Verbascum

Over Verbascum

Wolkruid, mottenkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Scrophulariaceae, helmkruidfamilie. Meestal tweejarige kruiden en meerjarig, zelden eenjarig of halfheesters, die min of meer behaard en viltig zijn.

De planten zijn gewoonlijk opgaand en groot.

Bladeren staan afwisselend en zijn meestal zacht en gaafrandig, gezaagd of bochtig getand.

Bloemtrossen staan in eindelingse aren, eenvoudig of vertakt. Bloemen zijn geel, purper of rood en zelden wit.

250-360 soorten komen voor in Europa en Azië, de meeste in het M. Zeegebied.

Klasse 1) Thapsus, subsectie Euthapsi.

1. =Verbascum thapsus, L. (uit het eiland Thapsus) Tweejarige plant.

Bladen zijn ovaal en wat eivormig, wollig als flanelletjes aan beide kanten en aflopend naar de stengel, gekarteld, alle met van blad tot blad aflopende voet, de onderste kort gesteeld en langwerpig, de bovenste ei/lancetvormig.

Stengel is opstaand en vierkant, wat gevleugeld en wollig.

Lange aarvormige tros van 3-7bloemige kluwens, licht gele, wielvormig bloemen van 2cm groot met komvormige, omgebogen zoom, langste meeldraden zijn kaal of alleen boven aan wat behaard, de korte wit/wollig, helmknoppen van de langste meeldraden zijn kort aflopend, knopvormige stempel, bloemsteeltjes veel korter dan de kelk in juli/september.

Het is de koningskaars en een van de meest algemene toortsen in de duinen.

Uit Europa en Midden-Azië, wordt 60-150cm hoog.

Verbascum thapsus subsp. thapsus; type, algemeen.

Verbascum thapsus subsp. crassifolium (Lam.) Murb.; (dikke bladeren) M. Zeegebied en zuidwest Oostenrijk in de bergen tot 2000m. (subsp. montanum (Scrad.) Bonnier & Layens)

Verbascum thapsus subsp. giganteum (Willk.) Nyman; (gigantisch) Spanje.

Het is de ouder van verschillende hybriden. De meest bekende is Verbascum × semialbum Chaub. (wat wit) (× Verbascum nigrum).in Eurazië, Verbascum × kerneri Fritsch,( J.S. von Kerner, Duitse botanicus, 1755-1830) Verbascum × pterocaulon Franch. (gevleugelde stengels) , Verbascum × thapsi L. (Verbascum × spurium W. D. J.Koch).(onecht of vals)

De koningskaars is een bekende duinbewoner die met zijn gele bloeiwijze boven de omringende gewassen uittorent als een vuurtoren. De bloemen in juli/oktober zijn betrekkelijk klein, bijen houden ervan.

De bloemen zijn duidelijk kleiner dan van de grote, die zijn wel 30-40mm breed. Die van onze plant zijn maar 15-22mm breed, maar ook trechtervormig en de ander vlak.

Deze toorts verbindt zich gemakkelijk met andere soorten, gaat vreemd en maakt hybriden. Het gewas zelf varieert zelf al behoorlijk in kleur, hoogte en dichtheid van het aantal bloemen. Zaait zich wel erg goed uit.

Koningskaars, Fries Aronsstef, Kleinblutige Koningskerze, Echte Königskerze, Marienkerze, Frauenkerze, Wollblume, Kleinblütiges Wollkraut, Himmelsbrand, Fackelkraut, Wetterkerze, Feldkerze, Brennkraut. Great mullein is de bekendste Engelse naam, voor de 19de eeuw waren er 40 namen voor deze plant .Hig candlewick, bullicks lungwort, Adams-rod, feltwort, hare’s-Beard, ice-leaf, vaak verwijzingen naar de ruige plant als; woolly, velvet of blanket mullein, beggar’s, Moses, poor man’s, Our Lady’s of old man’s blanket, flannel, andere namen verwijzen naar de grootte en vorm, shepherd’s club(s) of staff, Aaron’s Rod en vele andere staff en rod, velvet of mullein dock, dock is een naam voor breedbladige planten.

2. Uit E. Krause.

Verbascum densiflorum, Schrad.. (dicht bloemig) (Verbascum thapsiforme Bertol.) (gevormd als Thapsus)

Tweejarige plant die geheel met stervormige, witte haren bedekt is, kleurt doordoor geheel grijs/geel.

Bladeren zijn ovaal, glad en sterk gekarteld en aan beide kanten viltig, wortelbladen zijn vaak gelobd aan de basis, langwerpig/elliptisch, de voet in de korte steel versmald, de bovenste gepunt en meestal geheel tot een volgend blad aflopend.

Opstaande stengels zijn gevleugeld.

Lange aarvormige trossen van 3-9bloemige kluwens, bloem is 3.5-5cm groot en helder geel met vlakke zoom, korte meeldraden zijn geelachtig/wit/wollig, de lange kaal, helmknoppen van de langste meeldraden aflopend langs de stijl, zeer korte bloemsteeltjes of bijna ontbrekend in juli/oktober.

Houdt van een zonnige en droge, arme plaats.

Groeit in Duitsland tot Griekenland en verder tot in Klein Azië en is sinds 1825 in cultuur Wordt 60-140cm hoog.

Naam.

Stalkaars, Fries wolkrud, Engelse dense flowered mullein. Großblütige Königskerze, Franse molene faux bouillon blanc.

3. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Verbascum phlomoides, L. (vlamachtig) De Grieken gebruikten meerdere soorten als lampenpit of doopten de ganse plant in de pek om ze als fakkel te gebruiken, vandaar de naam phlomoides.

Bladeren zijn sterk gekarteld en aan beide zijden geelachtig viltig, onderste bladeren kort gesteeld en eivormig/langwerpig, de voet smal in de steel uitlopend, bovenste bladeren zittend en kort aflopend met 2 brede, van onder afgeronde vleugels.

Opstaande stengels zijn rond en geelachtig viltig.

Lange aarvormige trossen van 3-9bloemige kluwens met bruinachtig/gele bloemen van 3-4.5cm in doorsnede, langste meeldraden zijn geelachtig/wit wollig, helmknoppen van de langste meeldraden aflopend, bloemsteeltjes korter dan de kelk in juli/september.

Dit is een tweejarige van 60-120cm hoog.

Is afkomstig uit Midden en Z. Europa en is beschreven in 1910.

Ook is er een vorm met witte bloemen.

Het is een plant met koninklijke allure. Elke dag openen nieuwe kopergele bloempjes die in de avond flikkeren als lantaarntjes. Ze lijken in de schemering lichter, net alsof ze licht uitstralen.

Lyrisch.

De bladeren worden steeds smaller naar de top toe en ze zijn zo geplaatst dat de regendruppels naar de wortels geleid worden wat nodig is voor een plant die in droge situaties groeit. Het is een plant van zand- of stenige gronden. Het blad is harig grijs en gemaakt van zacht vilt, dit voorkomt verdamping en uitdroging. Ook de wolharen op de plant zijn zo geplaatst dat het water naar de wortels geleid worden. Die haren veroorzaken bij eten een prikkelige jeuk en om die reden worden ze niet door grazende dieren gegeten. Als een wollen deken staan die grote lappen in een grote rozet die met diepgaande wortels stevig in de grond verankerd zijn.

Mullein behoort tot Saturnus.

Naam.

Keizerskaars of windbloemtoorts, woolly of orange mullein, Filz-Koningskerz,. Windblumen-Königskerze.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze kruiden worden in het Latijn Verbascum genoemd, in het Grieks Phlomos of (als sommige menen) Phlogmos. De Grieken noemen het Phlomi of Phlogmi van het woord Phlox, dat is vlam, vuur of licht dat de toortsen geven omdat de bladeren en de stelen van dit kruid nuttig zijn om lonten in de lampen te maken en daarom is het ook torsekruid of toersekruid genoemd in onze taal. De apothekers noemen het Tapsus barbatus en vooral die met witte bladeren, anderen noemen het Candela regia, Candelaria of Lanaria, de Italianen verbasco, tasso barbasso, de Spanjaarden gordolobo, de Hoogduisers Kertzenkraut, Brennkraut, Himmelkraut, Konighertz, de Fransen torches, de Bohemers diwizna. Apuleius noemt het ook Pycnitis en Lychnitis. Onder de bastaard namen vindt men ook dat ze Pheminalis en Phemilale genoemd zijn geweest’.

Plinius Verbascum zou een verbastering zijn geweest van barbascum, waar het eerste deel barba: een baard betekent, b wordt vaak voor v, zie Vaccinium uit Baccinium en Verbascum uit Barbascum. De mogelijke inspiratiebron zijn de bebaarde meeldraden, anders zou het ook een verbastering van barbascum kunnen zijn: baardige thapsus. Met θάψος, thapsos of thapsia, doelden de ouden op een plant die op het eiland Thapsos voorkwam en gebruikt werd om geel te verven. De toorts kreeg deze naam omdat de gele bloemen vroeger voor geelverven gebruikt werden. Zo nog door de blonde Greetjes als haarverfmiddel. De Griekse betekenis komt van licht, omdat de stengel van de koningskaars als lampenpit gebruikt werd, vandaar de betekenis Candelle regia: koningskaars.

Dodonaeus (b) ‘Men noemt het torsen-kruid of keersen-kruid en in het Latijn Candelaria omdat als deze bladeren door droogte ineen gekrompen en getrokken zijn plegen te branden als kaarsen en dienen voor lonten in de lampen en daarom wordt die vonk tezamen gesteld van de grauwachtige mosachtige of wol die rondom de bladeren van dit kruid groeit’.

Bij de Romeinen heette het candelia regia: de koninklijke toorts, dit naar zijn gebruik of statige vertakte bloemvorm. In volle bloei met het brandende zonlicht op de lichtend gele bloemen lijkt alsof het licht aangestoken is. Een nogal vurige plant. Vooral Verbascum thapsus en Verbascum thapsiforme werden koningskaars genoemd, Duitse Konigskerzen. In vroeg midden-Hoogduits komt de naam Kungeskerze voor en in het Deens kongekjert. De stengel diende tot het maken van waskaarsen, zie J. Wigand in 1583: “Candelaria appellatur, quia cera illita candelae vicem praestat”. Er zijn keizerskaarsen voor de Caesars, koningskaarsen voor de iets mindere hoogheden en stalkaarsen voor het plebs. A. Munting: ‘Wolkruid heet ook wel koningskaars en toortsenkruid omdat van haar stelen die allerlei vetheid opnemen een helder brandend licht kan maken’

Dodonaeus © ‘Dioscorides noemt de plant phlomos, van phlego: ik brand. De oud midden-Latijnse naam was herba lucernaria: lampenkruid. Gedoopt in pek brandt het gewas als een fakkel. Overal komt het woord brandend of lamp voor. Het lijkt duidelijk dat de plant als een toorts, lont of iets dergelijks gebruikt werd, de stengel diende tot het maken van waskaarsen, nachtkaars, Engelse torches en candle-wort, Duits Himelbrant, Himmelbrand bij Bock, oud-Hoogduits Himilbrando: steil omhoogreikend, Bergenkraut en Brennkraut bij Bock, Fackelblumen, Feldkerzen, Katzenkraut bij Kilian, Kerzenkraut.

(Dodonaeus d) ‘Bij de Hoogduitsers heet het Wullkraut en bij ons wolkruid en wollebladeren. De naam wolkruid komt van de zachtheid en wolligheid van dezelfde bladeren.

Weisswull en Wullkraut bij Bock, Willena, Wollblumen, Wollkraut, wollekruid, zachtlap, zokkebladeren, zotkens omdat het blad, door de wollige bedekking, op flanellen sokken lijken. In België lemmekensblaren, zo zacht als een lam. Engels beggar’s blanket: bedelaarsdeken, blanket leaf, duffle, flannel plant of flannel flower, hare’s beard’.

Dodonaeus (e) ‘De eerste soort van de witte wolkruiden wordt gewoonlijk in het Latijn Verbascum latius genoemd en in de apotheken eigenlijk Tapsus barbatus, men mag ze in het Nederduits wit wolkruid met bredere bladeren noemen. Dan Dioscorides, Plinius en Galenus noemen het wolkruid wijfje, dat is in het Latijn Verbascum Femina’. (Verbascum densiflorum)

Dodonaeus (f) ‘De tweede soort, in het Latijn Verbascum angustius en is van dezelfde Plinius, Dioscorides en Galenus Verbascum Mas, dat is wolkruid mannetje genoemd en mag in het Nederduits wit wolkruid met smallere bladeren genoemd worden’. (Verbascum lychnitis)

Dodonaeus (g) ‘De derde soort, in het Latijn Verbascum nigrum, mag men zwart wolkruid noemen’. (Verbascum nigrum)

Dodonaeus (h) ‘Diegene die gade geslagen hebben, zegt Lobel, dat de wezeltjes gevochten hebben met de slangen en bijkans doodt en overwonnen zijn en gegeten hebben van dit wolkruid en zo weer kloek en lustig geworden zijn en het gevecht opnieuw begonnen zijn die hebben dit kruid in het Latijn Taxus genoemd als goed zijnde tegen het vergif, hoewel het meest bekend is met de naam Tapsus barbatus’.

Dodonaeus (i) ‘De Engelse noemen het milleyne’.

Bij H. Hildegard von Bingen zien we, behalve Lanaria: Latijns voor wol, ook de naam Wullena, waarin de naam wol of wollekruid voorkomt, Vullena in oud-Hoogduits, dit werd moleyn in Angelsaksische tijden. In Nederlands zien we ook de overgang van mullein, “mollen is wolleyn of wullen”: wollen, een wollen deken. Dit woord verschijnt ook in het Franse moleine, van mol: (mou) zacht, Latijn mollis: zacht, wat bij de Engelsen uitgegroeid is tot mullein Ook is het mogelijk dat de naam niet afgeleid is van mollis. In Frans molene en in oud-Frans verschijnt een malen, dit woord werd ontleend aan het Latijnse malandrium: melaatsen. De naam malandre werd ook gebruikt voor veeziektes, longziektes, omdat deze plant daarvoor gebruikt werd kreeg het die naam, vergelijk de Engelse naam clown’s lung wort, cow’s lung wort of bullocks lungwort, Duits Bullen. Frans bonhomme: vanwege zijn geneeskracht goed voor de mensen Franse bouillon blanc.

(j) Engels feldwood (?) of felt wort, fluff weed, ladies fox glove, mullein dock of velvet dock; de grote bladeren.

(k) Als we naar de grote spits toelopende en vertakkende, tapering, aar zien van gele bloemen die gewoonlijk in de kerken gebrand worden dan kun je verklaren waarom het bij de oude Engelsen de naam gegeven heeft van high taper en candlewick taper. De Engelse naam hedge, high of hag taper is afkomstig van het Angelsaksisch hege of haga: haag, waar de plant groeit, en taper: toorts. De naam hege heeft een verbinding met heks, zou door hen gebruikt zijn. Heksenkaars naar het geloof dat het in het verleden gebruikt werd door tovenaressen, de Unholdenkerze bij Bock. Maar het woord taper, Angelsaksisch tapor: kaars, is over tapurus ontwikkeld uit Latijn papyrus en tot voor kort waren in Spanje kaarsen in gebruik die uit een spiraalvormig gewikkelde berkenbast bestonden, die voor gebruik in olie gedoopt werden. Berkenbast werd veel als schrijfstof gebruikt. Zo ook de toorts.

Dodonaeus (l) ‘De Fransen noemen het bouillon’.

Frans bouillon blanc, Portugees verbascum bianco Italiaans tassobarbasso, Spaans gordolobo.

(m) De keizerskaars draagt vol trots het symbool van zijn koninklijke waardigheid, de scepter. Op oude schilderijen wordt Maria, ook koningen, wel met toortsen in de hand of op de achtergrond afgebeeld, Duits Marienkerzen of Frauenkerze, Frans cierge-de Notre Dame: onze vrouwenkaars In België madekeerse, matekeerse, maagdekeerse, made: Maria. Wanneer men ziek was sloeg men een kruis en raakte de zieke plek aan met een koningskaars en bad tot Maria waarna de ziekte genezen zou. In Z. Duitsland was dit wel heel sterk, daar liet men de toorts met wijwater besprenkelen. Wanneer men ziek was moest men met de plant een kruis over de zieke maken om genezing te verkrijgen onder het uitspreken van de volgende spreuk:

“Unsere lieve Frau geht uber das Land

Sie tragt den Himmelbrand in ihrer Hand”.

(n) Engels Aaron’s rod, Adam’s flannel, in Zeeland is het Aarons staf en Aron’ s rod, Numeri 17...”de staf van de man die ik uitkies zal dan gaan bloeien”. In de christelijke kunst van de middeleeuwen komt een bloeiende Aronstaf soms voor bij afbeeldingen van Christus geboorte, Hemelvaart en soms bij Maria. Engels ook Jacob’s staff en shepherd’s club, Duits Hirschstengel

Het kruid werd in de kerk gewijd bij de Maria kruidwijden. Hierbij werd met psalm 64 aangevangen. De bloemaar is een van de 77 bloemen die toverkracht bezitten, een St. Johanneskruid, Duits St. Johanniskerze. De naam Donnerkerze of Wetterkerze is omdat ze het onweer verdrijft, vooral als ze in de krudbusch was of als je het afplukt slaat de bliksem erin. De koningskaars werd beschouwd als een echte heilige plant die tegen allerhande toverkunsten werd aangewend. Symbool van vriendschap.

(o) Verder; Wallkraut bij Kilian, Zollich, Kattensteert, Kattenschwanz, grosser Hammelschwanz, Kunkle

Wells tapr Mair: Maria’s toorts, canwyll yr adar: vogelkandelaar, clust y tarw en clust y fuwch: resp. stierenoor en koeienoor, naar de zachtheid, sirkyn y melinydd: molenaars kleed.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Men maakt ook een olie van de bloemen van wolkruid door ze in olie van olijven te doen en in de zon zetten die zeer nuttig is in alle gebreken die aan de huid komen door ontsteking of andere zwellingen. Het sap van deze bladeren en de bladeren zelf die gestampt zijn op blauw geslagen of gestoten plaatsen gelegd en vast gebonden en daarop een dag en een nacht gehouden genezen die en zijn ook zeer goed in alle wonden en kwetsingen als men die eerst met wijn gewassen en zuiver gemaakt heeft. De jonkvrouwen vinden ook geen beter middel om de rimpels uit het aanzicht te verdrijven dan het sap geperst uit de bloemen van wit wolkruid. De bladeren en het zaad in wijn gekookt en van buiten opgelegd trekken en halen uit alle dingen die in het lichaam vast zijn en blijven steken. Het gedistilleerde water met doekjes op het aanzicht gelegd en vooral met wat kamfer vermengt verdrijft de roodheid ervan, het is ook zeer goed tegen schurft, verbranding en alle gebreken die aan de huid door hitte komen.

Als men de gele bloemen van wolkruid gebruiken wil om het haar geel te kleuren zal men die in loog leggen en het haar daarmee wassen.

Dioscorides schrijft van deze wortel dat een teerling groot daarvan zeer nuttig te drinken gegeven wordt aan degene die met enige langdurige buikloop gekweld zijn, hij schrijft ook dat het water daar deze wortel in gekookt is geweest zeer goed is om te genezen al diegene die van binnen of van buiten enige gebroken, geblutste of gekwetste leden hebben en ook diegene die met enige spanningen of met kramp gekweld zijn. Bovendien, zegt hij, kan dat water de oude hoest genezen en wat noch meer is de pijn of zwering van de tanden verzoeten en alle diergelijke weedom op korte tijd verdrijven.

Het water daar dit kruid in gekookt is met salie, marjolein en kamillebloemen is goed om een bad te maken tegen alle koude gebreken van de zenuwen.

Het zaad van wolkruid is goed gedronken, als Plinius schrijft, voor diegene die enig lid gebroken of verwrongen en uit het lid gegaan zijn, want het laat dat gezwel en de pijn verminderen.

Tegen spenen of aambeien: Maak van een afkooksel van dit kruid een stoving en bestrijk ze met olie die van de bloemen gemaakt is. Dodonaeus, Mathhiolus.

De bladeren, met azijn, gewreven helpen tegen verbrandingen.

Sommige verzekeren (schrijft Plinius) dat de gedroogde bladeren van wolkruid wijfje (dat is die met bredere bladeren) zulke eigenschap hebben dat de gedroogde vijgen daarin gewonden of te bewaren gelegd gans niet verrotten, maar lange tijd goed blijven, dat is gaaf en ongeschonden blijven, wat Dioscorides ook betuigt. Behalve dat men in dit kruid de droge vijgen bewaren kan zo zeggen sommige dat zo wanneer men de notenboom met bladeren van wolkruid rondom behangt de noten niet gemakkelijk afvallen zullen.

Sommige willen ook verzekeren dat het bij ons gedragen de vallende ziekte genezen kan en vooral als de wortel noch jong is en geen bloemen voortgebracht heeft, ze zeggen daar noch meer toe dat ze geplukt of uit de aarde getrokken moet worden om de voor vermelde ziekte te genezen als de zon in het teken van de maagd is en de maan in het teken van de ram, dat nochtans niet geheel zonder ijdelheid en superstitie schijnt te wezen.

Deze kruiden worden niet alleen gebruikt in de gebreken van de mensen, maar ook van de beesten, want Sint Basilius schrijft dat de beren al hun wonden daarmee genezen.

De wezeltjes die gevochten hebben tegen de slangen en daarvan gekwetst zijn genezen en krijgen hun krachten terstond weer als ze wolkruid eten. Daarvan hebben de mensen dit wolkruid tegen allerlei vergif leren gebruiken.

De bladeren tussen twee stenen gewreven en als een pleister gelegd op de voet van een vast genageld paard geven dat terstond een bijzondere verlichting

Apuleius schrijft dat Mercurius aan Odysseus wolkruid gaf toen hij bij Circe zou gaan om daarmee bewaard en beschermd te zijn voor alle toverij van Circe.

Sommige wassen hun handen met het sap van wolkruid en steken die handen dan in het water en geloven dat ze de vissen daarmee naar hun hand zullen laten komen zodat ze zich daar met de hand zullen laten vangen.

Als men de plant van wolkruid ‘s morgens maar eens licht aanraakt of stoot wanneer de bloemen beginnen open te gaan dan vallen die bloemen de een voor en de ander na af, wat sommige het volk wijs willen maken dat het gebeurt door enige woorden die ze daartoe zeggen, maar dat is nochtans op zichzelf geen groot wonder’.

Van deze twee koninklijke soorten ruiken de bloemen niet aangenaam, gedroogd ruiken ze echter honingachtig. Ze geven een zoet en slijmig aftreksel dat een 11% aan suikers bevat. Dit wordt gebruikt in de artsenij als bestanddeel van een borstthee. Symbool van een goede inborst. Een afkooksel van koningskaars gebruikte men soms voor omslagen op wonden, het afkooksel, 10 gram op een halve liter water, innerlijk tegen hoesten, uiterlijk voor slijmige omslagen en klisters. De zeer aangenaam ruikende bloemen werden algemeen in een afkooksel, 2 tot 3 gram op een kwart liter water, als middel tegen hoesten, verkoudheid, bronchiën en heesheid ingenomen, meestal met suiker of honing verzoet en met gelijke delen melk gemengd. Bij geboorte krijgt de moeder meestal een wolbloementhee, het is ook een hoofdbestanddeel van een borstthee. Kneipp beveelt het kruid en thee aan bij catarre, verslijming en ademnood aan.

Als heilplant waren de kaarsen pas sinds de middeleeuwen bekend, de bloemen waren nog later in gebruik.

Omdat ze in de bloeitijd pracht en kracht verleende geloofde men dat de hemelbrand een prima uitwerking had tegen brandwonden.

Historie.

(411) Van de talrijke midden Europese Verbascum soorten komen voor de artsenei vooral de grote Verbascum thapsiforme en de wollige koningskaars Verbascum phlomoides in aanmerking. Onder de planten die Dioscorides met φλόμος, phlomos, betitelt (de latere synoniemen voeren als Latijnse naam berbasculum=verbasculum op) zullen wel verschillende Verbascum soorten bedoeld zijn. Wat uitzichtloos is omdat de Griekse flora ongeveer een 40 soorten had. Naar Dioscorides zou de phlomos wortel goed zijn tegen doorval, innerlijke kwetsingen, kramp, kwetsingen en tandpijn, de bladeren werden bij oedeem, oogontstekingen en brandende zwellen opgelegd. Van een gebruik van bloemen wordt niets verhaald. Wat Plinius over de Verbascum, dat de Grieken phlomos noemen, zegt is vrijwel hetzelfde als Dioscorides. Wat ze beiden vermelden dat men de thryallis of lychnitis (waaronder wel een Verbascum soort verstaan mag worden) lampenpitten maken kon, net zoals Brunfels zegt dat als men de koningskaars met pek bestrijkt het als een kaars brandt. Overigens maken de jongelui in Frankrijk op het jour des Brandons uit een met olie gedrenkte stengel van de koningskaars fakkels en lopen daarmee met beginnende donkerte door het dorp

De Gallische volksmedicijn schijnt de koningskaars ook gebruikt te hebben. Belangrijk is hier de plaats van Marcellus Empiricus waarin de plant phlomos en op een andere plaats Stelle herba lucernaria of lampenkruid genoemd wordt en samen met Rumex, Ibiscus, Cyclamen en myrra tegen podagra gebruikt werd. Als men het kruid phlomos wrijft zal men de woorden zeggen, ‘Summum caelum, ima terra, medium medicamentum’, ‘het bovenste naar de aarde, het onderste naar de aarde en in de midden de geneeskracht’. In de Herbarius van de Pseudo-Apuleius heet het dat de drager van de koningskaars nergens van schrikt en dat hem geen boos zal overkomen, ‘nullo metu terribetur, neque occusus mali molestabunt eum’. Ook zal het kruid geweest zijn dat Mercurius aan Odyssees gegeven heeft tegen de toverkunst van Circe als het kruid moly (zie Allium moly). In de 12deeeuw komen we de koningskaars onder de naam Wullena tegen, van wol, naar de behaarde bladeren bij de H. Hildegard. Wie een zwak en treurig hart heeft, schrijft ze, ‘qui debile et triste cor habet’, zal de plant samen met vlees, vis of koeken koken en eten, dan wordt het hart gesterkt en kan weer rustig worden. Tegenwoordig wordt de plant alleen nog maar bij borstziektes door het volk gebruikt en uiterlijk als wondmiddel. Die twee gebruiken komen al in de Gart der Gesuntheit van 1485 voor die ook een zeer mooie houtsnede geeft

Volgens bijgeloof in Niderbayern kan men met de Himmelbrand ziekten helen indien men ze met wijwater besprengt, een kruis over het zere deel maakt en spreekt, ‘Unsere liebe Frau geht uber das Land, Sie tragt den Himmelbrand in ihrer Hand’.

Sage.

Hoe de koningskaars aan zijn naam kwam.

In oude, zeer oude tijd kwam een christelijke koning van Engeland met zijn zoon als pelgrim naar de eeuwige stad Rome. Daar wilden ze de graven van de eerste christenen en martelaren bezoeken. Nadat ze Rome bewonderd hadden gingen ze naar die donkere dodenstad. Als gids hadden ze een man die ze voor een vrome christen hielden, maar die in werkelijkheid een gemene heiden was en al veel mensen in het verderf had gestort. Zonder argwaan beklom de koning met zijn zoon het labyrint. Bij de ingang bloeiden hoge goudgele bloemen waarvan het kind er snel een brak en meenam. Beneden was hun aandacht gericht op de vele gestorvenen. Plotseling was echter hun gids verdwenen en met hem het licht. Hij kende de weg en wist de uitgang te vinden. Door de plotselinge duisternis bevangen riep de koning de trouweloze na, een hoongelach antwoordde hem. Huilend drong de zoon aan bij zijn vader, die zag in dat ze het daglicht niet meer zouden zien, als God niet hielp. Ze wierpen zich op de knieën en baden innig tot God om hulp. En God hielp. Plotseling werd alles licht om hen heen alsof iemand een kaars aangestoken had. Het licht kwam van de bloem die het kind aan de ingang geplukt had en achteloos in de hand had gehouden. Nu wist de koning dat ze gered waren, dankte God en liep vooruit met de wonderbaarlijke kaars. Zo kwamen ze bij de uitgang waar het licht de kaars oploste die de koning tot kaars had gediend. Sindsdien is het de koningskaars.

Folklore.

De toortsen lichten op als vlammen tegen een donkere achtergrond. Uit het eerstejaars rozet ontspringt het volgende jaar een stevige en licht gekleurde stengel, een opgaande staf. De lange stengel suggereert een krachtige steel. Als een man enkele van deze stelen bij zich draagt zal hij niet bang zijn, nog gehinderd worden door een wild beest of ander kwaad. De wortel die met klokslag 12 in de Johannesnacht stil zwijgend met een gouden dukaat opgegraven wordt en in een linnen doek genaaid wordt op de blote huid gedragen en bewaart diegene tegen slangenaanvallen.

Plinius verhaalt dat het zachte blad gebruikt kon worden bij omslagen en zweren, mits dit gedaan werd door een kuise maagd. Andere maagden plukten enige eeuwen geleden de toorts om die boven hun bed te hangen. De maagd, van wie de stengel het eerst verdord was, die wachtte een onaangenaam lot en zou als eerste sterven.

Apuleius zei zelfs dat het bij jicht verpulverd ingenomen moest worden zodat men dan na enkele uren weer zou kunnen lopen. Ook dat als je een takje bij je draagt heb je geen last meer van monsters.

Wie ‘s morgens, als de kruiden nog in de dauw baden, bij de koningskaars rondwaart vindt rondom de kaars allerlei afgevallen bloemen. ‘s Nachts, in de maneschijn, voeren de elfjes om de hoge kaars een ringdans uit, net als de mensen om de meiboom en stoten tegen de kaars of slaan er met staafjes tegenaan zodat de gele bloemen neervallen.

Op Sint Jansdag maakte men een vuur van de toortsstengels en sprong men er omheen, dan nam men de half verbrande stengels mee naar huis en hing ze daar als afweer tegen alle kwaad op en onweer, vandaar de naam Wetterkerze. De toorts is een plant die vaak midden in de kruidwisch geplaatst wordt. In oostenrijk rookt men de plant op Johannisdag voor de komst van de zon met de koningskaars zodat er niets boos gebeurde. In Niedersonthofer zegt men wanneer iemand overleden is en er een koningskaars groeit en begint te bloeien dat de gestorvene een beloofde bedevaart niet gedaan heeft of dat er gauw weer iemand van de familie zal overlijden. Als er te Lesachtal bij iemand op een graf een koningskaars komt te groeien dat de ziel in het vagevuur is en vraagt om een bedevaart te maken.

Ook voorspellen kon de toorts. Op het graf plantte men een toorts, stierf die, dan was de zaligheid van de ziel twijfelachtig, verflenste ze dan boette de ziel in het vagevuur, maar bloeide ze fris dan was de ziel in de hemel.

Van de grote wordt verteld dat muizen voor zijn geur wegvluchten.

Voorspellend is ze als de ogentroost

In Tirol gelooft men dat men uit de eerste bloempjes kan opmaken of er veel sneeuw volgt, staat de bloemkrans diep aan de stengel dan komt er vroeg sneeuw. Volgt op een bloemenreeks weer bladeren dan zal het na de eerste sneeuw lang niet sneeuwen. Staan op het eind van de stengels de eerste bloemen dan zal er tegen het voorjaar veel sneeuw vallen. Een tot in de spits uitbloeiende plant geeft veel sneeuw. Koningskaarsen gelden als een symbool voor een lang leven.

4. uit Curtis botanical magazine.

Verbascum longifolium Ten var. pannosum, Vis. (lange bladeren en textuur van vilt) Bladeren zijn aan beide kanten geelachtig/wit viltig, onderste bladeren zeer groot en gesteeld, langwerpig met wigvormige voet, spits en gaafrandig tot zwak gekarteld, stengelbladeren zeer kort gesteeld tot zittend met eivormige voet.

Opstaande stengels zijn rond en niet vertakt.

Trossen van 4-10bloemige kluwens met bloemen van 3cm in doorsnede, geel, meeldraden zijn geelachtig/wit behaard, helmknoppen van de langste meeldraden aflopend, bloemsteeltjes 2-3maal langer dan de kelk in juli/augustus.

Tweejarige plant.

Uit Hongarije en Balkan wordt 75-150cm hoog. Is beschreven in 1824.

Subsectie Spectabiles.

6. uit Curtis botanical magazine.

Verbascum ovalifolium, Donn. Ex Sims. (ovaal blad) Onderste bladeren kort gesteeld en langwerpig met wigvormige voet, spits en gaaf tot stomp getand, groen met grijsachtig/gele wollige achterkant, bovenste bladeren bijna zittend tot half stengelomvattend, eivormig tot ei/lancetvormig.

Opstaande stengels zijn behaard en bovenaan kantig.

Lange en dichte aarvormige tros van alleen staande, zittende en 2-4cm grote gele bloemen met vlakke bloemkroon, lange meeldraden zijn geelachtig/wollig, de korte zijn niet behaard in juli/augustus.

Tweejarige plant.

Uit Bulgarije, Roemenië en Z. Rusland wordt 50-100cm hoog. Is beschreven in 1818.

7. uit sdorsey-bidbg.bogspot.com

Verbascum wiedemannianum, Fisch. & Mey. (F.J. Wiedemann, Duitse botanicus in de eerste helft van de 19de eeuw) Bladeren met eivormige tot wigvormige voet, onderste bladeren zijn gesteeld en langwerpig tot elliptisch, wat gekarteld met aflopende voet, bovenste zijn kleiner en kort gesteeld tot zittend, spits en gaafrandig tot zwak getand.

Opstaande stengels zijn dik en rond.

Lange en losse trossen van allen staande en 2.5-.5cm grote violet/paarse bloemen, meeldraden violet wollig, helmknoppen van de langste meeldraden min of meer aflopend, bloemsteeltjes klierachtig behaard en korter dan de kelk in juni/augustus.

Tweejarige plant die geheel dicht wollig behaard is.

Uit Klein Azië wordt 50-100cm hoog. Is beschreven in 1893.

Subsectie Blattaria.

8. uit R. Wright.

Verbascum virgatum, Stokes. (roedevormig)

Bladen zijn tweemaal gezaagd en licht harig met klierachtige haren, soms glad en ei/lancetvormig, die van de wortel wat liervormig en versmallend aan de basis.

Bloemen staan met 2 tot 6 bij elkaar, geel in juni/september.

Tweejarige die veel op de volgende gelijkt.

Naam.

Roedetoorts, beklierd mottenkruid, Engelse large flowered primrose leaved mullein, twiggy mullein.

9. Uit D. Ehret.

Verbascum blattaria, L. (mot) Bladen zijn ovaal en glad met kartels aan de rand, wortelbladen vaak gelobd aan de basis, de bovenste gepunt.

Bloemen alleenstaand en gesteeld in een lange aarvormige en losse tros, lichtgele bloemen en violet behaarde helmdraden in juli en augustus.

Gladde bladen en rijk gele bloemen zijn de kenmerken.

Mottenkruid is een- of tweejarige die tot een meter hoog uit Eurazië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt tegenwoordig Blattaria in het Latijn genoemd’.

Vooral kakkerlakken zouden niet van deze plant houden, daarom werden de bladeren op die plaatsen gestrooid waar ze voorkwamen. Grieks blatte zou de naam zijn voor kakkerlakken.

Dodonaeus (b) In het Brabants heet het mottenkruid of blattarie, in het Hoogduits Mottenkraut’.

Mottenkruid, Fries mottefakkel, Duitse Mottenkraut, Engelse moth mullein, trekt motten aan, Frans molène blattaire.

Dodonaeus © ‘In het Hoogduits wordt het meestal Goldtknopflin genoemd, anders Schabenkraut’.

Edelgesteinkraut, Edelkraut, Goldknopflin bij Bock, wilder Wollig, Schaben-Königskerze.

Dodonaeus (d) ‘Ik denk dat ze wat gelijk hebben die dit gewas voor dat kruid houden wat van Plinius beschreven wordt in het 9de kapittel van zijn 22ste boek met de navolgende woorden; ‘daar is een kruid, zegt hij, het wolkruid zeer gelijk en wat ook dikwijls daarvoor aangezien wordt, dan het heeft wat bruiner en niet zulke witte bladeren en heeft meer stelen dan wolkruid met een gele bloem. Als men dit kruid plukt en weg ligt of werpt wordt het vol motten en daarom noemt men dat te Rome Blattaria, dat is mottenkruid. Lobel meent dat de motten veel meer op het zwarte mottenkruid voorkomen en om die reden is dat in het Frans herbe aux mittes genoemd geweest’.

Matthiola:’ Zo gauw de bloemen verwelken worden ballen of knopjes daaruit, bijna zoals aan het vlas, daarin ligt het zaad. Diezelfde knopjes plegen de jonkvrouwen te laten vergulden en gebruiken ze tot hun kransen, vandaar het de naam goudknopje gekregen heeft, Goldknôpfflen’.

Gebruik.

De bloemen werden wel op de markt gebracht en gebruikt om er een goede thee van te bereiden. Voor het slapen gaan zou een beker met een paar gekookte bladeren erin, gezeefd en gezoet, een prima middel zijn tegen moeheid en hoofdpijnen. Ook werd het gebruikt tegen longklachten, ook die van het vee en werd daarom koeienlongkruid, in het Engels bullocks lungwort genoemd.

Wanneer iemand een wond heeft die niet genezen wil, raakt men die in Oostenrijk driemaal met deze bloem aan en zegt:

‘Unsre liebe Frau geht uber Land

Hat den Himmelbrand in der Hand’.

Klasse 2) Lychnitis, subsectie Glomerata.

15. uit J. Sibthrop.

Verbascum sinuatum, L. (bochtig) is meestal sterk vertakt.

Dit is een tweejarige met vrij kleine gele bloemen met rood/paars behaarde meeldraden in april tot juli.

De aan beide zijden zachte bladeren worden tot 40 cm lang.

Afkomstig uit Z. Europa en is in 1570 beschreven.

Golfbladige toorts, wavyleaf mullein.

Gebruik.

In Griekenland en Rusland werden bundels van deze planten wel voor visvangst gebruikt. Naar het schijnt werkt het verdovend.

Klasse 4) Lychnitidea.

17. Uit Fuchs.

Verbascum nigrum, L. (zwart) Bladen zijn vrijwel glad aan de bovenkant en wollig of donzig aan de onderkant, gekarteld en ovaal/hartvormig, de bovenste bijna zittend en de lagere aan lange stengels.

Opstaande stengels zijn niet vertakt en meestal rood gekleurd, bovenaan kantig.

Bloemen staan in dichte 4-8bloemige trossen aan een lange aar, donkergeel en 1.5-2cm in doorsnede zijn aan de voet bloedrood gevlekt en bezitten met purperen wolharen bedekte stuifmeeldraden, niervormige helmknoppen, stempel halve maanvormig, bloemsteeltjes 2 maal langer dan de kelk. Bloei in juli/oktober met geen of weinig honing, insecten komen voor het stuifmeel.

Uit Europa wordt 50-125cm hoog.

Er is ook een vorm met witte bloemen.

Vaste plant groeit op droge gronden in heuvelachtige streken en liefst op lemig zand, meestal op onbeschaduwde plaatsen van midden en zuid Europa. In de schaduw wordt de zwarte gauw door meeldauw aangetast.

Het zou wat narcotische principes bezitten en gebruikt zijn om vis te verdoven.

Verbascum nigrum subsp. abietinum, Born. (sparachtig) Behaarde bladeren zijn groen en aan de achterkant dicht grijs viltig, onderste bladeren lang gesteeld en eivormig met hartvormige voet, dubbel gekarteld, stengelbladeren kort gesteeld tot zittend en eivormig, spits, gekarteld/getand tot gaafrandig.

Opstaande stengels zijn gestreept, behaard en weinig bebladerd, bovenaan sterk vertakt.

Grote piramidevormige tros met veelbloemige kluwens, bloemsteeltjes zijn langer dan de kelk, bloemen van 2cm groot zijn geel in de keel bruin gevlekt, purper wollige meeldraden en helmknoppen niervormig in juni/augustus.

Uit de Balkan wordt 60-125cm hoog.

Naam.

Zwarte toorts, Fries swarte fakkel of lyts wolkrud, Engels dark mullein of dark rooted mullein, Frans molene noire, Duits Schwarze Königskerze, Braunwurz, schwarz Wullich, schwarz Wullkruut bij Bock, heeft zwarte wortels, maar ook donkerder bladeren dan de andere soorten.

18. Uit J. Saint-Hilaire.

=Verbascum chaixii, Vill. (D. Chaix, Franse priester en botanicus, 1730-1799) Helder groene bladeren zijn aan de achterkant grijsachtig/wollig, onderste bladeren zijn lang gesteeld en elliptisch tot lancetvormig met eironde voet, diep gekarteld tot liervormig ingesneden, bovenste bladeren kort gesteeld tot zittend en ei/lancetvormig, onregelmatig getand.

Opstaande stengels zijn rond en fijn gestreept, bruin/rood en bovenaan vertakt.

Piramidevormige tros van 2-5bloemige kluwens, bloemsteeltjes zijn iets langer dan de kelk, bloemen van 2cm groot zijn helder geel met violet/purperen/wollige meeldraden, niervormige helmknoppen, kelk en bloemsteeltjes grijsachtig behaard in juni/augustus.

Uit Z. Europa, Balkan en Z. Rusland wordt 50-100cm hoog. Is beschreven in 1821.

‘Album’ heeft witte bloemen waartegen de paarse meeldraden mooi afsteken.

Var. austriacum Hayek., (uit Oostenrijk) heeft de onderste bladeren onregelmatig stomp/gekarteld en aan beide kanten groen.

Var. newryense (gewonnen door T. Smith, kweker te Newry, Ierland) lijkt wat op pyramidale maar met kleinere bladeren en ijler gevormde trossen van lichter gekleurde bloemen.

Pyramidale’ wordt 100-180cm hoog is in alle delen forser dan het type met zeer grote, piramidale trossen van diep gele bloemen.

Nettle leaved mullein.

18. uit J. Sibthrop.

Verbascum orientale, All.(Oosters) Onderste bladeren zijn langwerpig met eironde, ingesneden/gelobde voet, bovenkant bijna kaal en achterkant los grijs viltig, bovenste bladeren eivormig tot ei/lancetvormig en dicht gekarteld/gezaagd.

Opstaande stengels zijn zwak kantig en bovenaan vertakt.

Trossen van 2-5bloemige kluwens, bloemen van 2-2.5cm in doorsnede zijn helder gele meeldraden met paarse wol bezet en alle helmknoppen niervormig, grijs viltige bloemsteeltjes zijn de helft langer dan de eveneens grijs/viltige kelk in juli/augustus.

Tweejarige plant.

Uit Bulgarije, Roemenië en Z. Rusland wordt 50-100cm hoog. Is beschreven in 1821.

20. Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Verbascum lychnitis, L. (Lychnis-achtig) Tweejarige plant die geheel grijs/groen bepoederd is en met korte, stervormige haren bezet.

Bladen zijn vrijwel glad aan de bovenkant en wollig en poederig aan de onderkant, dubbel gekarteld, lagere bladen zijn ovaal, wigvormig en gesteeld, de bovenste zittend, eivormig en gepunt met een ronde basis.

Opstaande stengel is bovenaan kantig, gegroefd en vertakt.

Grote, piramidale trossen van 2-7bloemige kluwens, vlakke bloemkroon van 1.5-2cm in doorsnede zijn zacht geel, niervormige meeldraden zijn wit wollig, knopvormige stempel en grijs viltige kelk, bloemsteeltjes twee maal langer dan de kelk in juli/augustus.

Uit midden en zuid Europa tot Siberië, wordt 60-150cm hoog.

Var. album heeft witte bloemen.

Groeit in kalkgronden, langs wegen.

De lagere bladen zijn bedekt met dik wol en het dons hiervan, net als bij sommige andere soorten, werden wel gebruikt als tonder of lampenpitten, vandaar de naam lychnitis, Grieks voor lamp.

Er kan een goede gele verf van gemaakt worden dat de Romeinen gebruikten om te blonderen.

Naam.

Melige toorts, Engelse white mullein, Duits helle Koningskerz, Mehlige Königskerze, Heidefackel-Königskerze, Jenettekens, Widerstos.

21. uit J. Sowerby.

Verbascum pulverulentum Vill. (bepoederd)

Bladen zijn eivormig tot ovaal en licht gezaagd en aan beide zijden bedekt met wit meelachtig wol, de laagste zijn ovaal en smal en lopen geleidelijk aan over in de voetstengel, de bovenste zittend en gepunt.

Ronde stengel met trossen staat erboven met spreidende twijgen.

Tweejarig.

Wordt direct van anderen onderscheiden door het meelachtige dons dat er af gewreven kan worden met de vinger.

In juli is het een mooie plant, de honderden bloemen zijn dan wijd open voor bijen en vlinders en vormt een gouden staf van een anderhalve meter hoog, gevarieerd met de rode meeldraden die met witte haren bedekt zijn.

Engelse yellow hoary mullein. Flockige Königskerze.

Sectie Leiantha.

24. uit www.horticultureimages.com

Verbascum leianthum, Benth. (gladde bloemen) Zeer grote, zittende bladeren zijn behaard met grijs/wit viltige achterkant, kleinere stengelbladeren zijn spits en getand.

Tweejarige plant met opstaande en kantige stengels die onder aan grijs viltig zijn en bovenaan wat vertakt.

Grote bloemtros met bloemen in kluwens zijn donker geel en 10-16mm in doorsnede met donker geelachtig. witte meeldraden die vaak wat paars gekleurd zijn, niervormige helmknoppen in juli/augustus.

Uit Klein Azië wordt 150-200cm hoog. Is beschreven in 1908.

Subsectie 6. Blattariodea.

26 Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Verbascum phoeniceum, L. (purper, hoog rood) Vaste plant die geheel met vertakte haren bezet is.

Onderste bladeren staan in een rozet en zijn gesteeld, langwerpig tot eirond en grof gekarteld, van boven bijna kaal en van onderen kort behaard, kleinere stengelbladeren zijn zittend en gekarteld.

Opstaande stengels zijn dun en meestal niet vertakt, bovenaan klierachtig behaard.

Enkelvoudige, verlengde trossen met meestal alleenstaande 2.5cm grote paarse tot lila kleurige bloemen met gele voet, paars wollige meeldraden en niervormige helmknopen, knopvormige stempel en bloemsteeltjes die veel langer zijn dan de kelk, beide klierachtig behaard in juni/augustus.

Uit Z.O. Europa, Siberië en Turkestan wordt 40-100cm hoog. Is beschreven in 1796. ‘Flush of White’ met witte bloemen, ‘Rosetta’, met roze bloemen, ‘Violetta’ met violette bloemen.

Var. flavidum Bornm. heeft gele bloemen.

Naam.

Paarse toorts, purple flowered mullein, Duits Damastenrosen of Marienrosen, Purpur-Königskerze.

Overige.

Uit J. Kops.

Verbascum x ambiguum Lej. (twijfelachtig of onzeker) = kruising van densiflorum x nigrum.

Grote, groenblijvende rozetten met elliptische tot eivormige, spitse en rimpelige, bochtig gekartelde donker groene bladeren met wollig behaarde achterkant.

Lange, aarvormige trossen van 2-3cm grote donker gele bloemen, bloembladeren zijn onder aan rood/bruin gestreept en aan de voet met elkaar vergroeid, paars wollige meeldraden en gele helmknoppen in juli/augustus.

Wordt 150-180cm hoog.

Uit Curtis botanical magazine.

Verbascum x cupreum Sims. (koperkleurig) = kruising van phoeniceum x ovalifolium en staat tussen beide ouders in. Wordt 70-120cm hoog.

Bloemen variëren in verschillende tinten van roze tot zalmkleur en koperkleurig in juni/juli

Cotswold Queen’ van 100-120cm met brons/zalmkleurige bloemen en zacht lila meeldraden

Cotswold Gem’ is bronsgeel met violet/paars, 1m.

‘Daisy Hill’ van 60-90cm is koperkleurig/roze. Gewonnen door T. Smith, kweker te Newry, Ierland.

Ladhams’ van 60-90 cm met donker isabella kleurige bloemen met violet hartje. Gewonnen door B. Ladhams, kweker te Shirley, Engeland.

‘Salmon Queen’ van 70-90cm met donker zalmkleurige bloemen. Gewonnen door F. Bouskell, liefhebber te Market Bosworth, Engeland.

Uit 72.124.70.109

Verbascum humile, Janka. (nederig) Tweejarige en dicht viltig behaarde plant.

Onderste bladeren staan in een dichte rozet en zijn kort gesteeld, langwerpig/elliptisch en grof gekarteld met grijsachtige behaarde achterkant, kleinere stengelbladeren zijn kort gesteeld tot zittend en scherp gekarteld.

Opstaande stengels zijn bijna rond.

Los vertakte trossen van 2-5bloemige kluwens met bloemsteeltjes die 2-3maal langer zijn dan de kelk, bloemen van 2cm groot zijn geel met witachtig/wollige meeldraden, soms bleek paars, niervormige helmknoppen en lijnvormige kelkslippen in juli/augustus.

Uit Bulgarije, wordt 30-60cm hoog.

Verbascum (x) nagelsii Bergmans (gewonnen door Fr. Nagel, kweker te Wilryck, België) = kruising van phoeniceum x pannosum en staat tussen beide ouders in. Wordt 100-150cm hoog.

Rijk bloeiend in juli/augustus in alle tinten van geel tot zalmkleurig roze.

Caledonia’ met zwavel/gele, bruin gekleurde bloemen. Gewonnen door Dobbie & Co, kwekers te Edinburgh, Schotland.

Ceres’ met oud roze met zalmkleurige schaduw gekleurde bloemen.

Minerva’ met zware trossen van grote, zalmkleurige bloemen met koperkleurige weerschijn.

Venus’ met zeer grote, bleek amberkleurige bloemen. Deze 3 zijn gewonnen door Fr. Nagel, kweker te Wilryck, België.

Planten.

Er zijn veel hybriden, die zich min of meer als vaste planten gedragen hoewel de meeste tweejarig zijn.

Bij de vaste planten kwekers zijn hybriden in cultuur, die zoals ‘Densiflorum’ en ‘Pink Domino’, door wortelstek worden vermeerderd. Dit wordt gedaan in oktober. De kleurenrijkdom van deze hybriden is groot, we kennen donkergele, roze, bronskleurige en zwavelgele cv.

Vormen.

Albanian’ is geel met een bronskleurig hart.

Densiflorum’ kleurt koperkleurig geel met violet/purper en goed vertakt.

Gainsborough’ is strogeel met grijs viltige bladeren, heeft het in de winter moeilijk.

‘Pink Domino’ is zacht lila/roze.

Yellow Princess’ komt in helder geel.

Planten.

Planten in zandige, humusrijke grond op matig vochtige en zonnige plaatsen.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar.

Wortelstek kan in de winter.

Of zaaien bij 20 graden. Ze kruisen onderling gemakkelijk waardoor talloze bastaarden ontstaan die vaak zeer moeilijk te determineren zijn.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl