Cornus

Over Cornus

Kornoelje, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Dit geslacht omvat meestal houtachtige planten en als uitzondering in de familie zijn er ook enkele kruidachtige vormen.

De sierwaarde is velerlei, de mooie bladeren in de zomer of in herfst, wintereffecten van de gekleurde twijgen, de bloemen of bessen.

De kornoeljes zijn zulke algemene planten dat we ze vaak over het hoofd zien en niet eens weten hoe mooi sommigen kunnen zijn. Verder zijn het sterke en probleemloze groeiers.

Het zijn van oorsprong meestal bosplanten, geen solitairen.

45 soorten komen voor in de gematigde streken van het N. halfrond, 1 in Peru.

Cornaceae, kornoelje familie.

Uit J. C. Krauss.

De enkelvoudige bladeren staan meestal in kruisen of tegenovergesteld. Die bladeren bezitten een merkwaardige eigenschap waar je dit geslacht aan kan herkennen. Neem een blad en knik die doormidden. Trek vervolgens de twee helften voorzichtig van elkaar. Als de twee helften een halve cm uit elkaar zijn getrokken kun je het onderste blad loslaten. Dit gedeelte zal nu aan het bovenste gedeelte blijven vastzitten. Dit komt door de elastische vaatbundels, die nu zichtbaar zijn en mee rekken.

Bladeren met 3-7 en zelden 8-9 paar boogvormig naar de top toelopende zijnerven. Bloemen zijn tweeslachtig en 4tallig, zeer klein met onduidelijk getande kelk en staan in eindstandige hoofdjes, schermen of tuilen die soms door schutbladen zijn omgeven, vrucht is een besvormige steenvrucht.

Naar de bloemen zijn ze in twee groepen te verdelen. De eerste groep is die met trossen van opvallende bloemen. De andere groep is die waar de bloemen omgeven zijn door grote gekleurde schutbladen.

Door de veelvormigheid binnen het geslacht worden de soorten wel verdeeld in 5 secties, een verdeling die rust op de verschillen in bloembouw.

Ondergeslacht Swida (Sectie Thelycrania) Dogwoods.

Bloemen in eindstandige schermen of tuilen zonder schutbladen, bladeren staan verspreid.

1. =Cornus alternifolia, L. (anders blad of afwisselend geplaatst) (Swida alternifolia). Bladsteel is 5cm lang.

Eivormige bladeren die soms op het eind van de twijgen opeen gehoopt staan zijn 5-10cm lang met 5-6 paar zijnerven en een puntige top, glanzend donkergroen en van onderen blauw/groen en vooral langs de nerven spaarzaam aanliggend behaard. aan langscheuten staan ze afwisselend, aan korte takken kunnen ze zo dicht bij elkaar staan dat ze tegenoverstaand of in kransen lijken te staan.

Glanzend rood/bruine twijgen.

Bloeit eind mei, begin juni met witte bloemen in lang gesteeld en tamelijk brede tuilen van 8cm in diameter.

Al in augustus zijn de iets berijpte 6-8mm grote, blauw/zwarte vruchten aan de roodbruine vruchtsteel rijp.

Een hoog opgroeiende struik of kleine boom met tamelijk gedrongen en min of meer warrig groeiende kroon, 15m.

Uit O. N. Amerika wordt 8m hoog. Is beschreven in 1760.

Naam.

Alternate leaved dog wood, pagoda dogwood, Duitse Wechselblattrige Hartriegel, Pagoden-Hartriegel, hoewel meest voor Cornus controversa.

2. uit www.sevin.ru

Cornus controversa, Hemsl. (discussie of tegengesteld) (Swida controvera Sojak) komt uit Japan, Korea en China en is een boom die wel 18m hoog kan worden, meestal 10m bij 6m breed. Is beschreven in 1900.

De grijs/bruine takken staan horizontaal en geven zo zoծ pittoreske Japanse vorm, tafelachtig.

Het blad is licht gesteeld en afwisselend geplaatst, elliptisch tot ovaal, glanzend donkergroen en wat ruw aanvoelend, aan de onderkant wittig en licht behaard, 8-16cm lang, kort toegespitst met 6-9 paar zijnerven.

De bloei is hier ook mooi en rijk. Bloei in juni met crme/witte bloemen in 6-12cm brede tamelijk vlakke tuilen.

De vruchten zijn donker blauw/zwart en 6-8mm in diameter. Uit O. Azië.

Reuzenkornoelje, Table dogwood. Pagoden-Hartriegel, Riesen-Hartriegel.

De bloeiwijze is een tuil of een scherm zonder schutbladen, bladeren overstaand.

3. Uit J. C. Krauss.

Cornus sericea L. (zijdeachtig) (Cornus stolonifera) (uitspruitsels voortbrengend) (Swida stolonifera) Bladsteel is 1-2.5cm lang en bruin gekleurd.

Bladeren zijn 6-12cm lang, elliptisch met toegespitste top, donkergroen en aanliggend behaard, van onderen blauw/groen en aanliggend behaard met 5-7paar zijnerven.

Geelgroen, behaarde en later roodbruine, afstaand tot in bogen overhangend twijgen.

Bloeit in mei/juni met geel/witte bloemen in 3-5cm brede en bijna vlakke tuilen.

Vrucht is bolvormig en ongeveer 5mm in diameter, wat blauwachtig.

Meer breeduit groeiend met afstaande takken komt deze vorm voor de dag. Zijn takken buigen naar buiten toe, komen op de grond waar ze wortelen en verder groeien, en verder groeien enz., zo op den duur een oerwoudbos vormen.

Uit O. N. Amerika wordt 2.5m hoog en is sinds 1899 bekend in Europa.

‘Flaviramea’ blijft lager, groeit breder uit en is opvallend in de winter door de geel/groene twijgen.

‘Kelsey’ is een ruime halve meter hoog en zo breed met purperbruine takken. Een mooie bodembedekker.

Naam.

Red osier dog wood, redtwig dogwood, red-rood, red rood, American dogwood en (subsp. occidentalis) Western dogwood, Duitse Seidige Hartriegel, Weier Hartriegel en Sprossender Hartriegel.

Gebruik.

De plant zou gebruikt zijn door de Indianen uit W. Amerika als narcotisch middel. Daartoe verzamelden ze de binnenbast, droogden het en rookten het, een overdosis zou duizeligheid veroorzaken. Red osier dogwood.

‘Baileyi’ Coult et Evans. (Bailey ‘s) De bladeren zijn groter, 6-12cm lang, en aanliggend behaard van onderen.

De vruchten zijn blauw/wit maar hier meer breder dan hoog.

Lijkt nogal op de vorige en wordt er vaak mee verward maar deze heeft aan de top dicht behaarde twijgen met breder merg in de rodere twijgen.

Uit O. N. Amerika, wordt 3.5m hoog. Is beschreven in 1890.

Uit J. C. Krauss.

Cornus alba, L. (wit) (Swida alba Opiz.) bladsteel is 1-3cm lang.

Donkergroene en aan de onderkant blauw/witte bladeren van 4-10 cm lang zijn eivormig met korte toegespitste top en meestal 4-8paar zijnerven.

De witte kornoelje is een mooie heester met opgaande, purperrode twijgen.

Bloeit in mei/juni met geel/witte bloemen in 3-5cm brede schermvormige tuilen De witte kornoelje is zo genoemd naar zijn onopvallende witte bloemen.

Die worden gevolgd door blauwwitte vruchten van 6-8mm in diameter en hoger dan breed.

Het is een sterke en goedkope heester die vaak in gemeentebeplantingen aangeplant wordt, samen met de gele kornoelje, vanwege de contrastkleuren van de twijgen in de winter.

Is inheems in Siberië en is in 1741 beschreven, wordt 4m hoog.

Naam.

Witte kornoelje, Engelse white berried dog-wood, Siberian of red-barked dogwood. Tatarische Hartriegel, Weier Hartriegel.

Vormen.

Cornus alba is de bekendste vorm, maar vaak wordt de cv. ‘Sibirica’ aangeplant. Dit omdat zijn diep koraalrode twijgen helder kleuren in het winterse landschap. De Siberische kleurt nog opvallender rood dan de soort, alsof die vol gelopen is met bloed. Groeit wat minder fors en kan ook als solitair aangeplant worden. ԓibiricaՠkwam rood aangelopen in 1824.

De cv. ‘Gouchoultii’, met aanvankelijk roze en later geel gevlekte bladeren en purperrode twijgen, is in 1888 gevonden.

De cv. ‘Kesselringii’, heeft een opvallende en zwart glanzende bast. De struik loopt daardoor in het voorjaar purperbruin uit.

‘Elegantissima’, wordt wat lager. Heeft een wat crme witte rand om grijsgroen binnenste.

‘Spaethii’, is geelbont, groeit ook op mindere gronden.

Belgische vlag.

Belgen planten hun driekleur in de tuin door de zwarte, de gele en rode kornoelje naast elkaar te planten.

Uit; https://www.tuincentrum.nl/cornus-pumila

Cornus pumila (klein, dwergachtig) Heester van 100-140cm hoog.

Bloeit met witte bloemen in mei-juni.

Bladverliezend, loopt bronsgroen uit en met mooie herfstkleur.

Winterhard.

Dwergkornoelje.

8. Uit N. Meerburg.

=Cornus amomum Mill. (Griekse amomon, van Arabisch hamama: Indische kruidplant) (Swida amomum) Bladsteel is 15mm lang.

Bladeren zijn 5-10cm lang en eivormig met kort gepunte top, matglanzend donkergroen en van onder lichter met aanliggende behaarde nerven.

De twijgen zijn eerst groen en in de winter purperkleurig, sierlijk overhangend met geel/bruin merg.

Bloeit in juni met geel/witte bloemen in iets behaarde en 4-6cm brede tuilen.

Vrucht is een 6mm in diameter en lichtblauw tot bijna wit.

Groeit op vochtige gronden in de zon en schaduw.

Wordt een 3m hoog en 5m breed, een zeer breed uitgroeiende struik, maakt worteluitlopers en zo gebruikt voor vastleggen van grond.

Stamt uit N. Amerika waar het kinnikinnik genoemd wordt. Zou ook geneeskrachtige eigenschappen bezitten.

Silky dogwood. Seidenhaarige Hartriegel.

9. uit www.natureserve-canada.ca

Cornus obliqua Raf. (scheef) (Swida obliqua) Elliptisch gevormde en iets hangende bladeren van 5-8cm lang met spitse top zijn donkergroen en van onderen blauw/groen en langs de nerven geel/bruin behaard.

Bloeit in juni/juli met gele bloemen in tot 6cm brede en iets gewelfde tuilen.

Vruchten worden in september/oktober rijp, blauw/wit, 5-7mm in diameter.

Een los groeiende struik met tamelijk dunne, olijf/groene twijgen die aan de zonkant wat purper zijn.

Uit O. N. Amerika wordt 3m hoog.

Pale dogwood.

14. uit www4.ncsu.edu

Cornus paucinervis Hance. (met weinig nerven) (Swida paucinervis, Cornus quinquenervis; met 5 nerven) Bladsteel is 4-15mm lang.

Bladeren zijn 4-10cm lang, elliptisch met spitse top met 3-4 en soms 2 paar zijnerven, matglanzend donkergroen en van onderen wat lichter.

Twijgen zijn eerst groen en aanliggend behaard, duidelijk 4kantig en later bruin, het tweede jaar rond.

Bloeit in juli met witte bloemen in bijna vlakke en 5-7cm brede tuilen.

Vruchten zijn 6-8mm in diameter en zwart.

Uit midden China, wordt 1.5-3m hoog.

16. Uit J. C. Krauss.

Cornus sanguinea L. (bloedrood) (Swida sanguinea) Bladsteel is 15mm lang.

Bladen zijn tegenoverstaand, eivormig en dofgroen met sterke sprekende 3-5 paar nerven, 4-7cm lang met toegespitste top. De onderkant van de bladeren veranderen in de herfst, als ze door de vorst geraakt worden, van olijfgroen tot spran­kelend rood. De struik loopt op den duur helemaal rood aan.

Twijgen met wit merg.

Witte bloemen staan in platte trossen van 4-7cm breed in juni en juli.

De staalblauwe bessen van 6mm in diameter verfraaien dit geheel. Het is een struik die in de schaduw kan groeien van druipende bomen en struiken.

De vrouwelijke vorm spreidt zijn armen horizon­taal of steekt ze omhoog in paren. De armen of twijgen zijn in herfst en voorjaar getint met rood, vooral aan de zonkant. De kleur valt het meest op bij de jonge twijgen. Om zoveel mogelijk van die rode twijgen te krijgen verdient het aanbeveling om de plant in maart zo diep mogelijk terug te snoeien. Kan wel 3-5m hoog worden.

Komt in bosjes, wouden in Europa en N. Azië voor.

Vormen.

De goudbontbladige ‘Aureo‑marginataռ’, is in Engeland in 1889 gevonden.

‘Viridissima’ met groenblijvende takken en vruchten.

‘Variegata’, compacte groei met witgeel gevlekte bladeren.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande wordt dit gewas gewoonlijk wilde cornoelie genoemd en daarnaar van sommige op het Latijns ook Cornus silvestris, in Frankrijk heet het cornellier sauvage, dan de gewone man en Lobel noemt het wilde cornoillie of kornoeljeboom wijfje, in het Frans cornier sauvage.’ Zie C. mas.

Dodonaeus (b) ‘In het Frans ook sanguinon, in Italië wordt het van de gewone man sanguino, lingua sanguinea en sanguinello genoemd en daarnaar wordt het van Petrus Crescentius Sanguinus en van Matthiolus Virga sanguinea op het Latijns genoemd. Plinius heeft wat vermaand van een Virga sanguinea in het 10de kapittel van het 24ste boek en zegt; Virga sanguinea is ook zeer nuttig of goed om te gebruiken, want haar binnenste schors laat de littekens die tevoren dicht geheeld waren wederom open gaanծ Maar uit deze weinige woorden zou men niet gemakkelijk of immers niet al te bedacht mogen verzekeren dat de Virga sanguinea, daar hij van spreekt, hetzelfde gewas is met deze Sanguinus of wilde kornoelje daar we nu van handelen. Naar de bloedrode kleur van de jonge twijgen is dit gewas Virga sanguinea genoemd alsof men bloedige roede zei,’

De rode kornoelje verschijnt bij Plinius onder de naam virga sanguinea: de bloedige twijg, naar de bloedrode scheuten en het rode herfstblad. Het is de Duitse Roter Hornstrauch, Franse cornouiller sanguin en Engelse bloody twig.

Dodonaeus (b) ‘Valerius Cordus noemt dit gewas Pseudocrania op het Grieks, dat is valse of bastaardkornoelje, Falsa Cornus of Spuria Cornus op het Latijns. Maar het schijnt dat het de Thelycrania, dat is de Cornus femina, kornoelje wijfje van Theophrastus is die, zo hij zegt, dunne twijgjes of roeden heeft die met merg vervuld zijn en niet hard en vast als de stammen of takken van de kornoeljeboom mannetje zijn en brengt vruchten voort die niet eetbaar zijn en zeer laat (te weten heel diep in de herfst) volkomen en rijp worden.’

Het is het vrouwtje uit de oudheid, de vrouwelijke kornoelje en Cornus mas is het mannetje.

Dodonaeus ‘Dan Lonicerus is het Ossea (been) genoemd omdat zijn hout zo hard is als been.’

Het hout is been- of ijzerhard, Beinweide, Hartelboum, Hartern en Hartbaum, Iseholz in Zwitserland en de bast bloedrood, rotes Beinholz en Blutrothen.

Dodonaeus (d) ‘In Hoogduitsland heet het Hart riegel.’

Oud-Hoogduits Harttrugli, =harde trog, meer van hart-rugil, schijven, werd wel gebruikt bij het spel, Hartdrogiln en Hartregel in midden-Hoogduits, Hartriegel bij Bock, ook Hardreder of Hartrothern, mogelijk stammen die namen van Rothgerten; rode roeden.

Dodonaeus (e) ‘In het Hoogduits heet het ook Spindelnortz of Spindelholtz en Faulbeer.’

Engelse peg wood, prick wood en skewer wood, Frans fusilier: spindelboom, zie ook Euonymus. Het compacte hout is geschikt voor klein werk, pijlen, tandenstokers en dergelijke.

Dodonaeus (f) ‘Het zou ook wel de wielboom of wijlboom mogen wezen.’ Zie Carpinus.

(g) Engels catteridge tree, gadrise, gaiter, gatten, gaiter berry of gatter tree, gaten tree bij Chaucer, van Angelsaksisch gadtreow: geselboom, gadris: geseltwijg of roede, gadderidge van gad en red, geselrood, vanwege de rode twijgen

(h) De scheuten zijn slank en buigzaam, Geishasla, Grungel, rote Wilge.

(i) Als goede haagplant, Geisehecke, Erlisbaum of Durlitzenstrauch, Arlitz en Horlitz, zie C. mas, Erlizbaum bij Hildegard, Arlitzbaum.

(j) In Engeland wordt het wel wild cornel en ook hound berry tree, dogwood: hondenhout, genoemd omdat het hout gebruikt werd om er schurftige honden mee te wassen, Duits Hundsbeerstaude, Hundsbam. Hiertoe werd een aftreksel van de bast genomen. Het is ook mogelijk dat de naam dogwood een verbastering is van daggerwood: dolkhout. Of dat men onder dag in Angelsaksisch het hout of de gesel verstond waarmee dieren aangespoord werden. Onduidelijk is de verklaring, Parkinson in 1640: ‘Dogge berry tree, because the berries are not fit to be eaten, or to be given to a dogge.’

(K) Duitse Sciesbeeren en Schietbeere, om de bes weg te schieten in vliertakken, Tintabeere, Teufelsbeeren, Teufelsmettern, Zwitsers Chollgert, Chorngert, Chrotabeeri, roti Halstere, Hulstere.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Matthiolus verhaalt dat de landlieden van Anagnia deze bessen, dat zijn de wilde kornoeljes, eerst koken in dan een pers stellen en er een olie uitduwen of slaan die ze in hun lampen gebruiken.

Maar aangaande dat Plinius schrijft dat de binnenste schors van de Virga sanguinea de littekens wederom openbreekt die gesloten of geheeld waren, dat is in de schorsen van deze onze wilde kornoelje niet onderzocht of bevonden geweest en het is ook niet waarschijnlijk dat ze dusdanige kracht zou hebben.

De bessen van dit gewas hebben een versterkende en terugdrijvende kracht en daarom laat de rode wijn of azijn daar die in gekookt zijn de tandpijn vergaan als men de tanden daarmee spoelt.

Het hout is zeer geschikt om er wielen en raderen van te maken voor de wagens en ook weefspoelen en ander hard werk en vooral in Griekenland.’

Geeft een goede houtskool voor buskruit. De harde stokken werden net als van mas voor draaiwerk gebruikt, tandraderen. De rijpe vruchten om er zeep, verven en zalven van te maken.

Folklore.

In Rusland werd het sap van de bes geabsorbeerd in een zakdoek en zou dan elke wens vervullen.

Onder de Hasegartle legt de Paashaas zijn eieren. Die bestaat uit haseschtekle, de rode twijgen die door elkaar in de bodem geplant zijn.

B. ondergeslacht Cornus (Sectie Macrocarpium) Cornels.

Een sectie met gele bloemen die omgeven zijn door kleine schutbladen, bloemen komen voor de bladeren en staan in eindstandige schermen.

17. Uit J. C. Krauss.

Cornus mas L. (manlijk) Bladstelen zijn 6-12cm lang.

Bladeren zijn 5-8cm lang en eirond met toegespitste top, 3-5 paar zijnerven, glanzend donkergroen en van onderen iets lichter en aanliggend behaard.

Verder wordt de struik gesierd door de fraaie herfstkleur en rode vruchten van 2cm. Op droge grond zal de herfstkleur het meest opvallend zijn.

Met groene en aan de top wat vierkantige twijgen die een dichte kroon vormt .

In de winter zijn de tamelijk ronde en veel schubbige bloemknoppen duidelijk zichtbaar waaruit in februari/maart de zeer kleine gele bloemen in kort gesteelde schermen tevoorschijn komen. Ze zijn voor het grootste gedeelte mannelijk, terwijl de schermen omgeven zijn door kleine, gele schutbladen. Bloemen zijn 4tallig. De gele kornoelje siert het voorjaar op door zijn tooi van lichtend geel. Het fragiele bloempje is nietig en valt alleen op door de goudstralende kleur. Symbool van 'laat ik je geheel onverschillig? Geeft bloemen op de wat ervaren, maar nog kale takken, te veel snoeien is niet zo gunstig voor de bloei.

De bloei en vruchtzetting is per plant wel verschillend, omdat ze van zaad gekweekt worden. In Z. Europa wordt de groot vrucht vorm 'Macrocarpa,' aangeplant.

Laat zich gemakkelijk in allerhande vormen knippen en kan zo gebruikt worden om er levendige hagen van te maken, een haag waaraan je elke vorm kan geven.

Groeit het liefst op kalkhoudende gronden in zon en schaduw.

Oudere bomen hebben vaak een dikke, korte stam met grijze en in kleine schubben afbladderende schors en een zeer brede schermvormige kroon.

Uit Midden en Z. Europa wordt 3-8m hoog op droge plaatsen, liefst op kalk. Is beschreven in 1596.

‘Variegata’, groeit langzamer met wit gerande bladeren.

‘Aureaռ’, met deels gevlekte en deels geel gerande bladeren. Rassen met grote vruchten zijn ‘Jolico’, en ‘Kasanlak.’

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit boomachtig gewas is in onze taal cornoele-boom, cornoellie-boom of cornoille-boom genoemd, in het Hoogduits Cornelbaum, in het Frans cornillier, in het Italiaans corniolo, cornai en cormoli, corgniolo, cornole en cornie, in het Spaans cornizolos, in het Engels cornell tree, in het Boheems wlaskawissne, in het Latijn Cornus en in het Grieks Crania. De vrucht of bes heet in het Nederduits cornoele of cornoelie, in het Hoogduits Cornell, in het Italiaans cornole en in het Latijn Cornum. De stam zelf is zo hard als een horen, ja harder en daarvan zijn meest al zijn namen gekomen.’

Cornus is afgeleid van het Latijnse cornus: een hoorn, omdat het hout even hard en duurzaam is als hoorn. Hornerbaum of Hornkirsche, van hoorn, oud-Hoogduits Churniboum, Cornelbaum, Cornul, Curnilboum, Korlebaum, Korle, Kornelle, Kornelbaum, Korlesbeer, Kurbeeren en Kurnelbaum.

Duits Kornel, Engels cornelian, cornul of cornel en Frans cornouiller, Italiaans corniola, Spaans corniro komt van middeneeuw Latijns cornolium, de boom levert de cornolia, in het Latijn corna: de briljante rode vruchten van de Cornus. Dit woord is gevormd uit het Griekse kranon of kraneia. (vergelijk de naamgeving van kers, Prunus)

Dodonaeus (b) ‘Dan behalve de voor vermelde namen zoals in onze taal heet het in het Hoogduits Welsch Kirsen, in het Spaans cerezo silvestre, dat is wilde kriekenծ

Duitse Kirlebeeren, welsche Kirsen, Korneliuskirsche, Kornelkirsche. De kersachtige steenvrucht verschijnt zo als Cornell kirschen in 1714 en Engelse Cornelian cherry op het eind van de 16de eeuw.

Dodonaeus; ԓommige noemen het Cornus mas vulgaris, andere noemen het alleen als het heel groot en boomachtig is cornoellie boom mannetje en als hij klein, laag en twijgachtig is cornoellie boom wijfje. En deze tegenwoordige kornoeljeboom schijnt de Cornus mas of kornoeljeboom mannetje van Theophrastus te wezen, want hij vermaant van twee soorten van Crania of kornoelje, te weten van mannetje en wijfje. Het mannetje is vast en hard van hout zoals deze onze kornoeljeboom en om deze en meer andere redenen zullen we deze kornoeljeboom voor het mannetje nemen want het wijfje schijnt de Virga sanguinea te wezen die ook wilde kornoelje en Thelycrania genoemd wordtծ Cornus mas: de mascula van Linnaeus, betekent manlijk en dit vanwege het harde hout. Symbool van duurzaamheid. Frans heeft nog steeds cornouiller male, Engelse male dogwood.

Dodonaeus (d) ‘In het Hoogduits heten ze ook Thierlinbaum en Kurbeerbaum.’

(578) Duitse namen komen meestal uit middeleeuwse naam Cornus. Uit  Tir: Speerboom, vanwege de slanke stam, mogelijk omgevormd en als Di-, Ti-, met Cornus verbonden. De naam Dattel is naar de gelijkheid van de vruchten van de dadel. Derlein, Derlenbaum, Diendlbaum, Dienkel, Dierlitzenbaum, Dintel, Dirheinbaum, Dornleinbaum, Durlitzen, Tarnebum, Thierleinbaum, Tierli, Tirlen, Zierleinstrauch en Zeiserlein, in Oostenrijk ook Dirndl, Dirndlstrauch, in Duits Tierlibaum.

(e) H. Hildegard noemt de struik Erlitzboom, in Duits heet het nog Arlesbaum, omdat de bladeren op die van Erle of els lijken, zodat de boomnaam in oud-Hoogduits met Erila verbonden was. Ar-, Hor-, Horlize (zie C. sanguinea) Herlitze, Drlitze, Dirlitzen, Dorlnstrauch, Harlsken, Herlitze, Herlisseboum en Hirlizen.

(f) Hornstrauch of Gelber Hartriegel, hout voor staven, of van oud-Hoogduits Harttugilin en gebruikt voor Troglein: kleine troggen of bakken of harde twijgen.

(g) In Frans ook cormier of courgelier, of omdat zijn vrucht op een kurbis (courge) lijkt.

(h) Krassebeere vanwege de scherpe smaak, Judenkirsche, als meer rode bloemen van mindere aard of vruchten naar de Joden genoemd, Zwitsers Judechriesi. Russisch kuroslepnik.

Uit Bock.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De vruchten van deze boom, dat is de kornoelje, zijn bijster scherp en bitter van smaak. In deze vruchten is dat op te merken dat diegene die in het wild groeien zoeter van smaak zijn dan de tamme of diegene die in de hoven onderhouden worden en gewoonlijk ook groter en mooier om te aanschouwen zijn. Dan om de rodeloop te genezen zijn de tamme beter en tot dat doel worden ze in pekel gelegd en bewaard, maar noch beter doen diegene die een vlees of confituur van deze vrucht met suiker maken zoals met kwee dat zeer goed is om alle vloeden en om de maandstonden van de vrouwen te stoppen en om de weke of verhitte maag kracht te geven en appetijt of eetlust te maken, andere steken de hele kornoelje in suiker of honig en bewaren ze in een glas dat een redelijke mond heeft.

Dan al is het dat de mensen door deze vrucht hard van buik worden, nochtans ziet men dat de bijen van de kornoelje proeven en daar de buikloop van krijgen die ze laat sterven en daarom zal men deze boom geenszins omtrent de bijenkorven zetten.

Dan boven alles is dit gewas en zowel in bladeren als in vruchten goed om het bloeden van de wonden op te laten houden, daarop gelegd. ‘

De vruchten bevatten een zeer hoog percentage aan olie dat geschikt is als lampolie. Ook werden de langwerpige vruchten wel ingemaakt, het is de bottelvrucht en bottelboom, en gebruikt om er taarten van te maken. Ze zijn aangenaam van smaak en worden door de Turken sorbet genoemd, in Rusland worden ze in de conservenindustrie verwerkt. Ze smaken vers vrij wrang, ondanks het suikergehalte en moeten lang aan de boom blijven hangen. Ze worden met suiker of azijn ingemaakt en als compote gegeten.

De kernen werden gebruikt om er rozenkransen van te maken en geroosterd dienden ze als koffiesurrogaat.

Ze zouden zeer nuttig zijn tegen dysenterie en tijdens een cholera-epidemie in Constantinopel was dit het enige fruit dat in de straten verkocht mocht worden.

Het hout is hard en taai en wordt gebruikt voor bogen en speren, voor tanden in molens, houtdraaiwerk en dergelijke. De beroemde bruin gevlekte knuppels van de studenten uit Jena, de ziegenhainer, werden door boeren uit het dorp Ziegenhain uit het hout van deze kornoelje gesneden. Een stok van dit hout wordt op reis meegenomen en alle geesten vliegen dan voor je weg, ook om te duelleren met andere medestudenten.

Virgilius prees dit hout al en gebruikte het om er oorlogsmateriaal van te maken. Dit lijkt onvoorstelbaar, gezien de matige houtproductie, maar de boom/struik kan toch een stamdoorsnede halen van 1,4m en een hoogte van 6m.

Op Vastenzondag worden de jongens door hun meisjes er mee bestreken, het werd Kuchlessunntig genoemd, een soort verkwikken. Ook is het mode de Kuechlestruss, de fijne twijg. in deeg te dopen en in kokend vet te bakken.

Mythologie.

Al in Italiaanse paalbouw van de steen en bronstijd en in Oostenrijk zijn er kersen van deze boom gevonden en was duidelijk een onderdeel van het voedsel. Daarnaast gebruikte men het harde elastische hout. Dat wordt vooral duidelijk in de grote mythes van de oudheid. Volgens de Griekse schrijver Pausanias het Trojaanse paard uit kornoeljehout gemaakt. Ook de legendarische boog van Odysseus, die hij alleen spannen kon, was uit dit hout gemaakt. Een treurige geschiedenis komt ook uit de Trojaanse oorlog, de heerser van Thracië liet Polydoros, de jongste zoon van koning van Troje, ombrengen. Zijn krijgers doorstaken hem met hun speren die in die tijd, zoals gebruikelijk, van kornoeljehout gemaakt waren. Maar de schacht van het moordwapen kreeg wortels en met het bloed van de jongeling doorspringt kon het dode hout groen worden, een kornoelje struik wees zo later de plek aan. Later landde Aeneas, die met enige medegezellen aan de slachting te Troje ontkwam, op zijn vlucht aan de kust van Thraci. Daar wilden ze als eerste de Goden offeren. Voor het nodige brandhout bood zich een dikke kornoelje aan. Toen ze de eerste twijg in brand staken kwam er bloed uit, als twee gruwelijke teken hoorde ze dan een stem die zich als geest van Polydoros te kennen gaf. Hier was de moord begaan.

In de Oudheid behield de kornoelje een militair technische betekenis toen koning Philippus II de Phalanx als nieuwe regel voor de Macedonische infanterie instelde. Hun tot 6m lange lansen (Sarissen) konden alleen uit speciaal gemaakt worden, kornoelje, de inzet van de Phalangen tegen de Perzische cavalerie werd een wezenlijke factor bij zijn zoon, Alexander de Grote. Vanwege zijn vastheid en taaiheid was de kornoelje het hout bij uitstek om er speren en lansen van te maken, bij verschilden oude dichters was dat zo duidelijk dat ze niet meer van lansen spraken, maar van kornoelje die in de strijd naar de vijand geslingerd werd. Zo bij Ovidius in zijn Metamorfosen, 2-8 na Chr., soms van kornoeljeschacht, of ongestaalde kornoelje, dan zonder stalen spits.

Cornus mas wordt vermeld in de Homerische gezangen. Ovidius verhaalt uit de gouden eeuw, (Metamorfosen, VIII, 611) dat het oude echtpaar Philemon en Baucis die beroemd waren om hun trouw, de goden Zeus en Hermes in zout ingemaakte kornoeljes opdienden. Aan Apollo, de zon, was de kornoelje gewijd. Daar was een festival ter zijner eren in Lacedamoni die Cornus of karneia genoemd werd, een verzoeningsfeest omdat de Grieken Apollo ‘s ongenoegen hadden opgewekt omdat ze de kornoeljebomen hadden omgehakt die in de geheiligde bossen groeiden van de berg Ida. Het zou de vrucht zijn waarmee de metgezellen van Homerus gevoerd werden in zijn 10de lied van de Odyssee, nadat zij door de tovenares Circe veranderd waren in zwijnen.

Voordat er nog maar sprake was van Rome had Romulus, 753 v. Chr., de stichter van dat wereldrijk, de gedachte om wallen en muren op te zetten voor verdediging. Hij gooide zijn speer een eind weg en zag dat die boven op de heuvel in de aarde schoot. Dat was het grensteken. De handgreep van dat wapen was van Cornus hout en waar het in de aarde schoot ontsprongen er gelijk wortels en takken en zo werd dit een grote uitbottende struik, voorspellende in zijn groei de verspreiding en kracht van de Romeinse staat. De struik werd zo vereerd door de bevolking dat als iemand zag dat ze wat slap was, wat in die droge en hete gebieden wel eens gebeurt, hij een schreeuw van alarm gaf zodat de stedelingen aan kwamen snellen met emmers water om de plant te redden. Deze zou nog ten tijde van keizer Caligula (37 tot 41 na Chr.) op het Palatin gestaan hebben. Ook andere Romeinse steden zouden op dergelijke manier door de Romeinse Auguren een staf van kornoelje als richtpunt voor de bouw van hun stad gebruikt hebben.

18 Uit J. Zuccarini, www.BioLib.de.

Cornus officinalis Sieb. et Zucc. (geneeskrachtig) Twijgen zijn olijf/groen en later wat bruin gekleurd en aan de top kantig. Lijkt op C. mas.

Grotere bladeren met 6-7 paar zijnerven die in de herfst bruin/rood worden, 5-10cm lang en eivormig met meestal een toegespitste top, glanzend donkergroen en spaarzaam behaard, van onderen lichter of blauw/groen.

Bloeit iets later met wat grotere en dieper gekleurde wat geurende, witte bloemen dan voorgaande soort.

Vruchten tot 1.5cm in diameter en scharlakenrood.

Lijkt op de vorige en vormt ook een hoge struik of kleine boom met een brede kroon.

Uit Japan en China haalt 3-5m.

Japanese cornel. Asiatische Kornelkirsche. Officinalis omdat de vruchten als medicijn gebruikt werden, Chinese naam is shan zhu yu, Japans san shu yu en Koreaans san su yu.

C. ondergeslacht Benthamidia (Sectie Cynoxylon) Vijf soorten bomen. Flowering dogwoods.

Bloemen komen na de bladontwikkeling. Hiervan zijn de bloemen groen/geel en staan in dichte schermen en zijn omgeven door zeer grote witte of roodachtige schutbladen.

Van deze groep zijn twee soorten bekend, Cornus florida en Cornus nuttallii. Tussen die twee is iets moois ontstaan bij Eddies & Sns. te Vancouver in 1966. Het resultaat zag het levenslicht als ‘Eddies White Wonder’.

Dit wonder is rijk bloeiend met 4 grote witte schutbladen van 10-12cm in doorsnede.

De struik bloeit in mei met de komst van de bladeren.

10 graden vorst zou de plant kunnen doorstaan.

19. Uit J. C. Krauss.

Cornus florida, L. (rijk bloeiend) (Benthamidia florida Spach.) Bladsteel is 6-15mm lang.

Het blad is 7-15cm lang en breed/ovaal tot eirond met toegespitste top en 5-7 paar zijnerven, diep groen en van onderen grijs/groen en langs de nerven behaard. Tijdens het uitlopen kleurt het blad roodachtig en in de herfst gloeiend rood.

De bloei is voor de komst van het blad en duurt wel 2 weken lang. De groen/gele bloemen met 4 grote witte schutbladen van 4-5cm lang kunnen de takken volledig bedekken. De boom was een kalendergids voor de Indianen die het koren plantten als de boom in bloei stond. De bloemen zijn klein maar ze worden omgeven door 4 grote witte schutbladen als een witte kerstroos. Het is een van de mooist bloeiende heesters. Jammer dat deze struik wat te groot wordt om de bloemen, die in platte bloemschermen boven op de struiken zitten, te zien. 5m hoog en 3m breed. Als vrij groeiende boom is die bloem rondom de struik goed te bewonderen.

De rode vruchten staan in dichte bundels, rijp zijn ze zacht en tamelijk zoet.

Groeit op wat zure grond in de halfschaduw.

Gewoonlijk vormt het een struik die eerst opgaand groeit en later sterk afhangende rood/bruine zijtakken krijgt die met grijs getinte verdikkingen zijn bezet.

Komt uit midden en O. N Amerika en wordt 4-12m hoog. Is beschreven in 1731.

Vormen.

‘Rubra’, bloeit wat minder rijk met roze of rode schutbladen die aan de top zijn ingesneden. Rubra is nog mooier dan florida. Alleen is deze plant geschikt voor beschutte plaatsen. De schutbladen zien er eerst onwerkelijk bronskleurig roze uit en vervagen later tot porselein roze. De vruchten zijn rood gekleurd.

Een witte vorm is ‘White Cloud’, Dit wolkje groeit alleen op beschutte en zonnige plaatsen waar het dan tot bloei kan komen.

Verder zijn er selecties van klonen met grotere en kleuriger bloeiwijze.

Gebruik.

Indian arrow-wood wordt de boom genoemd, het hout is hard genoeg voor klein gereedschap. De poederachtige schors levert, net als de twijgen, een goed tandpoeder en maakt die opmerkelijk wit. Met deze struik poetsten de inlanders dan ook hun tanden. De bast bevat dezelfde substantie als die van de Cinchona, de kinineboom, alleen van de kornoelje is dit moeilijker in grotere hoeveelheden te winnen. De bast kan gebruikt worden bij koorts door op de bast te kauwen. De bast, ook van verschillende andere kornoeljes, geeft met sulfaat of ijzer een goede zwarte inkt, de bast van de wortel levert een rode verf. Box wood of false box wood, flowering dog wood, green osier of N. America.

Folklore.

De Indiaanse namen zijn mon-ha-can-ni-min-schi en hat-ta-wa-no-min-schi.

In Amerika is er het algemeen geloof dat de eastern flowering-dogwood de boom geweest zou zijn die het hout geleverd zou hebben voor het kruis te Calvarie. De legende verhaalt dat in die dagen de struik een grote en statige boom was, net als de eik, daarom was het hout geschikt voor het maken van het kruis. Om toch voor zo’n gruwelijke daad gebruikt te worden verontwaardigde dit de boom. Jezus, aan het kruis genageld, zag dit en in zijn goedheid tussen alle zorgen, zei hij: Җanwege je spijt en treur om mijn lijden geef ik je deze belofte: Ҏooit meer zal het dogwood groot genoeg groeien dat het hout als kruis gebruikt kan worden. Daarom zullen de takken dun, gedraaid en verward worden en zullen zijn bloemen in de vorm van een kruis staan. En in het centrum van elk bloemblad zullen nagelprinten verschijnen, bruin met roest en getint met rood en in het centrum van de bloem zal een kroon van dorens staan en allen die dit zien zullen zich herinneren; en deze boom zal niet verminkt of vernietigd worden, maar gekoesterd en beschermd als een herinnering van mijn kwellingen aan het kruis.’

Flowering dogwood, Bluten-Hartriegel, Amerikanischer Blumen-Hartriegel.

20 Uit commons.wikipedia.org

Cornus nuttallii, Audib. (Thomas Nuttall, een Engelse botanist en zoologist die in Amerika werkte in de 19de eeuw en deze plant aan Columbia River verzamelde en aan Audubon gaf die het in zijn boek Birds of America beschreef, 1786-1859.) (Benthamidia nuttallii) Bladeren zijn iets kleiner dan die van florida en in de herfst prachtig helderrood.

Bloemen zijn opvallend en niet met 4 maar vaak met 6 roomwitte schutbladen die boven het midden het breedst zijn en naar de voet toe smal verlopen en tot licht roze verbloeien.

Vruchten als de vorige soort.

Groeit op zure gronden in de zon en wat schaduw.

Lijkt qua groeiwijze, bladvorm en bloeiwijze op het voorgaande soort.

Komt uit Z.W. N. Amerika en wordt een 4m hoog en 3m breed en groeit soms als een kleine boom. Is beschreven in 1837.

’Monarch’, heeft een doorgaande kop en wordt meer boomvormig. Bloeit meer wit.

Pacific dogwood. Nuttalls Bulten-Hartriegel, Pazifischer Bluten-Hartriegel.

D. ondergeslacht Syncarpa. (Sectie Benthamia)

Deze sectie heeft dezelfde kenmerken als de vorige maar met een vergroeide en vlezige vrucht.

21. Uit J. Zuccarini, www.BioLib.de.

Cornus kousa, Berg. (Kousa is de Japanse naam) (Benthamidia kousa) bladsteel is 5-8mm lang.

Bladeren zijn eivormig en 5-9cm lang met 4-5 paar zijnerven, donkergroen en wat ruw aanvoelend, onderkant is grijs/groen en meestal met dichte baarden in de nerfoksels.

Dicht opeenstaande bloeiwijze, bloemen zijn zeer klein en donker/purper, schutbladen zijn 3-5cm en ontplooid zijn 4 roomwitte omwindselbladen in juni als het blad al aan de bomen zit. De rijke bloei en volle herfsttint, maar ook de opvallende 1.5-2.5cm lange vrucht als rode aardbeien maakt het een graag geziene gast in de tuin. Jammer dat de boom pas үp leeftijdӠbloeit, met een 10 jaar als de struik een meer dan 5 meter hoog is. Wil men het goed zien bloeien moet men een flatje kopen.

De schijnvrucht lijkt op een aardbei.

Ook de stam is dan mooi en bladdert af waardoor er mooie patronen ontstaan.

De kousa en zijn vormen zijn beter geschikt voor ons klimaat dan de florida.

Groeit op zure gronden met wat schaduw.

Een hoge struik of kleine boom met sterk afstaande takken die aan de top wat overhangen.

Komt uit Japan en Korea en wordt 3-7m hoog die in 1847 beschreven is.

Var. chinensis heeft bredere schutbladen die witter zijn.

Vermeerderen door zaaien of afleggen.

Japanse kornoelje, Kousa dogwood. Asiatische Bluten-Hartriegel.

E. ondergeslacht Chamaepericlymenum, (Sectie Arctocrania)twee soorten. Bunchberries of dwarf cornel.

Deze sectie omvat een tweetal vaste planten.

23. Uit NGSimages.

Cornus canadensis, L. (uit Canada) (Chamaepericlymenum canadense) kruipende wortelstok met opstaande stengels die niet vertakt zijn met aan de top een krans van 4-6 bladeren.

Aan het tegenoverstaande blad is te zien dat het hier om een kornoelje handelt. Bladeren zijn zeer kort gesteeld tot zittend, eivormig tot langwerpig en 3-6cm lang, spits

Trosjes van kleine, onbetekenende bloemen die omgeven worden door 4 grote en eivormige, kort toegespitste bloembladachtige helderwitte schutbladeren in juni/juli.

Dit is een mooie bodembedekker, evenals de wat lagere Zweedse kornoelje die bovendien nog een schitterend rode herfstkleur vertoont voordat die bovengronds afsterft.

Houdt van zandige bladgrond, zon en halfschaduw.

Wordt overvloedig gevonden in N. Amerika van Pennsylvania tot Labrador en Sitka en wordt niet hoger dan 20cm, een kruidachtig plantje. Is beschreven in 1774.

Naam.

Na de aardige witte bloempjes volgen de felrode en eetbare vruchten. De bessen werden als voedsel gebruikt en in sommige districten worden ze pudding-berries genoemd.

Canadese kornoelje en Duitse Buschelbeere, Kanadische Hartriegel, Engelse Canadian dwarf cornel, canadian bunchberry, crackerberry, in China cao zhu yu.

Uit L. Reichenbach.

Cornus suecica, L. (Chamaepericlymenum suecicum) de laatste naam betekent Zweden, naar de groeiplaats. Ook dit is een laag groeiend struikje met kruipende wortelstok en opstaande, vierkante stengels die vaak wat roodachtig gekleurd zijn,

Bladeren staan niet in een krans, zittend en eivormig tot langwerpig, de bovenkant is wat behaard, later kaal wordend, aan de achterkant blauwachtig/groen en onbehaard,

Kleine en weinig opvallende donker violette bloempjes zijn omgeven door 4 grote elliptische, stompe en witte schutbladeren met gele stuifmeeldraden in mei/juli,

Helderrode, glanzende en eetbare bessen. Uit N. Europa en N. Azië.

Voorkomen.

De plant komt nog voor in Drenthe-Groningen, dit is de zuidelijkste grens van zijn verspreidingsgebied. De bloem staat in het wapen van de Gemeente Vries.

Groeit het liefst in wat schaduw.

(Dodonaeus) ‘Diergelijk gewas beschrijft Henricus Koperus die aan Clusius schrijft en zegt dat hij in Noorwegen een klein kruidje gevonden heeft dat van bladeren op de lage Hypericon lijkt, de bloem is enig en die van Nigella of Nardus zaad bijna gelijk en daarna volgen bessen die rood zijn als ze rijp zijn, binnen wit en vol sap, zeer goed van smaak en als die gegeten zijn schurft of ruigheid veroorzaken zoals de gewone man verzekert die ze daarom Schrubbebeeren noemt omdat ze de mens de huid laat wrijven en schrobben door het jeuken dat er van komt. Zo uit de droge plantjes van dit gewas blijkt, zegt Clusius, zo heeft elk steeltje gewoonlijk acht bladeren die tegenover elkaar groeien, aan het onderste van de steeltjes kleiner en bij de toppen groter en de bladeren van Ascyron gelijk. De steeltjes die op hun top de bessen dragen groeien uit de schoot van deze bladeren en zijn met vier andere bladertjes begroeid. De bloem is gemaakt van vier witachtige bladertjes die in het midden het beworp of scheiding van vele kleine besjes zichzelf vertoont die elk op hun eigen steeltje staan waar door deze bloem zeer aangenaam om te zien is.’

Naam.

Lage kornoelje of Zweedse kornoelje, Duitse Schwedischer Hartriegel, Frans cornouiller de Sude, Engelse Eurasian dwarf cornel, bunchberry, dwarf honeysuckle, dus een geurende plant, de kleine tros van bloempjes gaf het idee van een klaverhoofd, plant of gluttony.

Gebruik.

De bes werd gebruikt door de Laplanders om er een pudding van te maken door de gekneusde bessen met wei te mengen. In de Highlands en de wandelaars in Noorwegen eten ze, ook door beren en andere dieren. De Highlanders, die menen dat ze appetijt verlenen, noemen de plant lus-a-chrasis, plant van heerlijkheid of verzadiging.

Vermeerderen.

De snelgroeiende kornoelje ‘s zijn via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan haal je het ondereinde door 1% ibz groeistofpoeder en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegengehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Ook is zomerstek mogelijk, dit vooral van de kleinere vormen en Cornus florida ‘Rubra’ en kousa. Cornus mas kan heel goed gezaaid worden, na stratificatie vanaf juli, bedekken, kan na 2 jaar nog opkomen.

Cornus alba ԓibiricaլ en de bonte vormen worden meestal afgelegd. Buig de onderste twijgen naar beneden, maak een kuiltje, zorg dat de top rechtop komt, bindt die vast aan een piket. Zorg dat de grond daar voldoende vochtig blijft, na 1 groeiseizoen afsnijden van de ouderplant en oppotten.

Afleggers wortelen vaak pas voldoende het tweede jaar.

Ook zijn ze van zaad te kweken.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl