Platycarya

Over Platycarya

Fortunaea, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Zuccarini, www.BioLib.de.

Platycarya. (Synoniem Fortunaea, naar R. Fortune, de bekende botanische verzamelaar)

Laagblijvende bomen of hoge struiken met oneven geveerde bladeren die enkel of dubbel gezaagd zijn.

Mannelijke en vrouwelijke bloemen staan aan recht opstaande katjes eindstandig aan loten van dit jaar.

De vrucht is een klein en plat nootje die twee vleugelig is.

Het geslacht bestaat traditioneel uit slechts één soort, Platycarya strobilacea, recent is een tweede soort beschreven, Platycarya longzhouensis Liang. (uit Longzhou, China)

Juglandaceae, walnootfamilie,

Platycarya strobilacea, Sieb. et Zucc. (kegel dragend) (Fortunaea sinensis, Lindl.) (uit China)

Knoppen zijn kaal en geel/bruin.

Heeft gevleugelde bladen, als een klein bladige es, 20-25 cm lang met 8-10 lancetvormige blaadjes en een kort gesteeld topblaadje.

Twijgen zijn eerst spaarzaam behaard en worden later kaal en wat glanzend geel/groen of olijf/bruin. Takken hebben een dicht merg.

Bloeit begin juni, de vrouwelijke katjes zijn recht opstaand. Het nootje is ongeveer 5mm lang en samengedrukt.

Het is een kleine bladverliezende boom van maar een paar tot tien meter hoog.

Het is een curieuze plant uit de familie.

Onderscheidt zich van de anderen doordat de vruchtbare bloemen een opgaande kegelachtige tros vormt.

Het is beschreven in 1844.

Naam, etymologie.

Platycarya, Grieks platys: breed, en Carya is Griekse naam voor de (wal)noot. Is zo genoemd naar Carya, de dochter van Dion en de koning van Laconie. Bacchus beminde Carya, maar haar zusters waren jaloers en kwamen tussenbeide. Bacchus werd hierover vertoornd en veranderde de zusters in keien en Carya in een walnoot.

Planten.

De plant was winterhard in zuid en west Engeland als in Ierland.

Vermeerderen door zaaien of afleggen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl