Malva

Over Malva

Kaasjeskruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

30 soorten omvat dit geslacht die voorkomen in Europa, gematigd Azië, N. Amerika en N. Afrika, enigen zijn ruderaal planten.

Het zijn zeer verschillende soorten, n-, twee- en meerjarige kruiden.

Ze kunnen behaard zijn of glanzende bladeren bezitten. De bladeren zijn handnervig, 5‑7 lobbig of ingesneden.

De bloemen staan in de bladoksels en zijn meestal roze, soms ook wit gekleurd. Vele Malva-achtige openen hun bloemen om tien uur en sluiten ze weer tegen vijven.

In dit geslacht zitten veel opvallende sierplanten die geschikt zijn voor borders, anderen komen veel in het wild voor.

Malvaceae, kaasjeskruidfamilie.

Malva arborea, zie Lavatera arborea.

=Malva alcea, L. (Alcea; hulp, geneesplant) De lila/roze bloemen zijn groot, maar reukloos in de zomer.

De bovenste bladeren zijn twee derde of dieper ingesneden, maar de onderste minder diep.

Een vaste plant die vermeerderd wordt door scheuren.

Het vijfbladige kaasjeskruid dat uit Z. Europa, W. Azië, stamt wordt 50- 100 cm hoog. Is beschreven in 1829.

'Fastigiata' is diep roze uitvoering van deze vorm. ‘Alba’ is de witte.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In het Nederduits is dit kruid Sigmaerts-cruydt genoemd, in het Hoogduits ook Sigmaers kraut of Sigmundtwurtz. Sommige noemen het in het Latijn Herba Simeonis, dat is klein Sigmaartskruid.’

Vijfdelig kaasjeskruid. Duitse Ogenpappel of Augenpappeln, ‘Rothe pappeln, augenpappeln, zijn sap met toenemende maan in de ogen gedaan geneest het oogvlies.’ Symaertscruyt, Sigmaardskruid of sygmaartskruid, Duitse Sigmarswurz of Siegmundwurz en wordt zo genoemd naar Simeon die de Heer had gezien, vandaar dat de plant goed is tegen oogzeer. Nauwelijks is Christus op aarde verschenen of Simeon noemt Hem het Licht tot verlichting van de heidenen. (Lucas 2: 32)

Dodonaeus (b) ‘In het Frans het het guimaulve sauvage, in het Italiaans Malva salvatico, in het Spaans Malva mentesina, in het Grieks Alcea en in het Latijn Alcea vulgaris, dat is gewone Alcea.

Sommige noemen het in het Latijn Herba Hungarica. Dit gewas wordt van sommige ook wilde hennep, in het Latijn Cannabis silvestris, in het Grieks Cannabis agria genoemd, te weten omdat men van de schors van dit kruid touwen of zeilen zou kunnen draaien net zoals men van hennepschors doet. Daar wordt nochtans noch een ander wild hennep van Dioscorides beschreven. Maar diegene die naarstig zullen willen overwegen en tezamen brengen de beschrijving van beide kruiden, te weten van de Alcea en van de Cannabis silvestris, zullen gauw kunnen zien dat die beide maar van een kruid te verstaan zijn. Wilde hennep, zegt hij daar, heeft roeden of ranken gelijk die van Althaea of witte heemst, doch kleiner en zwarter, de bladeren zijn ook zwarter en ruwer en de bloem is als die van Lychnis, de zaden en wortels zijn als die van witte heemstծ Welke beschrijving met deze onze Alcea of Sigmaartskruid ook gans overeen komt want Alcea is van bladeren en stelen niet wit, maar groen en daarom is ze in beide zwarter of bruiner dan de Althaea, de bloem is de eerste wilde maluwe gelijk en daarom mag ze zeer goed met de tamme Lychnis bloem en met de wilde roos vergeleken worden en voorts komt ze in alle tekens met de Althea of witte heemst geheel overeen. Wat is er dan anders van te zeggen dan dat het wilde hennep en Alcea voor hetzelfde gewas te houden zijn die beide van Dioscorides met verschillende namen beschreven mogen wezen? In Hoogduitsland wordt deze gewone Alcea soms ook Hoch Lenten genoemd, in Engeland cut of verveine mallouw omdat de bladeren dieper gesneden zijn dan die van de gewone maluweծ

Engels hollyhock mallow of vervain mallow, greater musk-mallow, cut-leaved mallow. Hochleuchten bij Cordus en Fuchsius, ook Herzleuchte

Brandpappel wordt het gewas genoemd, de donkere bloemen bevatten een slijmstof die verkoelend op brandwonden werkt. Franse cataplasma; omslag of pappen. mauve alce.

Verder bij Cordus, Kaslikraut, Morgenstern, Pflugwort, Rosenpappel, Weizpappel, Wetterrosen. Rosenmalve, Spitzblttrige Malve.

Matthiola: 'Ettelijke dragen dit kruid aan hals, achten dat gezicht wordt zeer daardoor gesterkt en bewaart voor het Fll, vel, vandaar het ook Fllrisz genoemd wordt.'

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De wortels van Sigmaartskruid in water of wijn gekookt en gedronken stelpen de rode loop en genezen of helen diegene die van binnen het lijf ergens gekwetst, geborsten of gescheurd zijn, zoals Dioscorides en Paulus Aegineta zeggen.

De schors van de steel van dit Sigmaartskruid mag gebruikt worden om er zeilen en touwen van te draaien net zoals men met hennepstelen plag te doen.

Men zegt dat de wortel van dit kruid aan de hals gehangen het gezicht bewaart en verscherpt.’

Malva dendromorpha M.F.Ray wordt hier ook wel geplaatst die ook of vroeger Lavatera arborea L. heette, zie Lavatera. Tree mallow.

Uit Fuchs.

=Malva moschata, L. (muskus geurend) Sterk ingesneden en zijdeachtige bladeren completeren het geheel.

De plant heeft opgaande, vertakte en ruw behaarde, opgaande stengels van 50-100cm lang.

Helder roze schaaltjes staan in trossen van juni tot september. De bloemschaaltjes zijn donker geaderd.

Vrucht is behaard.

Rijk bloeiende plant die naar muskus geurt, vooral de bloemen en gekneusde bladeren en het beste met warm weer en vooral tegen de avond. Meerjarig of soms tweejarig en kan tegen wat schaduw.

Is inheems in Europa, W. Azië en Marokko, een halve meter en meer hoog.

Ook is er een witte vorm, ‘Alba,’’Rosea’ is een roze vorm.

Naam.

Muskuskaasjeskruid, Duitse Moschus-malve, Bisam-Malve, Abelmoschus, Franse mauvee musquee, Engelse musk mallow, white musk mallow, Frans mauve musque.

Gebruik.

In Duitsland werd een zalf gemaakt van de bladeren en zaden. Ook levert het gewas vezels.

Dit is vermoedelijk de Malva van Plinius. Dit gewas zou de doden voeden, vandaar dat de Grieken het op de graven plantten.

Uit J. Sturm, www.BioLib.de.

Malva neglecta, Wallr. (veronachtzaamd of onopgemerkt)

Bladen zijn rondachtig en hartvormig met 5 lobben.

Kruipende stengels van 20-40cm hoog.

Bloemen zijn licht grijs lila in juni tot september.

Vruchtstengels hangen, de vrucht is donzig.

Eenjarige uit Europa en W. Azië.

Malva sylvestris, Mauritiana groep wordt wel geteeld.

Naam, etymologie.

‘De andere soort die klein blijft heet in het Latijn Malva pumila en in onze taal kleine maluwe en eerd-pappel, in het Frans petite maulve, in het Latijn Malva silvestris repens pumila of Malva pratensis, in het Hoogduits Gensz pappeln of Bappeln, andere noemen het Malva montana of Malva hederacea en in het Italiaans Malva salvatica.

Sommige leggen er een kapotte tichel op zodat ze geen grote of hoge scheuten krijgt, maar is het dat men de bladeren boven tezamen bindt zal ze een vezelachtige wortel krijgen.’

Wegmalve of klein kaasjeskruid, Duitse kleinblutige Kasepappel, Rospappel, Weg-Malve, Feld-Malve, Ganse-Malve, Gansepappel, Hasenpappel, Kslikraut, Rosspappel, Schwellkraut en Engelse dwarf mallow, Frans mauve feuilles rondes.

Uit; http://luirig.altervista.org/pics/index5.php?recn=11686&page=1

Malva parviflora L. (kleine bloemen) een of meerjarig kruid.

Kruipende of opgaande vorm van 20-50cm hoog.

Brede bladeren hebben 5-7 getande lobben en zijn 8-10 breed.

Kleine witte of roze bloemen van 4-6mm in juni-september.

Uit noord Afrika, zuid Europa en elders ingeburgerd.

Kleinbloemig kaasjeskruid, cheeseweed, Egytian mallow, least mallow, Kleinblutige Malve, mauve a petites fleurs.

Uit G. Oeder.

Malva pusilla SM. (zeer klein, onbeduidend) (Malva rotundifolia, With (ronde bladeren)

Kroonbladen zijn even lang als of iets langer dan de kelk, lichtroze of witachtig, juni-augustus.

Wordt 0,10-0,30 cm hoog.

Naam.

Rond kaasjeskruid, dwarf of small mallow, round leaved mallow. Kleinblten-Malve.

Uit Fuchs.

Malva sylvestris, L. (van het bos) Het blad is eerst dofblauwgroen en later dieper groen tot grijs, wortelbladen zijn niervormig met 7 scherpe lobben

Robuust, liggend, opgaand en vertakt zijn de kenmerken van deze plant.

De licht roze bloem is gemarkeerd door donker rood waarbij de grond­kleur meer blauw is, lila of wit. Naar die merkwaardige tinteling van kleur hebben we enig idee van de kleur die bij de Fransen de naam draagt van mauve. Bloei is juni tot augustus

Vrucht is niet donzig en gekrinkeld.

Dit is een eenjarige in cultuur en verwildert soms meerjarig.

Het groot kaasjeskruid en wordt wel tot 120cm hoog. Het gewas groeit meestal in de buurt van menselijke nederzettingen of waar mensen zijn geweest, muren, schuttingen en tuinen, Europa, W. Azië.

Malva sylvestris var. eriocarpa Boiss,(wollige zaden) van Italië oostwaarts tot Himalaya en China.

Malva sylvestris subsp. sylvestris is de gewone vorm.

Malva sylvestris subsp. mauritiana (L.) Boiss., (Malva mauritiana), (uit Mauritani) komt voor In het Iberisch schiereiland tot Itali en Algerije, Mauritanische Malve, Garten-Malve, Algier-Malve.

Malva sylvestris subsp. subacaulis Maire (met wat stengels) uit Marokko in het Atlasgebergte. Marokkaanse Wild-Malve.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘De wilde maluwe is in het Grieks Malache agria genoemd en van Dioscorides Malache chersaea en van sommige Acopos alsof men zei pijn verzachtend kruid en insgelijks ook Heliostrophos en in het Latijn Malva silvestris en Osiriaca, in het Brabants maluwe, in het Italiaans en Spaans Malva, in het Frans maulve, in het Engels mallow en in het Boheems slijz. In het kort gezegd, deze wilde maluwe is de blaas, nieren, darmen, borst en longen nuttig en behulpzaam en verzoet alle smart en weedom waarom ze de naam Acopos bij de Grieken gekregen en behouden heeft. Voorts zo staat in de maluwe te aanmerken dat de bladeren en bloemen met de opgang van de zon opengaan en gelijk de goudsbloem met de ondergang van de zon weer sluiten en daarvan is de naam Heliostrophos, dat is zonnewende, gekomen. Naast dat maluwe in oude tijden alleszins veel geacht en onderhouden werd om haar uitnemende murw makende kracht, zo is ze bijzonder goed tegen vele ziekten waarom dat ze ook in het Latijn Omnimorbia genoemd wordt.’

Het Latijnse Malva komt van het Griekse malakos: verzachten, of het Griekse malassoo: week maken, een verwijzing naar het verzachtende slijm van de zaden. Bij de ouden heette het malue, waar een u voor v staat. Van Beverwijck, ‘zo genoemd naar de Latijnse naam Malva die wederom komt van het Griekse Malacha alsof men zei verzachtend, waarom ze ook bij dezelfde Grieken Akopos, dat is pijn stillend, genoemd wordt.’

Plinius XX.84:’Ab emolliendo ventre dictam putent malachen’. II.29 De his, quae alvum movent - malva-‘

Isidorus XVII.10.5: ‘Malva ex parte graeco vocabulo appelatur malasso, eo quod molliendi alvum solvendique naturam habeat’

Dodonaeus (b) ‘Het wordt in onze taal ook keeskens-cruydt genoemd.’

Kaasjeskruid of keeskenskruid omdat de vruchten op kaasjes lijken of op shirtknopen, kasekenskruid, kattekaasjes, hemdeknoopjes, Fries tsyskeblom. In Duits komt de Kasekopfe, Kasekraut, -pappel, Kaschen, voor, Kesspappeln bij Bock. Daar dachten ze dat door teveel eten van de kazen dom zouden worden, in Frans herbe a fromage, in het Engels komt cheese en fairy cheeses voor, zou liefde aanmoedigen, cheese-flower, cheese-cake, pick-cheese, ook round dock.

Zwitsers Choslichrut, Chaspappala, Chslichrut, Duits Kaskrutchen, Kattenkase, -kees, -krallen, Kaspappeln, Keskrut, Kesspappeln bij Bock, Keesblome, Keesepoppeln, Keskraut, Keiskes, Kasnapfl, Kaslaebla, Kasekopfchen-, -pappeln, Schapskese, Groe Ksepappel, Kslikraut, Katzenkse, Zweeds kattost.

Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het Pappeln en in onze taal soms gewone pappelen.’

Babbeln of Babela bij Hildegard, Babilla in oud-Hoogduits, Bappeln, Gabspappel, Hasenpappeln, Saupapalan, Hanfpapplen of Pappula, Pappala in oud-Hoogduits en Baippel in midden-Hoogduits, Pope, Popel, Poppel, Poppeln, Pepele, Poplencrut, Pappel, Hasenpappeln, Hanfpappel, Ropappel, Johannispappel, De oud Duitse naam is Pappala: slijm als brei, meelbrei, kinderbrei dit woord is later door de pappel van Populus verdrongen. Schwellkraut, Schwollkraut.

(Dodonaeus d) ‘En van dit geslacht dat hoog opgroeit wordt in het Latijn Malva silvestris procerior genoemd, dat is grote wilde maluwe. De eerste en gewoonste soort is in het Latijn Malva elatior en Silvestris Malva procerior vulgaris of Malva equina (paard) genoemd, in het Hoogduits Rosz pappeln.’

Rosspappeln bij Bock.

Dodonaeus (e) ‘In het Frans heet het maulve sauvage of gewone wilde maluwe. In de tijd van zes of zeven maanden wordt ze zo groot als een boom als ze omtrent enige boom gezet wordt want ze vlecht zichzelf er om en maakt zich vast en deze zo hoog groeiende maluwe heet dan soms Malva arborescens semestris.’

De Italiaanse naam Malva kwam in de 16de eeuw in Duitsland. Veel vroeger was het gewas bekend in Frankrijk, Nederland en Engeland. De Franse naam is la mauve, ook voor de kleur, (mauve ook in Engels voor de kleur,)waaruit het midden-Nederlands malu(w)e, het Angelsaksische mealwe, Duitse die Malve en Engels mallow ontstond. (Shakespeare Tempest II, 1,144) Malva van de Spanjaarden en Italianen Engels marsh mallow, mallow, maul, mauls of maws.

Het zijn de originele marshmallows. Oude Engelse namen zijn mersmalewse en mershe mallowe. De marshmallows die gemaakt worden van meel, stroop, gelatine en suiker werden oorspronkelijk gemaakt van de wortels van deze plant. Die plant groeide in moerassen, de marshes van de Thames. Symbool van weldadigheid, zaligheid.

(f) Broodjes, Franse broodjes, in België mastellenkenskruid, mastel: rond koekje, keeskruid, paternosterkruid. Dit omdat Jezus ze aangeraakt had, waarna ze in goudklompjes veranderden zodat zijn moeder geld had om brood te kopen. Van die tijd af aan kunnen de vruchten als broodjes gegeten worden, kerkbloem, pastellekens.

(g) Verder, Erdappelkes, Pannkoken, Pimperkes, Twiebak, Hundskummerli, Zuckerplasscheskraut, Knopplakrettich, Loaberl, Zuckerzolti, Butterwecke, Kuchla, Hurdelichrut Algier-Malve, Mauretanische Malve, Wald-Malve, Feld-Malve, Mohren-Malve, Pissblume, Ross-Malve, Schwellkraut, Hongaars malyve, Boheems slez, Pools staz, Arabisch chabazi. Engels high mallow, tall mallow, wood of wild mallow, blue malva, maul, country-mallow.

Ook voor verwante soorten.

Gebruik.

Als inhullend middel werd het innerlijk gebruikt en uiterlijk bij insectensteken aanbevolen.

De wortels werden aan kleine kinderen gegeven omdat ze een zacht verdovende werking bezitten als de tanden doorkwamen om erop te kauwen. De bladeren, bloemen en bezitten een hoog slijmgehalte en vooral de wortels geven bij het koken een stroperig vocht dat in de apotheek gebruikt wordt om te gorgelen en tegen hoest. Ook de bladeren werden wel gekookt en op wonden en pijnlijke zwellingen gelegd.

Kaaspappel wordt als verzachtend geneesmiddel gebruikt tot heling van wonden en verdrijven van schijven, verhardingen in de uiers van koeien. De zaden werden ook wel verwerkt in hoestbonbons. Een aftreksel van de zaden in melk, wordt gezegd, zijn wonderbaarlijk goed tegen pijnen in de borst. De bladen, op de ogen gelegd verwijderen alle ziektes. De voeten werden gebaad in een aftreksel van de bladen, wortels en bloemen en zijn een zekere help bij kou. Bij het afvallen van het haar werd verholpen door een zelfde behandeling.

Plinius noemde een afkooksel van deze plant in melk tegen hoest, vooral tegen vallende ziektes, maar beschuldigde de plant ervan dat het de kuisheid verdreef.

Plinius verhaalt dat een lepel vol van welke Malva dan ook, dat hij die dag vrij zal zijn van alle ziektes en vooral was het sap goed tegen vallende ziekte. Het sap van mallows gekookt in oude olie neemt alle ruighuid van de huid weg, ook de schurft wordt ermee gewassen of gezalfd. Het behoedt het haar van uitvallen.

Violetten zijn symbolen van ootmoed, blanke leliën van zuiverheid en Malva van zachtmoedigheid. Een drietal schone deugden. Ook symbool van moederlijke tederheid.

Peppel of pappel komt naar het gebruik om te pappen op brandwonden en verzachtende werking op de verharde slijmvliezen. Varro verhaalt dat priesteressen van Apollo in Rome de voeten met deze zalf insmeerden en dan op blote voeten door de kolen liepen. Zo ook A. Magnus dat de magiërs er hun handen mee insmeerden en dan allerlei dingen uit het vuur konden halen. Deze plant werd zo gebruikt in lang vervlogen, donkere tijden. Als men toen beschuldigd werd van een misdaad kon men een beeld van hun onschuld of misdaad verkrijgen door een oordeel. Personen van zwakke gezondheid of licht gestel, vooral monniken en schrijvers, waren vrij gesteld van de normale methode van een gevecht. Die konden hun onschuld aantonen door een gloeiende ijzeren staaf vast te houden. Dat gebeurde in de kerk en tijdens de dienst werd hij in de gaten gehouden door een klerk. De verdachte, hij kon vrienden bij zich hebben, werd beschut door zijn handen te bedekken met een dikke laag van zekere substantie die hem toestonden de hitte te weerstaan. Een soort van pasta van die substantie werd in de 13de eeuw beschreven. Het sap van de Malva en de slijmige zaden van een soort vlooienzaad samen met het wit van een ei werden gemengd, de handen waren daarmee even goed bedekt als met een paar handschoenen.

In de Antigone van Sophocles werden de bewakers van Polycnes, die weggebracht was tegen de wil van Creon, beschuldigd en om hun onschuld te bewijzen kwamen ze tot een oordeel:’ Wij willen,’ zeiden ze, ‘heet ijzer in onze handen nemen en door vuur gaan.’

De ouden plaatsten een soort van Malva bij de tomben van hun overledene vrienden en maakten veel gebruik van hen als groente, de echte soort is niet meer zeker. Het is niet waarschijnlijk dat ze de marsh mallow daar voor gebruikten.

De bladeren dienen in een afkooksel van 10 gram op een kwart liter water als een goed gorgel en mondwater bij gezwollen hals, amandelontsteking en tandzweren. De bloemen worden in hoestthee gebruikt. De bladeren kunnen in jonge toestand als theevervangers gebruikt worden, ook om te eten.

Zo was het gebruik vroeger. (141, !Dodonaeus) ‘Voorts zo is deze wilde maluwe geenszins voor het slechtste moeskruid te houden en de oude Griekse poet Hesiodes heeft die in zijne gedichten zeer geprezen en zegt dat het de mens in spijs zeer nuttig is waarmee de Latijnse poet Horatius ook instemt wanneer hij zegt dat maluwe het verladen en verstopt of zwaar lichaam dienstig en gezond is. Deze gewone maluwe plag van de spaarzame ouders verplant en in de hoven malser en zoeter van smaak gemaakt te worden want ze deden ze dagelijks in het moes en verdreven de honger er mee en noch tegenwoordig in het begin van de lente plukt het gewoon volk in het wild de jonge scheuten zoals die van de asperges en eten die alzo wel om water te laten lossen als om de buik week te maken. Want de lekkernij heeft die al lang uit de hoven gebannen en aan de apotheken gelaten, als Lobel betuigt, om dagelijks te gebruiken tegen verschillende ziekten.

De bladeren van maluwen zijn goed om te verzoeten alle steken en kwetsingen die met enige angels, stekels of kleine stralen van de spinnen, schorpioenen, wespen en bijen en diergelijke beesten en ongedierte gedaan zijn als men die er op legt en zelfs als iemand die bladeren stoot of stampt en met olie vermengt en daarmee zijn huid bestrijkt zullen de voor vermelde beestjes hem niet steken of door hun angels enigszins kunnen hinderen, als Dioscorides er van schrijft.

Die met oude olie (kwalijk staat in de Griekse boeken van Dioscorides geschreven al of hij had willen zeggen, niet met olie, maar met plas) opgelegd genezen en verdrijven alle schilfers, onzuivere plekken, sproeten en andere ruwheden of pukkels van de huid. Water daar de bladeren van kleine maluwe in gekookt zijn maakt de handen zacht en neemt de rimpels van de huid weg en vooral als er lijnzaad of fenegriek mee gekookt wordt. Die bladeren met aardrook gekookt genezen de schurft als men de handen baadt of wast in het water daar ze in gekookt zijn.

Het water daar de bladeren, zaden en wortels van deze maluwe in gekookt zijn met een klysma ingegoten of gespoten is goed tot alle smarten, krampen, verzweringen, knaging en ruwheden van de blaas, baarmoeder, fondament en darmen.

Hetzelfde water verzoet en vermurwt de hardheid van de baarmoeder als men daarin baadt of zit waartoe de maluwe zelf in spijs gebruikt zeer dienstbaar is.

Het sap van deze maluwe wordt de vrouwen die in arbeid zijn te drinken gegeven of ook de wijn daar het in gekookt is zodat ze gemakkelijker baren en van kind verlossen mogen.

De steeltjes van de kleine kruipende of berg maluwe worden van sommige gebruikt om in de roede te steken van diegene die niet plassen kunnen door het overvloedig vlees dat bij hun in de hals van de blaas groeit. De wortel van maluwe in de as gebraden en klein gestoten is goed als een pleister gelegd op de zwerende vrouwenborsten.

De wortel van maluwe die een hele dag in water geweekt is en daarna in een papier gewonden en in hete as gebraden en gedroogd is een bekwaam ding om de tanden te wrijven en te zuiveren en te ontladen van het slijm dat er aan hangt.

Als men die in water kookt en met dat water de vervelde huid wrijft of de verbranding strijkt dan zal men er grote baat en verlichting in vinden. Ook diegene die vermoeid zijn van gaan, rijden of anders reizen zullen hun voeten en benen met dit water zeer nuttig baden en wassen.

Uit de bloemen van de wilde maluwe, gewreven of gestoten, zou men een mooie lichtpaarse kleur kunnen halen en uit die van de boomachtige maluwe noch mooier en bruiner die de sausen en spijzen geen kwade smaak bijbrengen zouden en eer baat dan schade doen.’

Als men de vruchtbaarheid van een vrouw wil testen dan wordt met haar urine de plant begoten. Als er na 3 dagen geen teken van verdorren was kon men op kinderzegen rekenen. Verspreidt was het bijgeloof dat men bij het overdadig eten van deze vrucht luizen zou krijgen.

Historie.

(411) ‘Malva behoort in Z. Europa tot de oudste voedingsplanten. Het was een Malva, een favoriet voedsel bij Horace, die Rhadamanthus aan Lucianus gaf en hem vertelde dat hij bidden moest zodat de plant hem de weg uit de Hades zou wijzen. Horace verwijst het naar zijn eigen dieet die hij beschrijft als zeer eenvoudig: ‘De pascunt olivae, me cichorea, me malvae’. ‘Net zoals voor mij olijven, andijvie en Malva voldoende zijn.’ Hesiodus geeft deze plant al in de 8-7de eeuw v. Chr aan. Bij de Pythagoren gold de plant als heilig en mocht vandaar door hen niet gegeten worden. Bij Hippocrates komt het als weekmiddel middel voor. In de oudheid werd ze veel als moes en als geneesmiddel gebruikt, in hoofdzaak was dit van de M. sylvestris en dan M. neglecta, de eerste komt veel voor in Griekenland. Het schijnt ook M. sylvestris te zijn waar Dioscorides van spreekt als hij bij tuinmalva μολόχη χεενΤή (moloche kepeute) de wilde er tegenover stelt. Voor de maag schrijft hij is ze niet goed, wel voor de darmen. De verse bladeren dienen als omslagen die gekookt en met olie opgelegd worden tegen brandwonden. Ook bevalt hij het aan bij baarmoederpijnen. Hun afkooksel zou een tegenmiddel tegen alle dodelijk gif zijn. Dioscorides beval het aan bij brandwonden. Ook Plinius schat de plant zeer. De ook door Dioscorides vermelde geneeskracht van de bladeren tegen wespen en schorpioensteken zijn naar Plinius zo groot dat een schorpioen die men op een blad legt direct stijf wordt. Malva bladeren onder een barende neergelegd bevorderen de geboorte, die geboorte werkende werking is zo groot dat men ze bij de geboorte direct moet weg nemen anders volgt de baarmoeder er direct na. De Malva zaden zijn, vooral voor vrouwen, een sterk afrodisiacum. Op een latere plaats vermeldt Plinius dat de as van veldwantsen (cimices agrestes) die op Malva ontstaan met rozenolie in de oren gebracht zijn ziektes helen. Palladius geeft als middel op zodat ze niet omhoog schieten dat men in de wortel enige knopen maakt.

Karel de Grote beval de teelt aan. Deze soort en M. neglecta zijn onder de malvas van de Capitulaire te verstaan. Het kruid kwam voor op Capitulaire de Villis Van Lodewijk de Vrome onder de naam misvalva, mogelijk was dit een schrijffout en werd bismalva bedoeld, Maluwe, wat verzachtend betekent of pijnstillend.

H. Hildegard waarschuwt voor het gebruik van de verse Malva waarvoor ze de Duitse naam Babela geeft, daartegen beveelt ze het moes aan voor mensen met zwakke magen. K. von Megenberg vermeldt de werking op de vrucht wat we al zagen bij Plinius. Overigens gebruiken de Hongaren en Roemoenen nog tot voor kort de die in de baarmoeder als abortief. In Bocks tijd was neglecta algemeen in gebruik zodat hij zegt dat ze het algemeenste en aller gebruikelijkst is onder de dokters. De stokroos geeft hij de naam Ernterosen omdat ze met oogst bloeien.

Als sympathiemiddel werd ze ook gebruikt. Naar een handschrift uit de 15de eeuw in de bibliotheek van Breslau kan men zich van de wilde vorm bedienen om te ervaren of een vrouw kinderen kan krijgen. Men giet namelijk de plas van de vrouw in de plant. Verdort die binnen drie dagen is ze onvruchtbaar, maar blijft die groen dan krijgt ze kinderen. Hetzelfde recept geeft een Zwitsers artsenijboek uit de 17de eeuw, om te proberen of een vrouw nog maagd is.

Malva wordt in Gotische bouwversieringen gevonden.

Het gewone en kleine kaasjeskruid komen ook voor tot India. De kleine wordt gecultiveerd in de tuinen van Rosetta waar het hobere genoemd wordt. Het is daar een gewone groente en wordt dagelijks met vlees gegeten. Vele schrijvers veronderstellen dat het deze of een nauw verwante soort is waar Job over verhaalt dat Ԡze het kaasjeskruid afsnijden voor hun vleesծ De Malva van de patriarch heet in Hebreeuws malluach wat een gelijkenis heeft met Grieks malakhi dat Malva betekent en ook met de maluch wat de Syrische naam is van de Atriplex. Mogelijk dat beiden gegeten werden. Ook de Jew’s mallow mag bedoeld worden, dat is Corchorus olitorius van de botanisten, ook een soort Malva. Het wordt in Oosters eten veel gebruikt en door de Arabieren mallow keali genoemd. Andere denken aan een zoutkruid, Atriplex halimus of Salsola.

Uit J. Jacquin.

=Malva verticillata L. var. crispa L. (in kransen staande) (Malva crispa, L. (gekroesd) is afkomstig uit Syri en wordt al vanouds gekweekt. Is beschreven in 1573. Kan groot worden, meer dan anderhalve meter.

Crispa is een eenjarige witbloeiende vorm met kroezende en golvende bladeren van 10-20cm doorsnede die gebruikt worden om er vruchten op te leggen, dessertblad.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Alcea met ronde gesnipperde bladeren is van Fabius Columma beschreven en berg maluwe genoemd.’

De vezelige stengels leveren bastvezels en het jonge blad een groente, het is de koolmalva, dessertbladen, Duitse Baumkohl in Pommeren, Frauenstab, romischer Widerthon, Quirl-Malve, Engelse curled leaved mallow.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar. Malva alcea door te zaaien bij 5 graden, de rest bij 20 graden en bedekken.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/