Conium

Over Conium

Gevlekte scheerling, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt.

Uit J. Grandeville.

Twee kruidachtige tweejarige planten die wijd verspreid voor komen. Conium chaerophylloid

es (blad als Anthriscus chaerophyllus) is de ander.

Uit F. Vietz.

Conium maculatum, L. (gevlekt) gevlekte scheerling, is een tweejarige plant die het eerste jaar een bladrozet vormt en het tweede jaar een zeer grote, tot 2.5m, hoge stengel ontwikkelt.

Holle bladstelen, herderspipen genoemd. De stengels zijn bruinrood gevlekt en vooral aan de onderkant sterk vertakt.

De mooie glanzende donkere bladeren zijn drievoudig geveerd, deelblaadjes lancetvormig met scherpe, soms gedeelde segmenten, 50cm lang en 40cm breed..

De gevlekte heeft witte bloemen in dubbelschermen in juni en juli.

Uit Europa.

Apiaceae, schermbloemenfamilie.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt in Brabant scheerlinck genoemd, in Hoogduitsland Schirling.’

Gevlekte scheerling, Duitse Gefleckte Schierling, midden-Hoogduits Scherlinc of Schirlinc, in oud-Hoogduits komt Scerning voor, Scarno, Scerning en Sceriling, in de 15de eeuw Schirling, in midden-Nederlands was het sc(h)eerlinc en scarn in 1456. De gelijke betekenis Scharnpipen, in Deens skarntyde, behoort tot het grondwoord skarn, in het Angelsaksisch scearn, wat mest of drek betekent. Dit is te vergelijken met Griekse woord skor, het Latijnse muscerda: muizendrek, de plant groeit graag op mesthopen of op de gemeste delen van de akker, Duitse Mauseschierling. Als de zomer over is rammelen de dode stengels in de wind. Het landsvolk in Engeland noemt ze kecksies, de oude naam was kex, mogelijk werd de naam alleen gebruikt voor de dode stengels. Of van scern: scherm, de bloemvorm, of van sceran: scheren of snijden, de ingesneden bladeren of de gifwerking. Scherlinc en Scherling bij Hildegard, Schirling.

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland wordt het ook Wuterich, Weterich, Wunscherling of Witscherling genoemd en in het Nederduits winterlinck.’

Wuterich bij Bock, Wutscherling.

Dodonaeus;’De Latijnse naam is Cicuta, de Griekse Conion of Coneion.’

Conium is afgeleid van Grieks kanao, konos of koneisthai voor wat in een kring ronddraaien betekent, een verwijzing naar de duizeligheid die optreedt bij het eten van deze plant. Theophrastus en Dioscorides beschreven onder Koneion een plant die waarschijnlijk de gevlekte scheerling was. Conium en Cicuta waren synoniemen, Cicuta groeit niet in zuidelijke gebieden. Conium kan ook uitgelegd worden van het woord kone, dat moord betekent. In het oude Griekenland werden vroeger misdadigers, filosofen (andersdenkenden) met het sap van deze plant uit de weg geruimd.

Dodonaeus (d) ‘In het Nederduits heet dit kruid dulle-kervel dulle peterselie, ook herders-pijpen en pijp-cruydt.’

Dullkrut, de werking, dolle kervel, Duits Teufels- of Blutpeterlein lijkt op peterselie of kervel maar heeft rode vlekken op de stengels, vandaar Gefleckter Schierling, een kenmerk, Engels poison parsley of spotted parsley. Duitse Pipkraut of Scharnpiepen, bij ons herderspipen, de holle stengels.

Dodonaeus (e) ‘In het Engels heet het homloke.’

Engelse hemlock, midden Engels humlok, homelok of hemlok, oud-Engels hymblice, hymlice, Angelsaksische hemleac, hem: grens of kust, het is niet geheel duidelijk, er kan ook iets kwaads of schadelijks mee bedoeld zijn, en leac, leek: een holle plant, vergelijk Allium. In oud-Engels komt hymlice voor, mogelijk stamt hem van oud-Saksisch haem of healm: stro of hol, naar de holle pijp, lock van lic: erop gelijkend.

Dodonaeus (f) ‘In het Frans heet het cige, segu of ook coucu’,in Spanje ceguta y canabey’.

Van Cicuta, Frans cigue en cigue tachee: gevlekte scheerling, grande cigue, wordt meestal een halve meter hoger dan Cicuta, cigue d’athenes, naar het verhaal van Socrates. Italiaans en Spaans cicuta, Portugees ceguda, Boheems bolehlan, Hongaars buro, Zweeds odort.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ’Scheerling is uitermate zeer verkoelend van aard en krachten, zoals Galenus betuigt. Daarom doen zeer onbedacht en onwijs al diegene die dat kruid op de klootjes van de jonge knechtjes of op de borsten van de jonge dochters leggen om de onmatige groei er van te beletten en te maken dat ze niet te zeer zwellen of groter worden dan het hun behoorlijk lijkt te wezen. Want behalve dat het oorzaak is dat die delen gemakkelijk tot een uittering of andere verdroging gebracht worden is het daarnaast dat het hart en lever zeer hinderlijk al wordt het maar alleen van buiten opgelegd, maar nochtans doet het veel meer kwaad van binnen het lijf met spijs of drank ingegeven. Want, als Dioscorides verhaalt, scheerling moet gerekend worden onder het getal van de dodelijke dingen die de mens door zijn koude eigenschap het leven verkorten.

Dan tegen het kwaad van dit kruid eer dat tot het hart of ander ingewand gekomen is houdt Plinius voor een zeer goede baat de mens er wijn op te drinken te geven die door zijn verwarmende kracht de koude aard van de scheerling gans overwinnen zal. Dan als men dat kruid met wijn vermengt en iemand tezamen ingeeft dan is er geen hulp of baat tegen, maar de mens zal er zonder twijfel van sterven, zo de ouders verzekeren.

Deze scheerling of Coneion is te Athene gebruikt geweest om de zeer wijze man en filosoof Socrates te doden, als Plato schrijft.

Scheerling is zeer koud en tot in de vierde graad volkomen en daarom is het dodelijk binnen het lijf genomen. Van buiten tegen enige gebreken opgelegd maakt de mensen ten eeuwige dagen gebrekkelijk en zwak. Daarom moet al diegene goed opletten die scheerling op alle wild vuur en verhitting pleistervormig leggen om de pijn te verzoeten en de hitte te verkoelen. Want die zullen niet beter varen dan of ze er bilzekruid of opium op gelegd hadden en door al dusdanige verzoeting die van zeer koude kruiden als van opium, bilzekruid en scheerling komt wordt de ziekte en het lid daar die weedom in is wordt voos en half dood gemaakt alzo dat het die ziekte en pijn niet voelen kan. Maar als dat lichaam en lid wederom tot dezelfde komt dan is de smart groter dan ze tevoren was en de ziekte is slechter om te genezen. Daarom zal men dusdanige kruiden niet tot verzoeting van enige pijnen gebruiken, dan in grote nood als die pijnen zeer groot en onverdraaglijk schijnen. En dan is het soms gebeurt dat men de kramp er mee genezen heeft. Anders zo heeft dit gewas een schadelijke eigenschap die de hersens voor alles zeer ontstelt, want sommige krijgen er draaiing in het hoofd van, sommige krijgen hoofdpijn, sommige worden er dul van en sommige sterven ervan. Sommige die er niet te veel van ingenomen hebben blijven hun hele leven lang ongezond en kwelend.

Nochtans zo zijn er sommige vogels die door dit kruid vet worden, namelijk de spreeuwen. De ezels plegen dat ook veel en graag te eten, dan ze worden er zo slaperig van dat het gebeurd is dat men ze levend gevild en de huid afgetrokken heeft eer ze wakker geworden zijn.

De bakkers als ze de oven te heet gestookt hebben zodat ze het brood zouden mogen verbranden werpen in de oven een handvol of twee van het rijp of onrijp zaad van dolle kervel (te weten die hier te lande algemeen is en minder stinkt) waardoor met het gekraak en vooral kracht belet wordt dat het brood van het vuur beschadigd wordt, als Lobel betuigt.

De vissers gebruiken dit kruid om de vissen te vangen, hetzij alleen, hetzij door er wat venkelbladeren bij te doen.

De smaak is bitter en scherp. Als medicijn werd het gebruikt als pijnstiller bij ontstekingen op uitwendige delen, inwendig tegen kinkhoest, astma en vallende ziektes.

Historie.

(411) 'In de oude botanische en medische literatuur wordt vaak de gevlekte scheerling, Conium maculatum en de waterscheerling Cicuta virosa niet scherp uit elkaar gehouden. In het algemeen kan men zeggen dat de scheerling van de ouden, het χωνειον, koneion, van de Grieken en de Cicuta van de Romeinen zeker de gevlekte scheerling was.

De waterscheerling komt in Griekenland en Italië uiterst zelden voor, terwijl de andere vrij algemeen is. In Italië was de waterscheerling bij de botanisten van de 15de eeuw nog onbekend en sinds de 17de eeuw wordt het in de botanische tuinen geplant. De oude Duitsers Brunfels, Bock en Fuchs beschreven alleen de gevlekte. Hippocrates noemt het koneion vaak. Theophrastus zegt dat het sap uit zijn wortels giftiger is dan de vrucht en dat de beste scheerling van Susa (vroegere hoofdstad van Perzië) aan de koudste plaatsen groeide. Op een latere plaats stelt Theophrastus van een zekere Thrasyas uit Mantinea in Arcadië die uit scheerling, papaver en andere stoffen een sterk vergif maakte. Naar Dioscorides wordt het ingedroogde sap vaak in de geneeskunde gebruikt. Het zou door verkoudheid doden, mogelijk dat de uitwaseming door huidgevoeligheid (zgn. Pelzigsein) bedoeld wordt bij innerlijk gebruik opkomt. Een tegenmiddel is bij Dioscorides ongemengde wijn. Verder geeft hij het gewreven kruid dat als omslag op de testikels gelegd wordt als middel tegen Pollutionen aan, daardoor zullen alle geslachtsdelen in gaan slapen. Ook Marcellus Empiricus schrijft dat als de gestampte scheerlingwortel dat gemengd wordt met eiwit op de testikels gelegd wordt het groter worden verhinderd. Ja, zo sterk zou deze anti –afrodisiaca werking van de scheerling zijn dat men naar de vermelde schrijvers met de om de testikels gebonden scheerlingswortel een ‘eunuch sine ferro’,dat is ‘zonder gebruik van de messen’ kon maken. Op deze grond zegt Bock dat de scheerling tot de kuise ordelieden behoort, dan ihr gelubt dester bass (=besser) mogen halten. Aansluitend zou naar Dioscorides de scheerling de melk verdrijven en een groter worden van de vrouwelijke borsten verhinderen. Diegene die dat zegt is volgens Plinius, Anaxilaus. Deze Griekse arts leefde ten tijde van Augustus in Rome waar hij door zijn magische kunst groot aanzien kreeg en later als tovenaar uit Italië verdreven werd. Plinius noemde de cicuta (=Conium maculatum) als ‘Publica Atheniemsium poena invisa, als staatsstraf door Atheners gehaat. Het drinken van de scheerlingbeker (τό χώνειον ίνειν, to koneion pinein, was in Athene de doodsstraf voor politieke misdadigers, zie onder. Volgens Plinius is scheerling, naar zijn mening, een tegengif tegen wijnruit en die ruit verzamelen zouden de handen met scheerling sap bestrijken. Deze vaststelling van vijandschap tussen ruit en scheerling schijnt nog niet geheel verdwenen te zijn en in de omgeving van Luttich gelooft men dat men de scheerling uit de tuin verdrijven kan door veel ruit te planten. In de middeleeuwen komt er weinig nieuws naar voren. H. Hildegard noemt het Scherling. A. Magnus kent ook de Cicuta aquatica, de waterscheerling. Bock vermeldt het en zegt dat de Atheners hun overtreders met het sap doden, dat ze dat nu niet meer in Duitsland doen dan met gedroogd hennepkruid wat velen grote schade doet en sneller dan scheerling sap de dood veroorzaakt. Hij bericht ook dat hij zelfs eenmaal een eerlijke vrouw gezien heeft die de wortels, die ze voor pastinaken hield, gegeten had en begon dol en dronken te worden, wilde opstijgen en vliegen en werd met een dronk azijn geholpen zodat ze rustig en stil werd. Matthiolus verhaalt een kluchtig verhaal. Als de ezels van scheerling eten vallen ze om en slapen zo vast alsof ze dood zijn. Op zekere tijd hadden buren gezien en gemeend dat de ezel dood was en wilden zijn huid er af halen. Toen ze daarmee half weg waren werd de ezel wakker van pijn en stond op, waarvan de buren schrokken en de toeschouwers lachten.

Herkenning.

De gevlekte scheerling is een duivelse plant, de met portwijn getekende blokken op de blauwwazige stengels hebben een dodelijk uiterlijk. Ofschoon ze hun eigen signatuur van vernietiging met zich meedragen zijn kinderen vergiftigd doordat ze er blaaspijpen van maakten. Verwisseling met fluitenkruid om fluiten van te maken gaf noodlottige gevolgen. Dit kwade kruid zou de stengels van Pan’ s fluit geleverd hebben. Gewetenloze vervalsers of slordige kwekers vermengden het zaad wel met anijszaad, waar het gewas veel op leek.

Door het ontbreken van beharing is de plant te herkennen van de soorten waar het veel op lijkt. Het komt in de tuinen voor tussen peterselie en kan daar mee verwisseld worden zolang het gewas geen stengels gevormd heeft. Door het blad te wrijven is het ook te herkennen aan de weerzinwekkende geur, muizenurine.

Folklore.

In het wild groeit de plant op ruige ruigtes, donkere kerkhoven. Op die plaats zou het door de duivel geplant zijn op de graven van de overwonnen zielen.

De melksap bevattende wortel bevat, met de stengel, het meeste gif. Zie Shakespeare’ s Macbeth IV,1 de root of hemlock diggդ i the dark’. Het was een hoofdbestanddeel van het brouwsel van heksen. Uit de navel van een heksendochter ontspruit een gouden scheerling, door die scheerling herkent de moederheks haar dochter.

De bladen werden als omslag op de geslachtsdelen gelegd die het laat inslapen. De borsten van de meisjes werden niet groter en de testikels van de jongens ontwikkelden zich niet. Het is een kruid van Saturnus en gevaarlijk voor de privé delen: ‘yet applied to the privities, it stops its lustul thoughts’.

Als zogende moeders de zuigeling van de borst willen hebben leggen ze frisse bladeren van de scheerling op de borst.

Twee wondertoertjes.

Om personen met elkaar te doen vechten: ‘Vermeng de hersens van een arend met het sap van scherlinc en laat hen drinken’. ‘Om vogels met de hand te vangen werp hun enig zaad toe dat geweekt is in wijn en scheerlingsap.

Symbool voor ‘Je zal mijn dood zijn’..

Socrates:

Bij vergiftiging met scheerling ontstaat grote zwakte, algemene moeheid, het eerst in de benen, verminderde actie in alle overige delen, vooral opvallend op hoofd en hals, kauwen en slikken gaat moeilijk, spreken volgt moeizaam, de stem is hees. Grotere giften doden onder lichte krampen door verlamming van de ademwegen. De hartwerking en het bewustzijn blijven bij dit gif tot het eind aan toe goed, de veroordeelde blijft rustig zonder enige verwarring.

Dit kruid is door Socrates beroemd geworden. En Socrates door die manier van sterven, 399 v. Chr. Het gif doet voordat men sterft het lichaam schokken. Theophrastus en Plato zijn hiermede niet in overeenstemming. Vermoedelijk is met dit gif ook opium gemengd. Plinius verhaalt dat de inwoners van Choa, voordat ze zwak of dement werden, het lot voor waren met scheerling, gemengd met opium.

(van Beverwijck) Plato in zijn Phaedo ғocrates was in de tijd dat de volkszaken van Athene ondergebracht waren bij de Lacedaemoniër, die een 30 gouverneurs over hem aangesteld hadden, beschuldigd door ene Melstus dat hij de goden van de voorouders veracht had en nieuwe goden had ingevoerd. Alle vrome lieden waren zeer bekommerd om Socrates, de wel sprekende Lysias schreef voor hem een verdediging, die Socrates echter niet aannam, hij zei dat het hem niet paste, want de verdediging was op zijn advocaat opgesteld en niet filosofisch. Hij antwoordde, kunnen kleren en schoenen van Lysias gemaakt, mij toch niet passen?

Hij werd voor de rechters gebracht en na zijn beschuldiging gehoord te hebben, werd hem gevraagd wat voor straf hij meende verdiend te hebben. Hierop antwoordde hij, 'Voor hetgeen dat ik gedaan heb, meen ik, dat men mij in het Prytaneo (de grootste eer, alleen voor degenen die zich onderscheidden hadden) op het beschuldigde behoort te onderhouden. De rechters gaven hem de doodstraf, wat hij aannam alsof het hem niets aanging. De lange tijd die hij daarna gevangen zat, besteedde hij met godzalige reden van de onsterfelijkheid van de ziel. Dat daarom de dood voor een eerlijk man niet te vrezen was. Tot de laatste dag kwamen zijn vrienden hem bezoeken om van zijn wijsheid te leren. Bij het naderen van zijn doodsuur vroeg de wijsgerige Crito hoe hij begraven wenste te worden. Hij antwoordde dat hem dat niets uit maakte, als gij mij maar kunt nemen en ik u niet ontsnap. Socrates vertelde hem: Ik kan u maar niet wijsmaken dat ik Socrates ben die nu zoveel redevoeringen houd. Hij meent dat ik het lijk ben dat hij zo zal zien. Toen kwam de dienaar van de ELF mannen binnen met de gifbeker. Deze prees hem om zijn goede voorbeeld en vervloekte hun die hem deze opdracht gaven, want zegt hij, zij zijn gestoord en u bent de allerbeste man die ooit in deze plaats is gekomen, kloek en zachtmoedig, ik ben verzekerd dat gij niet kwaad op mij zult zijn, want het is u bekend wie daar de oorzaak van is, huilend ging hij weg. Socrates, de man naziende, zei tot hem ga in vrede, vervolgens tot de aanwezigen, welaan laten wij gaan waartoe hij is belast en laat iemand het venijn, zo het al gestolen is, brengen. Ik geloof, zei Crito, dat de zon nog niet onder is en ik weet dat anderen die deze boodschap ontvangen hebben het zeer laat drinken, na zich eerst met eten en drinken voorzien te hebben, daarom is het niet nodig dat u zich zo haast. Socrates sprak hierop, die mensen hebben gelijk, want zij menen daarmee wat te winnen, wat voor mij geen zin heeft en als ik het venijn wat later zou drinken ik mezelf tot spot zou stellen, alsof ik zo begerig zou zijn om te leven en zo spaarzaam zou zijn met hetgeen ik niet meer heb. Hierop wenkte hij de jongen met de beker en zei tot hem, welaan goede man, gij hebt er verstand van, wat moet ik doen? Niet anders dan nadat u gedronken hebt te gaan wandelen, totdat uw gij voelt dat uw benen stram worden en dan te gaan liggen. Socrates nam de beker aan en zei dat hij tot de goden zou bidden zo gauw zijn verhuizing gelukkig mocht wezen, dronk hij het gif rustig in. Hierna begonnen de omstanders te kermen en te huilen. Socrates zegde hen: wat nu mannen, wat doen jullie nu? Ik heb de vrouwen al thuis gelaten, zodat zij dit niet zullen doen, want ik had gehoord dat men met vrolijkheid en gelukwensen uit dit leven behoort te gaan. Houdt u dus goed en vrolijk, waarop ze beschaamd werden en hun tranen inhielden. Socrates voelde nu dat zijn benen stram werden en ging liggen, degene die hem het gif gebracht had, voelde even later aan zijn voeten en merkte dat Socrates daar niets van merkte, hogerop was het ook al overal koud en stijf geworden. Socrates zei nu tegen zijn omstanders, als het aan het hart komt is het gedaan, de venijnige kou was al tot zijn maag gekomen en de deken van zijn lichaam werpende, sprak hij zijn laatste woorden. Cito, wij zijn Aesculapius een haan schuldig, betaalt het en verzuim het niet (Aan Aesculapius, de zoon van de zon, werd in oude tijden door de heidenen een haan geofferd, als de bode van de dag en opkomende zon, waarmede zij te kennen gaven dat zij de goddelijke goedheid en weldadigheid, die alle ziekten geneest, schuldig waren aan de dag, het licht van het leven.) Naar die geneesmeester had Socrates gevraagd, nu hij bevrijd was van alle ziektes en vertwijfeling, wilde hij die god met een offerande danken. Crito antwoordde, al wat gij beveelt, dat zal geschieden.

Die van Athene kregen nu groot berouw en sloten alle speelplaatsen. Zij die hen aangeraden hadden hem te vermoorden, werden verbannen. Zijn aanklager Melitus werd om zeep geholpen en ter eren van Socrates lieten zij op de beroemdste plaats van de stad een koperen beeld oprichten, die door de vermaarde Lysippus gemaakt werd.

Bijbel.

Gal is de vertegenwoordiger van de Hebreeuwse termen Mererah of Merorah en Rosh of Rosj. De eerste twee duiden aan, dat is bitter (Job 13: 26) Deze term is ook gebruikt bij de doordringendheid van gal wegens zijn intense bitterheid (Job 16: 13, 20: 25) Ook gebruikt als vergif van serpenten (Job 20: 14)

Rosh, gewoonlijk vertaald als gal, is in Hosea 10: 4 een verwijzing naar de scheerling, in Job 20: 26 wijst ze op het gif of venijn van slangen. In Deuteronium 29: 18 en Klaaglied 3:19, vergeleken met Hosea 10: 4, is het een teken dat het Hebreeuwse woord duidt op een bittere, waarschijnlijk giftige plant (Holy Bible) Als bittere plant kan dit ook als alsem vertaald worden, maar kan ook voor elk bitter kruid genomen worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl