodactylen, in het Hoogduits Wilt Saffran, in het Italiaans saffrano salvatico en bij andere Narcissus purpureus Plinij of Narcissus niger of Linos melas van Theophrastus, in het Spaans quitameriendas en villarita, sommige noemen het Moly Tragi omdat het van Hironymus Tragus te onrecht voor het Moly van de ouders gehouden is geweest.' Lobel: Ԯaar het schrijven van Theophrastus zo bloeit ze in het begin van de herfst na de opgang van de Constellatie Arcturus.’

De herfsttijloos heette daarvoor onder andere wilder Safran, dit naar de kleur, vorm en bloeitijd. De voorgaande naamgeving berust nu op de verwisseling der tijden, de bloei in de herfst en vruchten in het voorjaar. Mattensaffran, wilder Saffran of Wiesensafran, Engelse meadow saffron en Frans safran des pres, safran batard, naar de kleurstof die ze levert, een soort valse saffraan. Naar de in het voorjaar groeiende bebladerde vruchtstengel, Hemetbeutel, -tasche. In de middeleeuwen werd het ook Filius ante patrem genoemd: zoon voor de vader of kind voor de Vader, omdat het kind, de zaden, in het voorjaar verschijnen en de vader in de herfst.

Dodonaeus (g) ‘De witte bloemen noemt men soms naecte vrouwen.’

Naar de bladloze bloemen, nackete Huren, nackende Jungfern bij Bock, Nackarsch. In de herfst licht de herfsttijloos in het gras als een gloeiend vlammetje. De trotse en op Crocus gelijkende bloemen zitten laag bij de grond en gaan Գ nachts en met regen dicht. Nooit was een bloem zo naakt. Ze komen zonder bedekking, zonder bladeren en paarsblauw van de kou naar buiten, reden waarom er allerhande vreemde namen aan gegeven zijn, als naakte mannetjes, vrouwtjes of juffrouwen, Franse dame sans chemise: dame zonder hemd, dame nue: naakte dame, cul tout nu: naakte achterste, veillotte: oude vrijster, naar de opvallende roze kleding of omdat ze laat bloeit, Duitse Nackte Jungfer, -Jungfrau, Nackte Hure. Engelse naked lady, -boys, -nannies, -maidens, virgins etc. Andere Germaanse namen beelden de bloemen af als vrouwelijke priv delen. In Tsjechisch is het nahac: de naakte. De associaties zijn ouder. Een verwante Colchicum zou bekend geweest zijn bij de Assyriërs, naar de vorm en structuur van de bloem met een naam die betekent: kom laten we te bed gaan. Een Arabische naam voor Colchicum is siraj al-ghulah: lamp van de ghoul?

(h) Gorkumse martelaren. In een schuur te Rugge, onder Oostvoorne, werden op 8 juli 1572 enige geestelijken, vermoedelijk 19, na ondergane mishandelingen opgehangen. Ze worden de Gorkumse martelaren genoemd omdat ze in Gorinchem gevangen genomen waren. Daardoor werd Rugge voor de roomsgezinde een bedevaartsoord. Een zeker plantje dat daar groeide werd door de devote martelaarskruid genoemd. Het volksgeloof weet te vertellen dat als men de bloempjes, die van naturen vier blaadjes hebben, bewaart, maar niet te lang natuurlijk, dat er dan nog 15 bij komen zodat het getal van de bloemblaadjes overeenkomt met het getal van de martelaars die daar stierven.

(i) In de Walpurgisnacht dansen de heksen op de kruiswegen en gaan naar de weiden om daar de toppen van de bladeren te snijden die ze voor heksensla gebruiken waarmee ze het vee en mensen vergiftigen, Teufelsbrot, Teufelsgeldbeutel

(j) Engelse Michaelmas crocus, Duits Michelswurz of Michelsblume, omdat het op zijn dag, 29 september, bloeit, Engels autumncrocus Frans colchique dաutumnale; herfst, zo ook Herbstblume en Schulblume omdat ze begint te bloeien bij het begin van de (oude) schooltijd na de Michaelisfeesten, vergelijk Vakanzblume bij Cichorium, Symbool van ‘zijn beste dagen zijn geweest’ en zo;

(k) Spinnblume, Spindle of Spinnerin omdat het gewas bloeit als de witte spinnenwebben de velden verkleuren, de zogenaamde Altweibersommer. De bloemen werden door de vrouwen in de handen gewreven zodat ze met spinnen niet zeer zouden doen.

(l) Groeiplaats, Engels fogcrocus, meadowcrocus of purple.

(m) Abend- of Kweltmaie (kwelt=avond, als de herfstijdeloos verschijnt worden de avonden weer langer) Nachtgunkeln, Abendmaie.

(o) Genezend, Lichtblum in het gebied van de Alemannen, Zwitsers Liachtbluma, bij zere ogen, Hailhobet en later Heilheubt of Heilhovit bij Hildegard, van heilen en Haupt, omdat men de planten wel tegen hoofduitslag en hoofdluizen gebruikte, Heilheupt, Heilhobedo, Herbstbleaml in Oostenrijk, Lausblume, Lauseschlode.

(p) Voor mensen en vee, vooral koeien (Kowen) en dergelijke giftig (en genezende) werking, Kalberschissen, Kelbercrut, Kobentcrut, Kaibln, Kuheuter, Kuhla, Kiehdetz, Chuetsch (kalf) Kuhdess, Kuhdutten, Kuhdissen, Rinderblume, Ruhrwurz, als je de knol bij je draagt beschermt het de Ruhr, Kweltbluem, Uchtblume, Zwitsers Kue-Uter.

(q) Spotnamen zijn faule Furen (als Hundsfot) faule Futen of vanwege de gifwerking.

De vorm van de vrucht. De zaadvrucht geeft een andere uitgangspunt omdat kaal zijn en vergeleken werden met de testikels van sommige dieren onder de veelieden, ook met dieren zelf, Hundshosa, Munihoda (muni=stier) Hanekloaeten, Haneklotenblume, Hondsknofl, Mockla, Disseweck en zo ook Kuckucksweck omdat ze bij het komen van de koekoek de lange vruchten laat zien, Zwitsers Bondshoda, Hondshoda, Hundsfeckel, Munnihode, Pfundhode.

(q) Overige, Butterwecken, Konki, Kelterke, Kiltblume, Winterhaube, de koude tijd, Rockastumpfl.

Gebruik.

(411) Medisch is deze giftige plant dan ook gebruik geweest, het verschil tussen medicijn en vergif zit hem tenslotte in de concentratie. De giftige kolchikon werd door de ouden als een betrouwbaar middel tegen jicht gebruikt en zelfs tot in deze tijden heeft ze dit gebruik bewaard. Bij Dioscorides was de kolchikon een pestkruid, hiertoe hing men het in een zakje om de hals. Bij Hildegard von Bingen heette het Heylheubt en werd tegen luizen gebruikt. Het werd gebruikt bij jicht en reuma, maar er werd wel gewaarschuwd dat het gevaarlijk was bij inwendig gebruik. Ook was het een volksmedicijn waardoor er dan ook vergiftigingsgevallen optraden, jicht, reuma, waterzucht en plasziektes, ook tegen hoofdluizen. Daartoe wrijft men de bloemen op het hoofd, of neemt een afkooksel van de bol en bloemen. Onschadelijk is het gebruik als sympathiemiddel. Men geloofde namelijk in vele gebieden dat de bol omgehangen of in de tas gedragen werd vele schade kan afwenden als kinderblaren, hoofdpijn, rodeloop, tegen pest en aanstekende ziektes. Dat laatste is al oud, in Dresden zouden er in het jaar 1680 tijdens een pestepidemie vele mensen een bol aan de hals gedragen hebben. In Schwaben moest de Theklazwiebel op Thekladag (23 september) gegraven en dan als amulet gedragen worden, beschermd tegen hoofdpijn en duizeligheid. Als voorbode van de naderende winter beschermt ze in het volksgeloof voor beschadigingen die deze jaartijd of in die tijd bedreven beschadigingen als van spinnen met zich mee brengen, vandaar mogelijk het gebruik in Zurich Oberlande de mensen met het sap van de net verschenen Liechtblumen de ogen bestrijken zodat ze bij het werk altijd monter zouden blijven. In hertogdom Gotha wreven vrouwen en meisjes ze tussen de handen zodat ze bij het spinnen niet gewond werden. Stuifmeel en stempel geven verder met vet gemengd een zalf tegen de van de koude open gesprongen handen. Een voortijdig opkomen van de planten gaf een voorteken van een strenge winter. In sommige streken werd ze met heksen in verband gebracht, waarschijnlijk door zijn giftige werking.

In de Walpurgisnacht dansen de heksen op kruidwegen, gaan over de velden en snijden van de bladen van de herfsttijloos de toppen en maken er een heksensalade van waarmee ze mensen en vee vergiftigen. De eerste herfsttijloos die men ziet zal men vertrappen zodat men in de winter niet te lang slaapt. Naar een lang verspreid bijgeloof beschut de knol tegen diarree als men het in de zak meedraagt.

Ze worden door het vee niet gegeten, geiten en schapen schijnen het zonder schade te verdragen. De vergiftigingen, als het bij het hooi is, van het rundvee veroorzaakt koliek, bloedplassen en zelfs de dood.

Verse zaden werden in een hoeveelheid van 5 gram, gedroogde 4 gram, kunnen dodelijk werken

Men gebruikt de zaden tegen jicht, reuma, diarree en zo in de homeopathie als tinctuur.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164) 'Het gewone Colchicum van deze landen ingenomen is bijna zo schadelijk als hetgeen dat Dioscorides omtrent Colchos zegt te groeien want binnen het lijf genomen maakt het lichaam vol jeuk alsof het vernetelt was, wurgt en nijpt de keel, kwetst de inwendige leden zodat tenslotte bloedige kamergang volgt en alzo de mens doodt. Daarom als iemand het ingenomen heeft zal er veel melk op drinken of alle dingen innemen die men tegen het kwaad van kampernoelies gebruikt. Niettemin wordt de wortel van dit Colchicum van buiten opgelegd als het gestoten is om alle onlijdelijke smarten en vooral van aambeien te genezen, pleistervormig met honig en gerstemeel opgelegd trekt het de doornen en alle stekels uit de huid en met honig en bonenmeel maakt het alle zwellen en hardigheden murw en is goed om de verstuikte en leden die uit het lid gegaan zijn te genezen, met azijn en zaad van netelen zuivert het de huid. Die wortel met Nitrum maakt de zwarte haren van de paarden heel wit.

‘Hermodactylus, zegt Mesue, maakt vet, vermeerdert het zaad en is goed voor oude vuile zweren want het neemt de vuiligheid weg en bijt het kwaad vlees af.

Mesue, als je deze wortel rouw eet, doodt het, het verwurgt je net als de fungi (dat zijn paddenstoelen). Serapio in hetzelfde kapittel, niemand zal deze wortel voor ui eten, want het is zoet en van een aangename smaak en is iemand daarmee bedrogen geweest en deze wortel eet dan zal hij al die medicijnen nemen die hij nemen zou als hij paddenstoelen gegeten had.

De witte Hermodactylus is goed tegen jicht in de voet, maar de rode doodt, zegt Serapio. Hetzelfde zegt ook Mesue.’

Uit Bock.

Gif.

Colchis was een streek die berucht was om zijn vele vergiftigde planten. Die waren geliefd bij de gifmengers, gifmengsters. In Colchis komt Colchicum speciosum voor. Deze kracht gevende bloem ontlook voor het eerst uit het bloed van Prometheus of zou ontstaan zijn uit enige druppels toverdrank die Medea voor Jason maakte.

Deze Medea was een berucht gifmengster die Jason uit liefde hielp het Gulden Vlies te bemachtigen. Daarvoor moest hij enige werken uitvoeren. Het bloedrode sap van deze Crocus zou hem bescherming geboden hebben tegen de vurige adem van de stieren waarmee hij een veld moest omploegen. Na enige tijd werd ze door hem echter verstoten en uit wraak vermoordde ze haar kinderen en bekwaamde zich in de vergiftigde planten. Om die reden is ze als tovenares in de mythologie zeer bekend geworden.

Ze maakte een toverdrank waarmee ze de oude Ason, Jasons vader, een verjongingskuur gaf. Hiervoor verzamelde ze alle mogelijke kruiden 9 nachten lang in het gebergte. Bij het klaarmaken van de drank vielen enige druppels op de aarde die daarop het gifkruid voortbracht. Zie verder Sempervivum.

Die toverkracht kan ze te danken gehad hebben aan dit lieflijke plantje, wat echter zo verschrikkelijk giftig is dat 10‑20 mg al voldoende is om iemand om zeep te brengen. Het sap ervan was geliefd om in de wijn van tegenstanders te doen. De oude Romeinen wisten er ook weg mee, Colchicum agrippinum Baker werd dan ook niet voor niets naar Agrippina genoemd, de bekende gifmengster en moeder van Nero.

Celdeling.

De plant is zeer giftig en zelfs het loof ervan in veevoer is giftig en sterft het vee. De plant was daardoor zeer ongezien en werd veel uitgegraven en vernietigd.

De giftige stof, colchicine, wordt gebruikt om langs kunstmatige weg het ontstaan van spontane vormen te bevorderen door er zaden mee te behandelen. Colchicine verhindert bij celkerndeling dat de chromosomen zich splitsen zodat er celkernen ontstaan met dubbele aantallen chromosomen. De remwerking op plantencellen werd in 1934 door A. Dustin ontdekt. Zo zouden de dubbele Afrikaantjes, met grote bloemen, op deze manier verkregen zijn.

Planten.

Dit is een mooie borderplant die vanaf eind augustus tot in september bloeit met achter elkaar uit komende bloemen, als de een sterft volgt de ander hem op. Om een goed effect te bereiken moeten er wel een massa geplant worden. Doordat ze bloeien zonder blad is het handig om ze te planten in lage groenblijvende vaste planten als dwerg Artemisia 's, Sedum' s en Phlox subulata. Dit geeft ook het voordeel, als het loof het aardrijk ontvallen is in juli, dat er geen kale plekken in de tuin aanwezig zijn.

Ze kunnen jaren op dezelfde plaats blijven staan en bloeien zo steeds rijker. De bollen moeten vroeg geplant worden, voordat ze uitlopen. Om een goed effect te verkrijgen is het beste ze in groepen van 5 of meer stuks bijeen te planten op een afstand van 20cm en 10cm diep. Ze houden van een koele en licht beschaduwde plaats.

Potplant.

Colchicum ‘ s vormen bollen die bij sommigen soorten gebruikt kunnen worden als droogbloeier. Op een schoteltje gelegd komen ze zo in bloei. Losse bollen worden in september al bloeiend verkocht. Als droogbloeier gebruik je grote maten, die blijven gemakkelijk rechtop staan. Zet ze op een schoteltje voor het raam. De kleinere bollen kun je het beste in een bakje met droog grind zetten. Je hoeft ze dus niet te planten. Alle in de bol aanwezige bloemen ontwikkelen zich dan na elkaar, zonder dat je er iets aan hoeft te doen. Het aantal bloemen kan per knol wel 15 bedragen. Als de platte hartvormige knollen als droogbloeier gebruikt zijn kunnen ze direct na de bloei in buiten worden opgeplant. Het blad komt na de winter.

Colchicums kunnen door middel van zaad vermeerderd worden, hoewel ze niet zaadvast zijn, dus verschillen in vorm geven. Zaaien bij 20 graden. Meestal is het door middel van de broedbollen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl