Alkanna

Over Alkanna

Henna ,alkanet, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Alkanna.html

Nauw verwant met Anchusa. Het geslacht bestaat uit zo’n dertig soorten en komt voor in Z. Europa, N. Afrika tot Iran. Het zijn eenjarige zowel als meerjarige groen blijvende planten. Behaarde bladeren en meestal blauwe bloemen.

Uit C. Andrews.

Alkanna tinctoria Tausch. (verfstof leverend) (Anchusa tinctoria, Desf.

De lange en donkere harige bladeren liggen dicht op de grond.

De stengel die oprijst wordt door een ronde bos omgeven en is bezet met kleinere bladeren dan voor vermelde.

De kleine bloemen zijn hol en roodachtig van kleur op het eind van juli.

Een kruid met een dikke en grote wortel van een roodachtige kleur. De wortel is op zijn best voordat de stengel zich ontwikkelt.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit geslacht van gewas is in het Latijn naar de Griekse naam Anchusa genoemd en met die naam is het hier te lande bekend bij de liefhebbers die dat in hun hoven onderhouden, dan bij de ouders had deze andere namen die onder de bastaard of oneigen namen geschreven staan, te weten in het Grieks Catanchusa, Libyce, Archibellion, Onophyllos, Porphyris, Mydusa of Medusa en bij sommige ook in het Latijn Fucus herba (kleurkruid)’.

Anchusa is een naam die afgeleid is van het Griekse anchousa of agkhousa: een plant wiens wortels een rode verf leveren voor de huid en lippen. Van de wortel werd wel een poeder gemaakt die gebruikt werd om de gezichten van de dames te verven. Ook van andere planten uit deze orde wordt een roodbruine verfstof verkregen die gebruikt wordt om stoffen te verven, alkanet.

Dodonaeus (b) ‘De eerste is hier te lande van sommige Spaanse buglosse genoemd en in het Latijn Buglossa Hispanica of Anchusa Onoclia, in het Grieks Onocleia en bij sommige Calyx’. Spanish bugloss of bugloss of Languedoc.

Dodonaeus ;’De tweede heet Anchusa Alcibiadion en Anchusa altera, dat is tweede Anchusa, in het Grieks Alcibiadion en Onocheiles’.

Dodonaeus (e) ‘De derde heeft eigenlijk geen andere naam dan Anchusa en bij ons Anchusa tertia, dan de Fransen noemen zowel deze als de andere soorten orchanette en met die naam is dit gewas bij sommige hier te lande ook bekend, de Spanjaarden noemen het soagem, de Italianen Anchusa.

In de bijvoeging worden deze voorgaande drie samengevat onder een: ҁnchusa is van vele tegenwoordig rode ossentong genoemd en van andere tamme ossentong of ook schaapstong met onderscheidt van grote en kleine tamme ossentong, andere noemen het kleine wilde ossentong tot onderscheidt van het Echium dat van sommige grote wilde ossentong genoemd wordt, sommige noemen het Ononis of Onosma van Dioscorides, sommige andere stalkruid en andere Onochiles majus & minus. Dan uit deze verscheidenheid van namen kan de lezer niet tot de kennis van de kruiden komen, zelfs wordt er eerder door achter gesteld dan bevorderd. Daarom is het genoeg dat men weet dat de wortels van Anchusa, in het Hoogduits Ochsenzunge (Anchusa officinalis) genoemd, in het Frans orcanette, in het Spaans ancusa en in het Engels alcanet van sommige apothekers voor Alcannae radices gehouden worden en zo genoemd worden, te weten Anchusa en Fucus herba omdat ze de vingers rood verven en als voor een blanketsel mogen strekken.’

Onze, Engelse en Duitse naam alkanet stamt waarschijnlijk van het Spaanse alcaneta, dit om deze stof te onderscheiden van de oosterse al-canna, de Arabische al-henna, Lawsonia. Orkanetwurzel, turkischer of Rothe Orakantwurzel.

(f) Blutwurzel, Rothfarbkraut, rothe Zunge en Schminkwurz.

Culpeper meldt dat alkanet ook wel orchanet, spanish bugloss en bij de apotheken echusa heet. Als een kruid onder Venus was het een van haar lievelingen. Het helpt tegen brandwonden en St. Anthonys’s vuur door zijn antipathie met Mars.

(g) De gele kleurstof leverende wortel is de ware alkannawortel of alhennawortel en die is afkomstig van Lawsonia inermis. Het is de tamr-el-hinna van de Arabieren en deze plant behoort tot de Lythraceae. De gele kleurstof van de alkannawortel, zoals die door de Hebreeërs gebruikt wordt, treedt ook minder op de voorgrond dan de prachtige oranjerode kleurstof van de Anchusa.

Gebruik.

Alkanna tinctoria levert een dus rode verfstof, alkannine. De bladeren worden gepoederd en met water uitgekookt. Deze, in spiritus oplosbare stof, kleurt zo intens rood dat 1000-2000 delen met een deel alkannine al fraai rood getint worden. Deze verfstof wordt sinds de oudste tijden door de oosterse vrouwen gebruikt om nagels en haar donkerrood te verven. Ook de voetzolen en binnenkant van de handen, naar het heet om de huid sterker te maken.

Het is een leugenplant omdat ze de gezichten van minder fraaie vrouwen opmaakt. Het werd gebruikt als kleurplant bij lipzalven, olie en was. Geeft kleur aan portwijn en verft kurken. Bij de Romeinen werd het gebruikt om wol te kleuren.

Beckmann zegt ervan, ԅen oplossing van spermaceti in zwavelachtige ether dat gemengd is met alkanetwortel wordt hard bij 50 graden en smelt bij de hitte van de hand. Er wordt verondersteld dat dit de substantie is die in Napels gebruikt wordt als het bloed van St. Januarius dat spontaan begint te smelten en te borrelen. Er werd in 1389 voor het eerst melding van gemaakt. In dat jaar plaatst de bisschop, voorafgaande aan de mis, twee flesjes bloed van Januarius voor de zilveren relikwie houder met het hoofd van de heilige. Dit zou zijn gebeurd op de zaterdag voor de eerste zondag van mei. Sinds die tijd wordt dit gestolde bloed drie keer per jaar vloeibaar. Behalve als Napels bedreigd wordt, dan blijft het in de oude vorm. Driemaal per jaar - op de zaterdag voor de eerste zondag in mei, 19 september en 16 december - komen de gelovigen bijeen om getuige te zijn van het bloedwonder. De bisschop plaatst de relikwie houder, met daarin hermetisch afgesloten achter dubbeldik glas, twee ampullen bloed voor een zilveren buste met het hoofd van Januarius. In het kleinste van de twee flesjes zitten sporen van bloed, in de grootste van de twee zit ondoorzichtig gedroogd bloed. In de daarop volgende mis, maar meestal in de octaaf die daarop volgt, wordt het bloed vloeibaar. Soms rustig, maar het is ook gebeurd dat de ampul wild bruisend de hele ampul vulde. Het gebeurt geregeld dat het bloed niet gaat vloeien. Dit wordt door de Napolitanen gezien als een slecht voorteken. Maar als het bloed bruist, is alles goed en kunnen de gelovigen rustig gaan slapen.

Het werd vroeger zo gebruikt. (Dodonaeus) ‘De wortel van de eerste Anchusa of Onoclia met olie en was gemengd is goed tegen de verbranding en oude zweren, zo Dioscorides betuigt, en met fijne tarwebloem of met meel van geroosterde gerst, anders Polenta genoemd, geneest ze het wild vuur en alle hete uitslag en met azijn gewreven verdrijft het allerhande jeuk en hete krabben en zelfs de melaatsheid, maar meest de sproeten en plekken van de huid en als die in de baarmoeder gedaan wordt trekt het de vrucht af.

En, als Dioscorides er van schrijft, de wortel en de bladeren van beide deze kruiden zijn zeer goed, hetzij gegeten of gedronken, hetzij aan het lichaam gebonden tegen het vergif van alle venijnige dieren, maar vooral van de slangen en natter.

Plinius schrijft in het 15de kapittel van zijn 21ste boek dat de wortel van Anchusa geschikt is om hout en was daarmee rood te verven.

Sommige koken tegenwoordig de verse ongezouten boter in wijn met de wortel van Anchusa zolang tot ze rood geworden is en deze boter wordt dan rode boter genoemd die niet alleen nuttig is om te genezen diegene die van hoog gevallen zijn, maar ook om de pokjes en hete uitslag gemakkelijker te laten uitbreken of voortkomen als men die met warm bier in het begin te drinken geeft.

De gestoten bladeren met honig opgelegd en met wat meel genezen de verstuikte leden.

Het water daar de wortels van Anchusa in gekookt zijn langs de vloeren gesproeid brengt de vlooien om.’.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl