Syringa

Over Syringa

Sering, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit Redoute.

Het is een geslacht van mooie meestal opgroeiende houtachtige planten die hoofdzakelijk om hun fijne en geurende bloemen gekweekt worden.

Ongeveer 20-25 soorten komen voor in zuid Europa tot de Himalaya’ , noordoost Azië en Japan, 2-10m.

Opvallend zijn ze in bloei. De groepen zijn in de regel opvallender als er niet te veel soorten door elkaar heen geplant zijn. Het mengen van soorten en var. vertroebelen het effect, ze verschillen in vorm, kleur en bloeitijd. Bij een goede keuze van de te planten soorten kan je van eind april tot begin juli seringen in bloei hebben.

Bladverliezend en zelden altijdgroen (Syringa sempervirens) struiken of kleine bomen.

Bladen zijn kort gesteeld, tegenoverstaand, gaafrandig en zelden gedeeld.

Bloemen staan in eind of okselstandige pluimen, lila, paars/rood, purper en wit die voor of na de bladontwikkeling komen, kelk is klein en kort 4tandig, blijvend, bloemkroon is klein en trompet of kruidnagelvormig met een lange of korte kroonbuis, 2 meeldraden die in de kroonbuis of aan de voet van de kroonlobben zijn ingeplant.

Doosvrucht met tweevleugelige zaden.

Oleaceae, olijvenfamilie, Syringa klasse.

Ondergeslacht Eusyringa.

Kroonbuis is ongeveer tweemaal zo lang als de kelk, meeldraden zijn ongeveer in het midden van de kroonbuis ingeplant, helmhokjes zittend, alleen de top daarvan steekt soms voor de kroonbuis uit.

Groep Villosae

Bloempluimen komen op het eind van dit jaar gevormde twijgen, zijn dus bebladerd en na de bladontwikkeling. De scheut komt uit de middelste eindknop.

1. Uit B. Maund.

=Syringa josikaea, Jacq. & Rchb. (is door barones van Josika naar de Weense botanist Jacquin gezonden) Bladstelen zijn 1.5cm lang.

Grote elliptisch gevormde gewimperde bladeren, glanzend en lang blad dat aan de onderzijde witgroen is en langs de nerven behaard, 6-12cm lang met spitse top.

Donker violette, ijle en geurende bloemtrossen staan in dicht opstaande pluimen van 30cm lang die fijn behaard is net als de kelk en bloemsteel, bloemen tot 1.5cm in diameter met opstaande kroonlobben, helmhokjes geel.

Vrucht is tot 1cm lang.

Een dichte en bossige hoog opgroeiende struik, dicht met lenticellen bezette grijze takken met bruine knoppen.

Is gevonden in Transsylvanië in Siebenburgen, Hongarije in 1833, verder tot de Oekraïne. Een struik van 3m. Een hybride met de nauw verwant Syringa komarowii leverde Syringa x josiflexa I. Preston ex J. S. Pringle op.

Naam.

Engelse Lady Josika’s lilac, Hungarian lilac, Hongaarse sering. Ungarischer Flieder.

2. uit Curtis botanical magazine.

Syringa villosa, Vahl. (viltig) Bladsteel is 1.2cm lang.

Bladeren zijn 5-8cm lang, breed lancetvormig met toegespitste top, donkergroen en van onderen grijs/groen en alleen langs de nerven behaard.

Bloeit eind mei met lila/roze in 12-25cm lange pluimen, bloemen bijna zittend met een onaangename geur, bij uitbloeien naar wit verkleurend, kroonbuis tot 12mm lang, kroonlobben afstaand, helmhokjes violet.

Vrucht is tot 1.5cm lang.

Een dicht vertakte en opgaand groeiende struik met stevige geel/grijze twijgen met duidelijke lenticellen.

Is afkomstig uit Tibet en N. China en is in 1880 beschreven. Wordt 3-4m hoog.

Was in Tibet een heilige boom, een boeddhaboom. Op zijn bast en bladeren maken de pelgrims boeddhistische formules en tekenen er boeddha beelden op.

Zottiger Flieder.

3. uit Edwards botanical register.

Syringa emodi, Wall. (Emodon, oude Griekse naam voor de Himalaya) Bladstelen zijn 1-1.5cm lang.

Bladeren zijn 8-15cm lang, elliptisch met spitse top, donkergroen en een donker aftekenende en iets behaarde middennerf, van onderen opvallend blauw/groen met bruine nerven.

Bloeit in juni met geel/witte onaangenaam geurende bloemen in 8-18cm lange en brede pluimen, bloeiwijze is fijn behaard, kelk aan de rand duidelijk behaard, kroonbuis 8-10mm lang en smal, kroonlobben spits en afstaand.

Vrucht tot 1.5cm lang en toegespitst.

Een opgaand groeiende struik met stevige grijs/groene takken en bruin/groene twijgen.

Uit Himalaya en Afghanistan wordt 5m hoog. Is beschreven in 1845.

’Aureovariegata’ heeft geel gevlekte bladeren.

Himalayan lilac. Himalayischer Flieder.

4. uit Curtis botanical magazine.

Syringa komarowii, Schn. (Russische botanist Leontiewitch Komarow, 1869-1845) Bladstelen zijn 1-2cm lang.

Bladeren zijn 8-15cm lang, lang eivormig met toegespitste top, diepgroen van onderen grijs/groen, langs de nerven behaard en soms bij de bladvoet, ook het bladvlak, rand is gewimperd.

Stevige twijgen met duidelijke lenticellen, licht grijs.

Valt op door de in knop karmijn/rode en later roze bloemen in juni die van binnen lichter gekleurd zijn in boogvormige overhangende pluimen van 18cm lang, kroonbuis tot 10mm lang en smal

Vrucht is tot 12mm lang en spits.

Een breed uitgroeiende struik.

Uit Midden China wordt 4m hoog.

Er zijn 2 subspecies; Syringa komarowii subsp. komarowii C.K.Schneid., Syringa komarowii subsp. reflexa (C.K. Schneid.) P.S.Green & M.C. Chang.

Nodding lilac. Komarow’s Flieder.

Uit commons.wikimedia.org

Syringa wolfii, Schn. (Amerikaanse dr. Carl Brandt Wolff, 1905-1974) Bladstelen zijn 1-1.5cm lang.

Diepgroene en meestal lang elliptische bladeren van 10-16cm lang met spitse top, van onderen grijs/groen en spaarzaam langs de nerven behaard.

Twijgen zijn olijf/groen en spaarzaam met lenticellen bezet.

Bloeit zeer rijk met grote geurende lila/paarse bloemen in tot 30cm grote pluimen die meestal met 3 bijeen staan en fijn behaard, bloemen tot 2cm lang, kroonlobben opstaand.

Vrucht tot 1.5cm lang, stomp.

Uit N. China, Mantsjoerije en Korea wordt 6m hoog. Is beschreven in 1910.

Wolfs Flieder.

Uit Curtis botanical magazine.

=Syringa tomentella, Bur. et Franch. (kort viltig behaard, grijs) Bladstelen zijn 5-10cm lang en behaard.

Bladeren zijn 4-10cm lang, elliptisch en spitst, gewimperd, diepgroen en verspreid kort behaard, van onderen blauw/groen en behaard, vooral bij de bladvoet.

Bloeit in juni met paarse bloemen in 8-16cm lange, dicht behaarde tuilen, bloemen zijn zeer kort gesteeld of zittend en tot 12mm lang, kroonlobben toegespitst.

Vrucht is 10-12mm lang.

Een opgaand groeiende struik met grijze twijgen.

Uit W. China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1909.

Wolliger Flieder.

Uit www.lottah.com

Syringa sweginzowii, Koehne. et Lingelsh. (Sweginzow’s, Siceginzow) Bladstelen zijn 1cm lang en bruin/rood.

Bladeren zijn 5-10cm lang en meestal eivormig met kort toegespitste top, donkergroen en van onderen licht groen.

Bloeit in juni met paars/rode bloemen in tot 20cm lange pluimen, kroonbuis tot 8mm lang met toegespitste kroonlobben die van binnen lichter gekleurd zijn.

Vrucht 8-10mm lang.

Een breed uitgroeiende struik met eerst opgaande en later meer overhangende bruin/groene twijgen met opvallende verstrooid staande lenticellen.

Uit N. China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1910.

Uit www.briggsnursery.com

Syringa meyeri, ‘Palibin’. (Nederlandse botanist Frank N. Meyer, 1875-1918) is een laagblijvende sering van 1m.

Deze mooie struik heeft leerachtig blad.

De bloem is in knoptoestand purperrood en tot licht lila/paars verbloeiend in langwerpige trossen.

Wordt ook gekweekt als stamboompje. Dwergsering.

Groep Vulgares.

Bloempluimen komen uit naakte knoppen die in de winter goed zichtbaar zijn en zelden eindstandig, bloemen komen voor of tijdens de bladontwikkeling. Deze heeft geen middenknop en de scheuten komen ui de twee (zij)knoppen.

5. uit Curtis botanical magazine.

=Syringa pubescens, Turcz .(zacht behaard) Bladsteel is 6-12mm lang.

Bladeren zijn 3-7cm lang en meestal rond eivormig met 3-5paar zijnerven, kort toegespitste top, iets gewimperde bladrand, donkergroen en van onderen grijs/groen.

Twijgen zijn kantig aan de top rood/bruin en verder grijs/groen met duidelijke lenticellen.

Bloeit april/mei in 7-12cm lange pluimen, bloemen tot 15mm lang en geurend, licht paars/rood met smalle afstaande kroonlobben.

Vrucht is 1cm lang.

Uit N. China wordt 2m hoog.

Uit az.wikipedia.org

Syringa microphylla, Diels. (kleine bladen) Bladeren zijn 1.5-4cm lang, rond eivormig, donkergroen en van onderen grijs/groen en spaarzaam behaard, langs de nerven dichter.

Een opgaand groeiende struik met dunne, kantige twijgen, grijsgroen en spaarzaam met lenticellen bezet.

Bloeit in juni met lichtpaarse bloemen in dichte, brede en tot cm lange pluimen, kroonbuis tot 1cm lang met afstaande kroonlobben.

Uit N. China wordt 1m hoog.

‘Superba’ (klein bladig) is een superbe struik met dunne twijgen en klein blad.

Veel geurende bloemen verschijnen in losse en donker roze pluimen waarbij het gewas aan een liguster doet denken, de plant zou voor een lage haag kunnen dienen. Bloeit in mei en soms in oktober nog eens.

Dwergsering.

Uit www.zahradnictvi-kunelka.cz

Syringa velutina, Kom. (fluweelharig) Bladstelen van 1cm lang.

Bladeren zijn 5-10cm lang, elliptisch met toegespitste top, dofgroen en verstrooid behaard, van onderen dicht grijs behaard.

Kantige twijgen die lichtgrijs zijn.

Bloeit in mei/juni met geurende lila bloemen in viltig behaarde en 1-15cm lange pluimen, kroonbuis 8-10mm lang en dun met smalle spitse meestal opstaande kroonlobben

Vrucht tot 1cm lang, spits.

Uit N. China en Korea wordt 3m hoog.

Sammetiger Flieder.

8. uit Curtis botanical magazine.

Syringa oblata, Lindl. (wijder wordend) Bladstelen zijn tot 2cm lang.

Glanzend groene, breed eivormige bladeren met mooie herfstkleur, 4-10cm lang en soms bijna even breed met toegespitste top, bij het uitlopen wat koperkleurig en later glanzend groen.

Bloeit in april/mei zeer rijk met geurende licht paarse bloemen in opstaande en tot 12cm lange pluimen, bloeiwijze, kelk en bloemsteel zijn fijn behaard, kroonbuis ruim 1cm in diameter, kroonlobben afstaand, spits of stomp.

Vrucht tot bijna 2cm lang, samengedrukt en spits.

Een opgaand groeiende struik met geel tot bruin/grijze twijgen.

Uit N. China wordt 3-4m hoog. Is beschreven in 1859.

9.

Syringa vulgaris, L. (gewoon of vulgair) Bladeren zijn 6-12cm lang, glimmend groen en van onderen lichter met toegespitste top, tegenoverstaand, breed eivormig met een hartvormige voet. Die groene kleur behoudt het blad tot diep in de herfst. In warmere streken blijft de sering vrijwel het gehele jaar groen.

Bloemen zijn ongeveer 1cm lang, paars en sterk geurend, in 10-20cm lange opstaande pluimen.

Vrucht is 1.5cm lang en samengedrukt, glanzend bruin met gevleugelde zaden.

Een hoog opgroeiende struik of kleine boom met grijs/groene twijgen.

Komt uit Perzië, is in 1597 beschreven. Wordt 3-7m hoog.

De sering groeit nu wild aan de beneden Donau, in de buurt van de IJzeren poort, Servië en Bulgarije. Afbeeldingen komen voor op het beroemde Sevres‑porselein en op een schilderij van Rubens, de Madonna met de rozenkrans, waar twee bloeiende seringentakken voorkomen.

Lyrisch.

De sering bouwt zijn bloem op als een domkerk met een spitse kerktoren. Naast de brede gewelven wordt er een lang spitse toren opgetrokken. Bloemen zijn er in een enorme hoeveelheid vormen, kogel-, kegel- en bloemballen, vaak tot zo’n bos verenigd als ware het een sier, smuk aan de kerstboom.

De sering wordt ook wel kruidnagelboom genoemd vanwege zijn geur. Geeft een zoete geur, lieflijk delicaat en niet overweldigend, een geur die herinnering oproept aan vervlo­gen lentes. Een sering bloeit vaak om het jaar sterk, de struik wordt moe van het weldadig bloeien en een jaar rust is normaal. De nauwe kroonbuis is gevuld met honig, zodat ze veel door insecten bezocht wordt.

Uit seringbloemen bereidt men een pommade en daaruit een essence die ongeveer als de tuberoos ruikt en als vervanger gebruikt wordt. Ook kan er een vluchtige olie van verkregen worden.

Lila.

De originele soort was in lila uitgevoerd. Nu zijn er oneindig veel soorten in allerhande kleurschakeringen van wit tot diep lila, rood en licht tot donkerblauw. De dubbele vormen blijven langer goed aan de boom maar de trossen zijn minder sierlijk, ook bloeien ze vaak niet zo overdadig als de enkele en blijven vaak ook wat compacter en kleiner van vorm.

In de meeste tuinen zien we de lila vorm. Dit is de oorspronkelijke, sterke vorm die als onderstam gebruikt wordt. Na jaren verzamelt die een bos van jonge seringetjes om zich heen die door buurtbewoners mee genomen worden en in hun tuin geplant. Door die gemakkelijke vermeerdering zal de lila vorm veelal overheersen in de tuinen. De sering is radicaal te snoeien, 40cm boven de grond afzagen of door telkens dikke takken eruit te halen.

Vormen.

Door V. Lemoine, eind vorige eeuw, werden er vele cv. vanuit Nancy in de handel gebracht.

Later kwamen er ook hybriden uit Amerika, Duitsland en België. De eerste gevulde ontstond in 1843 in België. Vele kruisingen zijn er met seringen verricht, vele cv’s zijn er nu in vele kleuren met vaak geurende bloemen. Velen zijn naar hun oorspronkelijke plaats genoemd zoals de Hongaarse, Himalayse en Perzische.

Andenken an Ludwig Spath’, dit aandenken is purperrood.

‘G. J. Baardse’ is slank purper.

Mont Blanc’ hoeft geen vermelding, laatbloeiend.

Mme. Lemoine’ heeft gevulde bloemdodden van dubbel wit.

‘Belle de Nancy’, deze oude dame heeft gevulde bloemen in lilaroze.

‘Charles Joly’ is gelijk aan de gevuldbloemige Andeken an Ludwig Spath, rijke bloei in dieppaars.

Historie.

De sering is gevonden door A. G. von Busbeck in Constan­tinopel, waar hij nog planten zag die overgebleven waren uit de Byzantijnse tijd die door de Turken zorgvuldig bewaard werden. Hij bracht die naar zijn huis in Wenen waar de sering in 1559 voor het eerst in bloei kwam.

De naamsverwarring is ontstaan door het gebruik van Syringa bij de oude botanisten. John Gerarde, 1597, in zijn Herball, gaf de naam white pipe aan Syringa alba wat nu Philadelphus coronarius is, blue pipe was Syringa caerulea en is nu bekend als Syringa vulgaris (de lilac) en Syringa arabica was de Arabian pipe die we nu kennen als Jasminum sambac. Tournefort in 1700 noemde de eerste Syringa, maar Linnaeus verkoos deze naam voor de tweede plant. Tournefort’s gebruik bleef in de Engelse taal bestaan terwijl de Duitsers de jasmijn Pfeiffenstrauch noemen, de Engelse pipe shrub, naar het oude verhaal van de pijp, ook wel jasmijn waar het derde element in doordringt. De Fransen gaven aan de Philadelphus coronarius ook de naam syringa, dit in de vorm seringat, Engels seringa.

Pas in het midden van de 19de eeuw toen er hybriden verschenen werd het een geliefde tuinplant.

Uit hortus eystettensis.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De nieuwe kruidbeschrijvers noemen dit gewas Lillach. Lobel noemt het ook Lilac of Lilac Matthioli. Dan het woord Lillach wordt van sommige als Ben vertaald, maar het Ben van Serapio en van de andere Arabische meesters, dat is Glans unguentaria of Balanos myrepsica van de Grieken.’

Lila, Lilak of Leilak, een naam van Indische oorsprong en Perzische bemiddeling, agem-lilak en in het Arabisch lilak wat op de blauwe kleur van de bloem slaat. Het woord is een vorm van nilak: blauwachtig, zie nil, de indigoplant, of van lilag: bloem. De plant en naam kwamen door de Arabieren in Spanje, dit zou al in 902 gebeurd zijn. Door bemiddeling van Spanjaarden werd het lilac en in het Frans werd dit tot lilas. Van de boom gaat het Franse woord op de kleur van zijn bloemen over waarna men in de 18de eeuw spreekt van lilakleurige schmink. In het Duits wordt de kleur lila genoemd en zo is ook nu nog de Engelse naam en in het Frans lilas. Lila is dus de oorspronkelijke kleur, Huck auf die Magd, Huttenblume, Lilak, Lila

Dodonaeus (b) ‘Van sommige wordt het ook Syringa caerulea in het Latijn genoemd, dat is blauwe Syringa. In alle landen is deze heester tegenwoordig veel geacht vanwege haar lieflijke bloemen, dan men gelooft dat ze in Afrika vanzelf in het wild groeit, Lobel noemt het nochtans Syringa caerulea Lusitanica al of het in Portugal eigenlijk groeit en anders Ostryx Theophrasti Matthiolo en anders Syringa caeruleo flore.’

Syringa is afgeleid van het Griekse syrinx, surriggos of surigx: een pijp, wat een verwijzing naar de holle stengels zou zijn die als pijpenstengels gebruikt werden. De sering heeft echter massieve stengels. De pijpen, waar de naam op doelt, werden wel gemaakt van de rechte stengels van Philadelphus door de pit te verwijderen.

De Syringa is van twee kanten Europa binnengekomen, vandaar dat er ook meer namen zijn. Via Spaanse invoer werd het lilac en via Wenen werd het Holler: vlier, vandaar dan ook wel de naam pijpenstruik.

Uit Midden-Azië werden door de Arabieren van Perzië naar Spanje verschillende geurende planten gebracht met tegenoverstaande bladeren die wat op elkaar leken. Linnaëus noemde de plant in 1759 nog Spaanse sering omdat de herkomst hem onduidelijk was, spanischer Pfeiffenbaum, Spanchenflorer, Spansfleder. Ze waren in de 16de eeuw als Syringa (waarschijnlijk uit Grieks Syrigx: riet en pijpenriet, maar mogelijk wel Semitisch) en Sambac (naar het Arabisch) bekend, spanische Fleder, gemeiner, spanischer, turkischer Flieder, Sirene, Syrene, Syrike, Syringe, Zerinje, Zitrene.

(c) Van Syringa, Eddelzieringen, Zerinke, Ziereenje, Zitrene, Zirink, Zittelbost.

(d) De Weners vonden de plant wel, maar de naam niet mooi. Ze veranderden de Turkse naam lilak in Turkische Holder: Turkse vlier, dit mogelijk naar het zachte witte merg in de takken, de enigste overeenkomst (wat meer lijkt op de vlier, waar fluiten van zijn te maken) naar de niet op lijkende;

(e) Sambucus, de Flieder of Holunder, genoemd en zo werd het Flirr, Flirra of Floren, blauer, welscher Holder, spanischer Holler, Pfeiffenstrauch.

(f) Werd verwisseld met Jasminum en zo wilder Jasmin.

(g) De geurende bloemen werden vergeleken met kruidnagels, Essnageli, Groffensnal, Kanneelblom, Nagaliblust, Nageleinbaum, Nagelchen.

(h) Overigen, Marlyfflieder is de donkerrode vorm, blaue Dosten, Muhlenblume, Pinksterblome, naar de bloeitijd, Maia, Huckuftdemahd, Feigenbaum, Zuckerblume, Zwitsers Essnagelibaum, Holder, Maiebluest, Pfeiftblueme, Pfingsteglesli, Told.

Gebruik.

Toch zouden er van de sering ook fluiten gemaakt kunnen worden. Als in het voorjaar het sap in de struik stroomt dan komen de kinderen en die snijden passende twijgen af kloppen op de bast waarna ze het hout lozen en maken hier hun pijpen en fluiten van. Deze fluiten kunnen ook van andere bomen gemaakt worden. Dat doe je in het voorjaar, wat ook van de linde gedaan kan worden. Tussen de ogen afsnijden, bekloppen met een stomp voorwerp zodat je uiteindelijk het binnenhout eruit kan halen. Aan de voorkant moet je dan de fluitopening maken en het hout weer in de bast steken.

Het mooiste speelgoed komt van de bloemen door die te plukken en in elkaar te steken zodat er armbanden van gemaakt kunnen worden. Nog beter is het door ze aan een draadje te maken.

Een geliefd spel is ook om de afgetrokken bloemen in de duimholte te houden en dan onder de arm en over de arm heen te draaien. Zo veel bloemen als je verliest, zo veel jaren heb je nog te leven.

Het is een ongeluksbloem, een resultaat van zijn purperen kleur, de kleur van de rouwenden. Een oude spreuk verklaart dat zij die een sering dragen nooit een trouwring zullen dragen. Een tak van de sering naar een geliefde sturen is een vriendelijke manier om te vertellen dat de verkering uit is. Een Engelse edelman had het hart gebroken van een vriendin wat haar dood veroorzaakte. Een bos seringen werd door vrienden op haar graf geplaatst. Die zagen dat in de morgen de bloemen wit waren ofschoon ze met een roze/mauve kleur op het graf geplaatst waren. Vooral aardig is het om, in plaats van vier bloembladen, er een te vinden met 5 bloembladen, liefst paars of lila. Die brengen geluk. Sommigen slikken ze in wat het beste medicijn tegen komende ziektes is. Witte bloemen mogen nooit gebruikt worden om iets te sieren.

Mythologie.

Syringa woonde in Arcadië als boomnimf. De woudgoden werden zo door haar schoonheid betoverd dat ze haar tot vrouw begeerden en niet nalieten haar te vervolgen. Maar Syringa bleef liever maagd en trouw aan Diana en wist steeds aan de woudgoden te ontkomen. Eens werd Pan zijn aandacht gevestigd op Syringa en hij naderde haar onverhoeds, maar ze wist aan hem te ontkomen tot ze een oever van de rivier Ladon bereikte waar ze niet overheen kon. Ze bad tot Diana om haar te beschermen, gelijk kwam Pan aangestormd en wilde haar vastgrijpen, wie schets echter zijn verbazing toen hij opeens een rietstengel in zijn handen had. Het riet ruiste en Pan wenste een eeuwige verbinding met haar. Hij sneed van zijn geliefde ongelijkvormige pijpen, bond ze vast met was en noemde die liefelijke pijpen fluiten (syrinx fistula). De fluit van Pan heet zo Pansfluit en deze fluit moest het ruisen van de wind in de struiken nabootsen.

Symbool van zuiverheid, zedig, jeugdige onschuld.

Snijbloemen.

Seringen zijn dankbare snijbloemen en kunnen ook in bloei getrokken worden. Het trekken van seringen ontstond in de 18de eeuw, kwam pas goed op gang tegen de 20ste eeuw.

In 1890 gingen in Parijse kwekerijen enorme aantallen witte seringen om. Een enkele kweker had 80 mensen nodig en 8 krachtige paarden en verdiende 400 000 tot 600 000 gulden in elk seizoen. De sering kwam in november en december uitsluitend uit Parijs in de Europese steden.

Nu wordt dit veel toegepast in Aalsmeer en Boskoop.

De violette soorten geven daarbij vaak witte bloemen en wel bij 20‑30 graden in het donker en met 30‑35 graden bij licht.

10. uit J. Saint-Hilaire.

Syringa x chinensis Willd. (Chinees) Enkelvoudige en tot 8cm lange bladeren met spits toelopende top.

De Franse sering geeft lila/rode bloemen in grote hangende pluimen in mei met een sterke geur die niet voor iedereen aangenaam is.

(In deze eeuw zijn de praecox var. ontstaan, bastaarden van een wilde Chinese sering die een 1 tot 2 weken eerder bloeien.)

Een breed uitgroeiende en tot 5m hoge struik met slanke en overhangende twijgen.

Het is een toevallige kruising van Syringa laciniata x Syringa vulgaris die in 1777 op botanische tuin te Rouen werd gevonden.

Naam.

Franse sering, rouwsering, (van Rouen) Engelse Rouen lilac. Duitse Chinesische Flieder.

11. Uit J. C. Krauss.

Syringa x persica L. (uit Perzië) De Perzische heeft kleine blaadjes van 3-7cm lang, lancetvormig met toegespitste top, vaak 3lobbig.

Vleeskleurig zijn de bloemen in mei in 5-8cm lange en wat overhangende of soms opstaande pluimen, kroonbuis is zeer dun.

Vrucht 8-10mm lang en kantig.

Alba’ is de witbloeiende vorm.

Een kleinere maar wel elegante struik die breed groeit en opgaat met slanke olijfkleurige twijgen.

Is een kruising tussen Syringa vulgaris x Syringa laciniata, Mill. Deze kruising groeide in Perzië en Afghanistan en werd in 1640 uit een Perzische tuin ingevoerd in Europa.

Naam.

Perzische sering, Engelse sage leaved Persian lilac, persische Flieder.

Uit www.asianflora.com

Syringa pinnatifolia, Hemsl. (getand blad) Zeer dunne en duidelijk geveerde bladeren van 4-8cm lang met 7-11 zittende blaadjes van 1-3cm lang, ei/lancetvormig, van boven iets behaard en vanonder kaal.

Bloeit in mei/juni zeer rijk met lichtroze tot bijna witte bloemen in 5-7cm lange pluimen, bloemen 1cm lang met afstaande kroonlobben.

Een opgaand groeiende struik met slanke olijf/groene en spaarzaam met lenticellen bezette twijgen

Uit W. China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1906.

Ondergeslacht Ligustrina.

Kroonbuis is kort en even lang of iets langer dan de kelk, helmhokjes niet zittend, met kleine helmdraden.

12. uit www.portkellsnurseries.com

Syringa pekinensis, Rupr. (uit Peking) Bladstelen zijn 1.5-2.5cm lang.

Tamelijk dunne maar toch stevige eivormige bladeren van 5-10cm lang met toegespitste top, dofgroen en van onderen grijs/groen.

Bloeit eind mei, begin juni in grote eindstandige pluimen van 15cm lang, kroonbuis is iets langer dan de kelk, kroonlobben vlak of iets teruggeslagen.

Spitse vrucht is tot 8mm lang.

Een hoog opgroeiende en dicht vertakte, breed uitgroeiende struik met later meer overhangende bruine twijgen.

Uit N. China wordt 6m hoog.

13. uit Curtis botanical magazine.

Syringa reticulata Hara (netvormig) is een bladverliezende kleine boom van 12m, zelden 15m met een stam van 30, soms 40cm. Het is de grootste soort en de enigste die meer boom is dan struik.

Elliptisch toegespitste bladeren zijn 2.5–15cm lang en 1–8cm breed, met een ruig oppervlak met licht ingedrukte nerven.

Witte tot crème witte bloemen met een sterke geur en staan in brede trossen van 5–30cm lang en 3–20cm breed vroeg in de zomer.

Er zijn 3 subspecies; Syringa reticulata subsp. reticulata. Japan. Syringa reticulata subsp. pekinensis (Rupr.) P.S.Green & M. C. Chang. Noord/centraal China.

Syringa reticulata subsp. amurensis, (Rupr.) Greene (uit het Amur gebied) P. S. Green & M.C. Chang (Syringa reticulata var. mandschurica (Maxim.) H. Hara) (uit Mantsjoerije) Noordoost China, Korea, zuidoost Rusland. Bladstelen zijn 1.5-2.5cm lang.

Bladeren zijn 5-12cm lang, eivormig met plotseling toegespitste top, donkergroen en van onderen blauw/groen.

Bloeit in juni met witte geurende bloemen in tot 15cm lange pluimen, kroonbuis is iets langer dan de kelk, kroonlobben meestal teruggeslagen.

Stompe vrucht van 8mm lang.

Een hoog opgroeiende struik met grijze takken en bruine twijgen met lichte lenticellen.

Uit N. China en Mandsjoerije wordt 4m hoog. Is beschreven in 1889.

Japanese tree lilac, Japanischer Fliederbaum, Chinees bao ma ding xiang; Japans hashidoi.

Planten.

De Hongaars is te vermeerderen door middel van winterstek te dopen in een oplossing van 100mg ibz per liter, zo ook Syringa reflexa. Syringa microphylla door middel van zomerstek in juni met 1% ibz.

De gewone sering kan ook gezaaid worden, mits het zaad 8 weken voor gekiemd is in nat zand, gemakkelijker gaat het via de wortelscheuten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl