Ilex
Over Ilex
Hulst, vorm, heesters, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Aquifoliaceae, hulstfamilie. Deze familie bestaat uit bomen of struiken, vaak met gedoornde, leerachtige en verspreid staande altijdgroene bladen. Die zijn zeer verschillend van vorm, dikwijls glanzend en stekelig getand, ook gezaagd of gaafrandig
Ze hebben kleine bloemen die alleen of in groepen staan. Gewoonlijk 2huizig en 4-5tallig met 4-5 meeldraden. Vruchtbeginsel meerhokkig, gekleurde steenvrucht.
3 geslachten en meer dan 400 soorten komen erin voor waarvan de meeste tot Ilex behoren die wijd verspreid zijn in de Tropen. Centraal en Z. Amerika is het centrum, verder verschijnen ze in gematigde streken. In Europa wordt de familie vertegenwoordigd door de hulst.
Deze familie is nauw verwant met Celastraceae en Anacardiaceae.
Ilex.
Het geslacht Ilex komt met een ongeveer 600 soorten voor in de tropen en subtropen en deels ook in de gematigde luchtstreek. In China groeien er al 204 soorten waarvan er 149 oorspronkelijk uit China komen. In Europa is er 1 soort.
Het zijn heesters of bomen met altijdgroene, soms bladverliezend, meestal leerachtige bladen die afwisselend staan, gesteeld zijn en soms doornig, 2-25m.
Onaanzienlijke groen/witte bloemen die tweehuizig of eenslachtig zijn. Ze staan in okselstandige groepen of alleen, meestal 4-5.
De planten geven zwarte, rode of soms gele bessen.
Groep Aquifolium.
Soorten met altijdgroene en leerachtige bladeren die dikwijls stekelig getand, ook gaafrandig of gezaagd zijn. Bloemen staan in bundels, zijn gesteeld en okselstandig aan vorig jaar gevormde twijgen.
= 1. Ilex aquifolium, L. (scherpe bladeren) Wordt een 4-10m hoog met sterk afstaande takken, een brede piramidale kroon vormend.
Niet op arme, droge gronden of zware klei planten.
Witte bloemen staan aan 2-8mm lange bloemstelen in okselstandige bundels, meestal 4 en zelden 5tallig, bloemkroon is stervormig.
De hulst is in zijn verspreidingsgebied, West-Europa, min of meer gebonden aan de kusten. In het Oosten komt het tot Rugen, in het Zuiden tot de Alpen, ook in Zwitserland. In Nederland komt de plant vrij dicht bij de grens van zijn verspreidingsgebied en in strenge winters kunnen de bladeren door de vorst verliezen. Verder tot de Kaukasus en N. Iran.
Lyrisch.
De hulst is meer verbonden met de kerst dan met het bos, net zoals de meidoorn verbonden is met de mei. In het woud staat de hulst als een kleine boom van opeen gestapelde luchters. De lange afhangende takken komen op het eind sierlijk omhoog en dragen daar een toefje bladeren. Het donkere en matzilveren van de stengel contrasteren met de heldergroene twijgen en jonge voorjaarsbladeren.
De latere donker glanzende bladeren zijn gepolijst alsof het spiegels zijn. De bladeren geven in het bos een reflectie van licht weer alsof elk blad gevernist is. Ze zijn geprikkeld en hard alsof ze uit blik gesneden zijn, 3.8cm lang en 2.5-3.5cm breed.
Het blad wordt vaak beschadigd door een mineerder die magische tekens op het blad laat verschijnen. Ook de bast is van een opmerkelijk lichte kleur en zeer geschikt voor de vestiging van een uitzonderlijk dun lichen, Opegrapha scripta, die zwarte lijnen in het hout maakt als een oosters schrift. Het donkere groen wordt bestrooid met een blos van natuurlijke koralen die het een individuele charme geven. A. Munting; ‘Deze twee soorten van hulst worden van een bijzondere boven andere uitstekende natuur bevonden omdat ze in winter tijden veel groener als des zomers staan en zich mooier op die tijd vertonen, ook hoe sterker koude gevoeld wordt, hoe hun blinkend groen een bevalliger gezicht vertoont en liever gezien wordt.’
Uit J. Weinman.
Tweehuizig.
Van de hulst zijn er manlijke en vrouwelijke bomen. Dit kun je zien aan de vorm, goed kijken, de zachte stekels, maar vooral doordat het vrouwtje opgetuigd is met rode koralen. Het mannetje kleedt zich in effen groen.
De bloei valt ongeveer met hun twaalfde levensjaar. De naamgeving is echter nogal verwarrend: bij de bonte soort is de ‘Golden King,’ vrouwelijk en de ‘Golden Queen,’ mannelijk, de ‘Silver Queen,’ is ook mannelijk.
‘J.C. van Tol,’ is tweeslachtig en dus krijgt deze vorm altijd blozende bessen op een decor van donkergroen blad. Van deze soort is er ook een bontbladige vorm. ‘Golden van Tol,’ is een gouden uitvoering.
Vormen.
Ilex aquifolium L. is de echte scherpe boshulst.
‘Madame Briot,’ is bekleed met een brede gele rand, een fraaie vorm.
‘Pyramidalis’, is een beshulst met helderrode vruchten en is de meest gebruikte voor Kerst.
‘Rubricaulis Aurea,’ is de zogenaamde boerenbonte hulst, niet zo mooi bont maar wel winterhard bont, bekend als Brabants bont, dofgroen met een smal zwak gele rand en vele oranjerode bessen. ‘Argenteomarginata,; is wit gerand met blad als het type met rode bes, de bonte beshulst, het en is meer een verzamelnaam voor witbonte vormen, ‘Silver Queen,’ is een bekende maar wel mannelijke plant. ‘Aureomarginata,’ met goudgele rand is een sterke groeier en niet zo bochtig getand, is beter bekend als Mad. Briot.
‘Yellow Abundance,’ heeft een overvloed van heldergele bes.
‘Angustifolia,’ heeft smal en witgerand blad.
Uit Ilex aquifolium x Ilex perado kwam Ilex altaclarensis, Dallim de grootbladige hulst.
Met cv. als ‘Camelliaefolia,’ met mooie en grote camelia-achtige bladeren.
‘Wilsonii,’ met grot en brede eironde bladeren.
39.
De vorstresistente Amerikaanse Ilex opaca, Ait. (mat, dof, zonder glans) American holly, is niet zo mooi. Ilex aquifolium, L. is in vele delen van Amerika niet winterhard.
Na de 2de wereldoorlog kruiste K. Meserve de Europese met de zeer winterharde en matig hoog groeiende Japanse Ilex rugosa (rimpelig) Ze verkreeg hybriden met donker tot blauwgroene bladeren die bekend zijn als blue hollies. Ze werden =Ilex x meserveae genoemd naar de al genoemde Kathleen Meserve. Deze worden nu ook in ons land in duizenden stuks gekweekt. Ze groeien wat langzamer dan de inlandse, maar dragen op jeugdige leeftijd al bessen.
De benaming hier is duidelijk, de vrouwelijke zijn ‘Blue Angel.’ en ‘Blue Princess,’.
De blauwe engel is wel de meest bijzondere met zijn grote dieprode en geprononceerde bessen. Verder het gerimpelde en donkerglanzende blad. Zonder snoei krijg je al een dichte en robuuste plant die sierlijk en decoratief is. Als blauwe engel heeft de plant duidelijk blauw bloed in de aderen. Zo ook de Princes, prachtig in alle seizoenen, dit door de diepgroene kleur en trossen helderrode bessen die haar als parels sieren. Prima planten voor een haag.
De manlijke zijn ‘Blue Boy,’ en ‘Blue Prince,’, dit laatste mannetje is ideaal voor hagen om huizen te beschermen. Het is een snelle en forse groeier die bestand is tegen wind en koude. De ‘Dragon Lady ‘is dus weer duidelijk een vrouwtje, met zeer scherpe stekels.
Uit www.garten.cz
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze boomachtige heester wordt hier te lande hulst genoemd, in Frankrijk hous en housson, in Engeland holy.’
Het Engelse woord voor de hulst, ‘holly’, zou origineel gespeld zijn ‘Holy’ (heilig) en werd gebruikt voor de hulsteik.’ its name they see but another form of the word holy and its thornu foliage en blood red berries are suggestive of the most Christian associations.’ Toch is de naam holly waarschijnlijk van Germaanse afkomst.
Hulst, Duitse Hlse, Hulsstrauch, Holst of dergelijke, heette in oud-Hoogduits Hulis, Huliso, Huliz of Hulus. Het Hulis berust op een onzekere afleiding, marginaal heeft het iets te maken met het Latijnse visco: kleverig. In midden-Hoogduits komt Huls(e) voor met daarnaast andere wortelverwijderingen zoals het Franse houx, oud-Engels holme, hulver of hulvere, Angelsaksisch holig, holign, holen of holegen, tot Engels holl en oud-Noors hulfr. Het Engelse holly heeft zo waarschijnlijk weinig te maken met holy. Duits heeft Eilpaum, Heilpaum, Hols, Hulgeholz, Hulse, Hulchpaum, Hulisbaum, Hulis, Hulsebaum.
Op oud-Frans huls berust het Franse la houx, met (verge) houssine: roede, en houssiner: slagen. Met hulsttakken werd de rechterlijke straf uitgevoerd. Het woord berust waarschijnlijk op de Indogermaanse bron qel: steken, naar de bladeren. De Germaanse namen zouden verwant zijn met de keltische namen voor de bomen, Welsh celyn en Iers cuilleann.
Tenslotte zij opgemerkt dat de naam hulst nu nog in veel plaats en veldnamen voorkomt, bijvoorbeeld Hulst, Hulshorst, Hulsberg, Huls, Hulsbeck, Hulsberg, Hulsbeek, Hulsdonk, Hulshout, Hulseberdorpe, Hulsel, Hulshoff, Hulslo, Hulst, Hulsterlo, Hulsuid, Hulsveld, van der Hulst, Hulsius e.d. Het Engelse Holmesdale en Holmwood. In het Nederlands zien we deze afleiding bij de streek Holset. De plaats Ulvenhout, zou die afgeleid zijn van hulven, m/v. van hulf, de hulst, vergelijk oud-Noors hulfr.
Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Walddistell en soms Stechpalmen, in het Latijn Paliurus secundus Lacunae, maar oneigenlijk, sommige die naam verduitsen noemen dit gewas in onze taal veldt-cruydt, maar huls is wel zo algemeen.’
Duits Palma, stechender Palmen, Stechbaum, Igelstechpalme, Stechpalme en Waddistel bij Bock, Winterbeeren. In Oostenrijk Stechlaub (Vorarlberg), Schradl of Schradlbam.
Dodonaeus ‘In Spanje heet het azobo, in Italië aguifoglio of meest agrifoglio en daarnaar in het Latijn van sommige ook Agrifolium. Men gelooft dat deze hulst van Theophrastus Agria genoemd werd en dat het, naar de mening van vele, in het Latijn Aquifolium of Aquifolia plag te heten. Maar Plinius in het 28ste kapittel zijn 27ste boek heeft de Crataegos in het Latijn als Aquifolium vertaald welke Crataegos nochtans langwerpige bladeren heeft zoals mispelbomen en is van Atheneus in zijn tweede boek voor hetzelfde gewas met de kriek gehouden. Theodorus Gaza zegt dat Aquifolium in het Latijn hetzelfde is dat Theophrastus Phylice noemt, welk Philyce wel een van de altijd groene bomen of heesters is, maar is wit zoals het Celastrum en haar hout is witachtig en ze wordt veel geacht en gebruikt om er het vee mee te voeden, gemerkt dat ze altijd en met overvloedig loof voorzien is. Maar zulks is ons tegenwoordig Agrifolium of hulst niet, want zijn hout is niet wit en zijn loof dient het vee geenszins voor voeder. Deze boom groeit graag in koude landen als Engeland, Duitsland, Nederland en Frankrijk (nochtans groeit hij in vochtige koude gronden zeer traag en sterft in de heel strenge winters) maar nergens in hete landen, dan op koude bergen zoals op de Apennijnen en dat zeer zelden en daarom is hij geenszins van Paliurus van Afrika. Het is de Agria veterum, naar de mening van sommige. De Fransen noemen het ook agrion en agrevon.’
Agrifolia is het in Italiaans en is de Acebo van de Spanjaarden.
Dodonaeus (d) ‘Dan welke naam dat het in het Grieks en in het Latijn heeft kan men tegenwoordig niet goed en zeker weten. Sommige menen dat het een geslacht is van de boom of heester die Prinos in het Grieks heet. Prinos of steeneik.
Duits Iseiche, Scaldeiche, Schwarze Eiche, Stecheiche, in het Frans chene vert en Engelse evergreen oak.
Dodonaeus (e) ‘In Latijn Ilex en Ilex aquifolia of Aquifolium Plinij ‘
Isidorus XVII 7.26: ‘Ilex ab electo vocata. Huius enim arboris fructum homines primum ad victum sibi elegerunt.’
Onder Ilex verstonden de ouden Quercus ilex wiens eetbare vruchten als ‘’ilecti’ onderscheiden werden waardoor ze de naam Ilex kreeg. De hulst lijkt met zijn blad op die van de eik. De naam zou een verbinding hebben met Hebreeuws elon waaronder men een eikensoort ziet.
Plinius noemt deze plant aquifolium, van acutifolium: met puntige, stekelige bladeren, dus naaldblad, of waterblad, vergelijk Aquilegia. De Griekse naam is agri. Hij vermeldt ook dat de struik geplant in een huis of boerderij het gif verdrijft en dat de bloemen het water bevriezen.
De Latijnse naam voor de hulst is zo Ilex aquifolium, L. dat zo vastgelegd werd Linnaeus in 1737.
Dodonaeus (f) ‘Andere maken er Oxymyrsine agria en Silvestris Ruscus van, in het Italiaans rusio arboro.
Duits Mausdorn.’
De bladeren en jonge takjes van hulst worden gebruikt om de schouwen daarmee te vegen zoals men in Bourgondië en sommige andere plaatsen de stekende palmen daartoe neemt. Die bladeren worden aan het vlees gehangen waar men die droogt om de muizen daarvan te houden.’
(g) Killin, is een van de namen van de hulst in Cornwall, dit komt van Cornish kelen of celin, Keltisch cuillon, Iers cuilleann, Bretons kelen en Angelsaksisch hollegen. Het staat waarschijnlijk met Latijnse culmen in verband wat spits betekent, zie Ruscus, Duitse Klesebusch en Klosebusch komen mogelijk ook van Latijn culmen dat spits betekent.
In dit verband zij vermeld dat oude gebruiken rond de hulst wellicht toe te schrijven zijn aan de verering die men had voor de steeneik, Quercus ilex; de hulst werd hier als vervanger gebruikt.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Met de gladde effen en taaie schors van de hulstboom wordt nu lijm of teer gemaakt wat van de vogelaars en landlieden gebruikt wordt om er vogels mee te vangen en wordt daarom vogellijm genoemd en dat wordt aldus gemaakt, als Ruellius zegt. Men schilt de schors van de struiken en men windt ze in het loof of bladeren van deze boom en men begraaft ze in een kuil die men op enige vochtige plaats in de aarde gemaakt heeft en men laat het daar zolang in liggen totdat ze verrot is wat gewoonlijk in de tijd van twaalf dagen plag te gebeuren, dan neemt men deze zo verrotte schors er uit en men stoot ze of stampt ze zolang met een stamper in een vijzel totdat ze heel taai wordt als lijm en tenslotte wast men ze goed schoon af in enige lopend of stromend water zodat het overblijfsel en vuiligheid die er noch aanhangt er afgezonderd mag worden en zo wordt deze lijm in aarden potten bewaard en weg gelegd door er wat notenolie bij te doen.
Dan deze lijm of teer is nergens meer toe nuttig dan om de vogels te vangen, want binnen het lijf genomen is het net zo schadelijk als de lijm van de marentakken gemaakt want het is uitermate taai en klevend en daarom heelt ze het hele ingewand aaneen, sluit de darmen en verstopt de doorgangen van alle overvloedigheden van het lichaam en op die manier brengt het de mens ter dood, te weten alleen door zijn klevende kracht en niet door enige schadelijkheid of vergiftigheid die erbij zou mogen wezen.
Sommige zetten de rozen op de tere hulstboompjes en daaraan groeien dan groenachtige rozen op, zo men zegt.’
De gehele plant groeit rustig en neemt de tijd om alles goed op te bouwen. Zo is ook het hout dat zich langzaam vormt uit vaste dichte draden en zo hard wordt dat het, zwart gekleurd, als plaatsvervanger voor ebbenhout kan optreden. Het zwarte hout werd gebruikt voor de handvaten van stalen theepotten. Het hout is ‘wsaar en in Դ water sinkende.’ Hulsthout is zeer hard en dicht, in de kern bruin met wit spinthout. Dat hout is geschikt voor draaiwerk, mes- en vorkheften, de witte schaakstukken (zwarte van ebbenhout) en ander fijn werk en verder als inlegwerk en gravures.
De toverstaf van Harry Potter bestaat uit hulsthout. Een bekende stuk hout is de wandelstok van Johann Wolfgang von Goethe die nog steeds in het Goethehaus in Weimar bewaard wordt.
Het blad smaakt bitter slijmig en bevat de licht giftige stof ilicine, dit werd vroeger in de artsenij gebruikt. Als zweetdrijvend middel werd een afkooksel van de bladeren gebruikt. 10 gram blad op een kwart liter water in een afkooksel werd gebruikt bij diarree, maagpijnen en koorts. Het tot poeder gemaakte blad werd gebruikt als een koortswerend middel. Tegen geelzucht drinkt men thee van de bladeren (alleen van de gaafrandige, de ongetande vorm)
De Perzen hebben het merkwaardige idee dat de hulst geen schaduw opvangt en beschouwen een aftreksel van de bladeren als geschikt voor verschillende geheiligde gebruiken.
Ofschoon de bessen voor de vogels een geliefd voedsel is zijn ze toch giftig, fataal zijn ze geweest voor kinderen die ze aten. Ook de plant zelf lijkt niet geheel zonder gevaar.
Hulststruiken werden voor kerstgebruik gesneden waarna runderen er zich te goed aan deden waarna 8 koeien het leven lieten en de overige zwaar ziek werden.
Stechpalme.
Toen Christus dood bekend werd in het bos hielden de bomen vergadering en besloten dat geen van hen het hout voor het kruis zou leveren. Elke boom die de houtkappers probeerden te vellen versplinterde en brak of sloeg de bijl met gaten tot de hulst was bereikt. Die alleen bleef goed en vandaar werd het instrument van de dood gevormd. Maar Jezus vergaf hem omdat Hij tevreden was dat de boom met Hem stierf. In de schaduw van een hulst verscheen hij weer aan de apostelen.
Zijn doornige bladen en bloedrode bessen suggereren een verbinding met Christus. De bloem is wit als melk of als een lelie en kan verwijzen naar de geboorte van Christus. De prikkelige bladeren symboliseren dorens, de rode bessen zijn het bloed van Christus. Rood als bloed, met de stekels zo scherp als dorens en de bast bitter als gal, staat de hulst voor lijden.
In het Duits wordt de hulst Stechpalme genoemd naar de sage dat de palm gebruikt zou zijn bij Jezus intocht in Jeruzalem. De Stechpalme stamt van de palmbomen af en had daarom vroeger geen dorens. Toen Jezus feestelijk in Jeruzalem ingehaald werd haalde het juichende volk twijgen van de struik af en strooide die op de weg. Na enkele dagen riep datzelfde volk, ‘kruisig hem’. Daar kreeg de palm medelijden met de Heer en om zijn weerstand te tonen kromde het zijn bladeren tezamen, zo dat de rand nog spitse dorens vormt. In herinnering daaraan zijn ook nog steeds in de strenge winters de altijdgroene bladeren met scherpe dorens bezet. Vergelijk ook de Schleswijkse betekenis Christdorn en het Deense Kristtorn.
Deze twijgen werden wel achter het kruis gestoken. Met Pasen werden ze verbrand als uitdrukking van vreugde dat Christus nu van alle lijden verlost was. Op andere plaatsen zegt men dat de doornenkroon van de hulst genomen zou zijn. Volgens de christelijke iconografie betekent de hulst boetvaardigheid.
Of het is een plant van de duivel. Als die namelijk zag dat het volk de Heer met palmen inhaalde, werd hij jaloers en beval zijn volgelingen hem bij zijn intocht in de hel met palmen te begroeten. Maar de duivelsknechten vonden alleen maar hulsttakken en hiermee begroetten ze hun heer en meester.
Het is de Schradlbaum of Schrattl als een afweer tegen de alpen- of Schrattldamon. (Incubus) Als er ‘s nachts veel lawaai in het kippenhok is geweest en als je de kippen daags daarna verdwaald terug vindt dan heeft de schraddl ze ‘s nachts bereden. Hiertegen leg je wat hulst in het kippenhok.
Het hout werd gebruikt als handvat bij zwepen. Chaucer zegt over dit gebruik;
‘The bilder oke, and eke the hardie ashe
the box, the holme to whippes lash
the sailing firre, the cypres deth to plaine.’
Johann Wolfgang von Goethe schreef over het gebruik bij Christelijke feesten:
‘’T Vatikan bedient man sich Palmsonntag echter Palmen Die Kardinale beugen sich und singen alte Psalmen. Dieselben Psalmen singt man auch, lzweiglein in den Hnden Mu im Gebirg zu diesem Brauch Stechpalmen gar verwenden.’
Hij geselt zich met hulsttwijgen.
Arnulphus Cornibout, geboren te Brussel in de 13de eeuw, pijnigde zijn lichaam erg. Hij ging in de bossen en nam daar de hulst waarvan hij geselroeden maakte. Met de stekelige plant sloeg hij zich alle dagen, behalve op zon- en feestdagen. Hij legde soms de hulstbladen op zijn blote lichaam, of in zijn bed, of op de vloer en wentelde zich daarop.
Eens kwam een monnik in zijn hoeve en vroeg de stalknecht waar Arnulphus was. De knecht antwoordde: ‘Hij is in het vagevuur.’ Dat verwonderde de monnik die vroeg hoe het vagevuur was. De knecht zei dat de heilige, als naar gewoonte, zijn lichaam kwelde met zuiverende slagen van de hulstroeden, en ging met de monnik naar de deur van Arnulphus en riep hij die naar buiten. Arnulphus kleedde zich en deed zijn kap aan, kwam buiten bij de monnik. Die zag dat Arnulphus kleed met bloed, dat uit zijn gegeseld lichaam gevloeid was, besproeid was. Hij sprak: ‘Ik bedroef mij als ik uw wonderlijke marteling zie; Broeder waarom doodt gij u zelf?’ Maar Arnulphus antwoordde lachend: ‘Ik dood mij zelf niet, maar mijn zonden.’
Een andere monnik stond eens buiten tegen de muur om zijn geselslagen te tellen, hij telde er negentienhonderd.
Soms, na zich gegeseld te hebben, wentelde hij zich naakt in de netelen, omdat de brandende pijn die door deze planten veroorzaakt worden, hem de zwaarste scheen en hem het meeste konden kwellen. In de Vasten wilde hij niet verslappen. Hij las ‘s morgens zijn gebed en deed daarna zijn rok, haren, kleed en kousen uit en geselde overal zijn lichaam met hulsttwijgen. Hij hield niet op voordat zijn lichaam geheel met bloed overgoten was. En al was ‘t koud, toch bleef hij volharden in het slaan.
De hulst in het volksgeloof.
Reeds in vroegere tijden werd de hulst voor vele doeleinden gebruikt ‘Met gerookte vlees, ham, spek, enz. met deze bladeren bestoken jagen door hun scherpte de muizen, katten, rotten en honden daar af.’ Vlees werd dus beschermd door de stekels van de hulst. Eenzelfde gebruik zien we ook bij de muizendoorn (Ruscus) Nog steeds zie je in de kersttijd dit gebruik van hulstblaadjes, nu overigens als versiering op vlees.
De rode bessen helpen, omdat rood een kleur is tegen duivels.
Plinius zegt vele bijzonderheden over deze boom. Als zo ‘n boom geplant is bij een huis, waar het ook staat, in een stad of op het land, het dient tegen betoveringen en verdrijft de betoveringen en vreemde zaken.’ Een andere vreemde zaak die hij opmerkt is, dat de bloemen veroorzaken dat het water bevriest en dat het gif weerstaat. Als een staf van dit hout naar een dier gegooid wordt, zelfs als het maar even geraakt wordt, wordt het dier gedwongen door die aanraking om te gaan liggen bij die staf.
Tijdens de Saturnaliën (een Romeins volksfeest) stuurden de Romeinen doorgaans bij de dan gebruikelijke geschenken hulsttakken (mogelijk van de Quercus ilex) mee als symbool van goede wensen. Dit gebruik werd overgenomen door de vroege christenen. De eerste vermelding hiervan in Engeland was in de tijd van Henry VI.
Hulst was traditioneel de meest gewijde boom van de druïden en geassocieerd met de winter die eindigde met de winter omgang. Dat met de klimop, mannelijk en vrouwelijk principe. Het matgroene loof en de krachtige rode bessen die in een donker jaargetijde verschijnen verkorperen de kleuren van hoop en liefde. Bij de Christenen werd ze verbonden met leven en bloed. Voor Christelijke heidense Romeinen was de hulst de plant van de God Saturnus die gevierd werd op het feest van Sol Invictus op 25 december. Bij Culpeper zien we dat de hulst in het sterrenbeeld Saturnus wordt geplaatst. Hij verwijst naar Plinius, volgens hem verdedigen takken van de boom het huis tegen onweer en mensen tegen toverij. De ouden zagen de hulst als een levensteken van de natuur in de dorre tijd en de plant werd in tempels gebracht voor de woudgoden. De druïden deelden bij het grote decemberfeest aan alle heidense Kelten hulst uit die vol met grote rode bessen hing. Op zijn Wells werd de plant Iorwg genoemd, dat is de hoogste groene godheid. De hulst is in het kerstfeest van Engeland gebleven en zijn twijgen worden op straat verkocht.
Zie Shakespeare, As You Like It, II,7:
‘Heigh-ho! sing heigh-ho! unto the green holly
Most friendship is feigning, most loving mere folly
Then heigh-ho, the holly
This life is most jolly.’
De hulst was een heilige plant bij de Germanen omdat die altijd groen bleef en geen last had van onweer of hagel. Om die reden werd de hulst dan ook geplaatst in de gevels en boven de deuren om zo het huis tegen de toorn der goden te beschermen. Hiëronymus Bock schrijft al dat het gewone volk de plant bij naderend onweer in huis en stal steekt. Vooral in Zwitserland heet het algemeen bliksem- en vuur werend. In huis en stal gestoken hield het alle boze geesten tegen. Vooral in gebieden met grote luchtvochtigheid kan de hulst ondoordringbare bossen vormen waarin de familie tegen oorlog en roven hun leven met have en goed konden beschermen. Daarom is de plant ook een symbool voor bescherming tegen boze geesten.
Vanwege de zaak dat de onderste bladeren sterker bewapend en de bovenste minder gestekeld zijn, waar het wild er niet meer bij kan komen, is de hulst ook een symbool van vooruitzien.
De hulst was een antimagische plant.
Het hulstblad wordt in de gotische bouwkunde als versiering gebruikt, bijvoorbeeld in de kerk te Reims.
Uit Bock.
Heksen.
Het loof in de stal gedaan verhinderde de duivel de dieren ‘tu reiten.’ Op de vergadering (sabbat) kan een tovenaar of heks de duivel dwingen te verschijnen en hiertoe gebruikt die een hulstroede.
Een heks, Jeanne Bosdeau, van Sallagnac (Frankrijk) bekende dat een Italiaan haar tot een kwaad leven had verleid toen ze nog zeer jong was. Eens, op St. Jansavond, bracht hij haar in een veld, waar hij op de grond met een hulstroede een grote kring trok en daarna enige woorden mompelde die hij uit een groot boek las. Daarop verscheen een grote gehoornde bok, geheel zwart en vergezeld van twee vrouwen, en onmiddellijk daarna een man die als priester gekleed was. De bok -Դ was natuurlijk de duivel- vroeg wie de vrouw was en de Italiaan antwoordde dat hij haar daar gebracht had opdat zij de zijne zou wezen. De bok gebood aan Jeanne het kruisteken te maken met haar linkerhand. Daarna kwamen allen hem groeten en kusten hem de aars. Tussen twee hoornen van de bok brandde een zwarte kaars. Hij had ze aangestoken door die onder zijn staart door te trekken, waaraan de anderen hun kaars, die ze in de hand hadden, kwamen aansteken. Ze aanbaden de bok en wierpen geld in een bekken. Er werd een mis gedaan door een persoon in zwarte kazuifel, zonder kruis en in plaats van een hostie gebruikte men een ronde schijf van een raapwortel. Deze Jeanne werd levend verbrand in 1594 bij arrest van het parlement van Bordeaux.
Folklore.
Symbool van ben ik vergeten, vooruitzien.
De kersthulst zou bescherming bieden tegen allerlei toverspul die alleen op dat jaargetijde in staat waren om stervelingen in hun woeste rondedansen mee te voeren. In de Kerstnacht werden stukjes kaars op hulstbladeren in een tobbe met water geplaatst, waarbij elk blaadje een of ander persoon vertegenwoordigde. Bleef het blaadje drijven dan zou de wens van die persoon vervuld worden, zonk het dan kon die het wel vergeten.
Hollybladen werden op vrijdag zonder te spreken geplukt voordat de dauw verdween. De bladeren werden verzameld in een driehoekige zakdoek waarvan er 9 geselecteerd werden en naar huis gebracht. Die werden in een handdoek gelegd en toegebonden met 9 knopen. Hierna werden ze onder het kussen geplaatst, door deze rite was men van goede dromen verzekerd. De hulst zou krachten bezitten als droomplant.
In Cornwall veronderstelde men dat de dieren beter wierpen, bijvoorbeeld twee lammeren, als met kerstmis de hulst zodanig opgehangen werd dat de dieren de hulst konden zien.
Er is een oud-Engels bijgeloof dat elven en feeën de sociale verzamelingen op kerstavond bijwonen. Dit leidde ertoe dat de takken in de hal en deuren gehangen werden zodat een fee in elk blad mag zitten en naar elke tak mag klimmen gedurende de gewijde tijd als geesten geen kracht hadden om schade te doen.
Bij de jaarlijkse vernieuwing werden de oude twijgen verbrand. Op Maria Lichtmis moesten de struiken in huis weggehaald worden en elk blaadje dat langer bleef hangen voorspelde een ongeluk. Zou de hij-hulst (de stekelige) op de vooravond van kerstmis het eerst binnengebracht worden dan was de echtgenoot het gehele jaar de baas. Maar was de zij-hulst (de gladbladige) het eerst in huis dan zou de eega de scepter zwaaien.
Op Boxing-day gingen jongens en mannen ‘holly-beating’. Ze renden door de straten om de meisjes op hun blote arm te slaan met hulsttwijgen tot ze bloedden. Door zijn altijdgroene loof is de hulst het symbool van het leven geworden. In vele delen van Noord-Duitsland was het een gewoonte dat kinderen in de vastennacht van huis tot huis gaan en met de hulst meisjes en vrouwen sloegen of streken, tot ze hun de pas gebakken verse Stuten, een wittebroodgebak, gaven. (vergelijk Sinterklaas met zijn roede) Die slagen noemden men het ‘Hulsen’. Op andere plaatsen spreekt men van ‘f҆uen’ en de hulst is de Fue of Fuhbusch. In Hannover en Westfalen dient de twijg als levensroede. Een gebruik als verkwikken.
‘t Laikster toekje.
Als het winter was dan gingen de jongelui naar Leek op schaatsen. Met hele troepen kwamen ze dan aan, bleven er even en zorgden dat ze een Laikster toekje mee kregen, ‘t liekeblom zoals de Friezen zeggen, en gaan dan weer op huis aan. Van ouds was het Laikster toekje een hulsttak die ze achter het Leekster bos haalden. Dat was nog in die dagen dat ze op koeribben schaatsen in plaats van ijzeren. Er was toen een heel groot bos en in dat bos stond een dikke hulstboom. Dat was een heilige boom waar de heidenen in de winter groot feest vierden. ‘Onze olle Haaidenze veurzoaten ovverden aan heur goden midden in ’t bos.’ Van oost, west, van noord en zuid kwamen ze dan bij elkaar, allemaal over het ijs. In die gebieden stond al het land in de winter blank en zo gauw als het vroor dat het knapte konden ze er over. En dan met zoծ hulsttakje weer terug. Dan was er geen gevaar meer op ‘t ijs, ze waren veilig. En als ze in huis kwamen bewaarden ze het bosje hulst, dat hen beschermden de hele lange winter door, net zo lang tot de zomergoden er weer waren die in het koren zitten.
Aluin.
De hulst groeit in vrijwel elke grond en de Italianen geloven dat een goede groei voorspelt dat er aluin in de grond zit. Dit komt van J. di Castro. Die gebruikte aluin om zijn kleren te verven en zag dat de hulst veel groeide in de aluindistricten van Azië, hij zag ze ook in de buurt van Jolfa op zoek naar aluin. Dat bevestigde zijn idee dat de hulst groeit op aluinrijke gronden. Zijn ontdekking leidde tot de eerste aluinvondsten in Europa.
Grote bomen.
De donkere hulst is een sieraad in de wouden waar het veel voorkomt en een grote boom kan worden.
In de bossen van Dumbartonshire zijn er bomen van meer dan 9m hoog. De hulst van Needwood Forest, Staffordshire, zijn lang bekend geweest vanwege hun grootte en vorm. Sommige van de bomen in de holly walk bij Frensham, Surrey, hadden een hoogte van 18m. Te Tyningham, de plaats van de earl of Haddington, is er een haag van 2950 yards in lengte, die varieert van 3 tot 7m hoog en een basis van 2 tot 4m breed
In Bretagne zijn er van 15m hoog.
Uit; http://hortuscamden.com/plants/view/ilex_cornuta_lindl._paxt
Ilex cornuta Lindl. (horens dragend) Chinese hulst met opvallend groot altijdgroen blad met 5 dorens en 3.5-10cm lang, ovaal.
Langzaam groeiend tot 150-300cm hoog.
Rode bessen die groter zijn dan van aquifolium.
Goed winterhard. Verschillende cv., met aquifolium: ‘Nellie R. Stevens’.
Chinese holly of horned holly.
Uit China en Korea.
35. uit ecofoto-aceros.blogspot.com
Ilex perado, Ait. (Perado) Bladeren staan aan zeer lange bladstelen van 10-18cm. Blad is 5-12cm lang en breed, donkergroen en onder lichter groen met duidelijke netaderen. Zeer verschillend gevormd, meestal ei of lang eivormig, gaafrandig of spaarzaam stekelig getand, de bladrand dichter met stekels bezet.
Komt uit de Azoren en Canarische eilanden en wordt 5-7m hoog. Is beschreven in 1760.
Is hier niet winterhard, wel in Z. Engeland. De onder deze naam voorkomende hulsten zijn waarschijnlijk kruisingen van deze met aquifolium.
Madeiran holly, Spaanse hulst.
37. uit www.jacksonsnurseries.co.uk
Ilex pernyi, Franch. (Franse abbe en botanist Paul Hubert Perny, 1818-1907) Bladeren 1.5-3cm lang en 80.8-2.5cm breed, glanzend donkergroen en van onder lichter, top lang toegespitst en omgebogen, bladrand met aan elke kant 2-3 stekels die symmetrisch zijn geplaatst.
Jonge twijgen zijn in het voorjaar aan de top bruin/rood getint en behaard, later groen en geheel kaal.
Bloeit aan de vorig jaar gevormde twijgen.
Vruchten zijn 6-8mm groot en rond/ovaal en helderrood. Uit China.
Een zeer bijzonders soort die zeer dicht groeit met kleine en vierhoekige, eivormige en glanzend groene bladeren en bij ons een 3m haalt.
Vormt eerst een vrij brede struik die later meer opgaat met sterk afstaande en wat hangende twijgen.
Komt uit West en Midden-China en wordt 6-10m hoog. Is beschreven in 1903.
Perny ‘s holly
Groep Lioprinus.
39. uit N. Meerburgh.
Ilex opaca, Ait. (mat, dof, zonder glans) Bladeren zijn 5-10cm lang en 2-4.5cm breed, dof donkergroen en iets gewelfd, onderzijde geel/groen en aan beide zijden zijn de zijnerven goed zichtbaar, verschillend van vorm, ovaal of elliptisch en meestal bochtig en stekelig getand.
Jonge twijgen zijn aan de top fijn behaard, later geheel glad en kaal.
Bloeit in juni met meestal 3-9 bloemen bijeen aan korte en behaarde stelen.
De helderrode vruchten zijn 4-6mm lang.
Deze is de meest bekende Amerikaanse vorm die daar net zoals onze hulst gewoon is Kan ook bij ons een grote hoogte bereiken De Amerikaanse hulst, American holly, zie onder aquifolium, komt uit O. N. Amerika en wordt 10-15m hoog. Is beschreven in 1744.
American holly, Amerikanische Stechpalme.
42. uit www.flickr.com
Ilex fargesii, Franch. (P.G. Farges, 1844-1912, Franse missionaris en plantenverzamelaar in W. China) Bladsteel is 1.2-2cm lang.
Bladeren zijn 7-11cm lang en 2.2-4cm breed, matglanzend donkergroen, van onderen licht groen met schuin naar de rand toelopende zijnerven die zich net daarvoor vertakken, meestal omgekeerd eivormig met plotseling toegespitste top, schijnbaar gaafrandig maar boven het midden onduidelijke aanliggend getand.
Jonge twijgen zijn kaal, olijf/groen en aan de zonzijde bruin getint.
De knoppen zijn zeer klein en eirond, de eindknop is geschubd en spits.
Bloeit eind mei, begin juni met kleine ongesteelde bloemen, enkele bijeen.
Vruchten zijn 6-8mm lang en lichtrood.
Voor een leek is deze soort niet als een hulst te herkennen omdat groeiwijze en bladvorm geheel afwijken van alle eerder beschreven soorten.
Een vrij sterk groeiende hoge struik met afstaande takken.
Komt uit W. China en wordt 6m hoog. Is beschreven in 1910.
43. Uit M. Vogtherr.
Ilex paraguariensis, St. Hill. (uit Paraguay) is beschreven in 1823.
Een struik of kleine boom van 15m.
Altijdgroene bladeren zijn 7-11cm lang en 3-5.5cm breed met gezaagde rand.
Kleine groen-witte bloemen met 4 bloembladen.
Rode bes van 4-6mm.
Komt uit Subtropisch Amerika.
Naam, etymologie.
Mateplant, Duits Mate Strauch. Deze struik levert de paragathee of yerba de mateռ/i>, een thee die in Z. Amerika veel gedronken wordt. Mate is de Spaanse aanpassing aan deze drank, yerba is groen of blad. In de Inca-taal, Quechua, is mati de naam van een kleine kalebas waaruit de yerba gedronken wordt. De yerba de mati wordt al gevonden in Peruviaanse graven van Ancon. De Guarani‑Indianen gebruiken het als genotmiddel. De drank is uitzonderlijk verfrissend, vooral als men vermoeid is.
De bladeren worden verzameld en boven vuur zwak geroosterd en dan in vochtige ossenhuiden verpakt, waarbij een soort gisting optreedt die een zwak aroma doet ontstaan. Vanwege het gehalte aan cafeïne worden ze daarna op de wijze van thee gebruikt.
De yerba of erbe de mate werd al vroeg gecultiveerd door de Jezuïeten, 1609-1768, Jezuïeten thee. Het is nu een van de meest gecultiveerde planten van Z. Amerika.
45. Uit Krauss, www.BioLib.de,
Ilex vomitoria, Ait. (braak verwekkend) Bladen zijn ovaal, getand en glanzend.
Bloemen staan in trossen op takken van voorgaand jaar.
De kleine vrucht is rond en rood.
Een struik, zelden boomachtig tot 7m met spreidende takken.
Is beschreven in 1700.
Naam.
Deze werd in Amerika ook gebruikt en wordt yaupon, cassina Indian tea of blackdrink genoemd, emetic holly. In Catawba naam heet het yopun, van yop; boom. Cassina komt van Timuca taal, zie Ilex cassine.
Zoals de naam aangeeft zijn er purgerende krachten die zijn hoofdgebruik vormen, meest ritueel gebruikt door mannen, meer zuiverend en niet braak verwekkend, bevat cafeïne.
De Vaca vermeldde in 1542 al dat de Indianen een stimulerende thee gebruikten die ze voor lange tijd van honger en dorst vrijwaarden, tevens was het een braakmiddel. Het zou een heilige plant zijn bij de N. Amerikaanse Indianen.
Zij drinken de thee gedurende hun religieuze rites en eenzame overpeinzingen om hun hoofd en maag zuiver te houden.
46 Uit www.veluwebomen.nl
Ilex crenata, Thunb. (bladen met fijne ronde tanden) Bladeren zijn 1.3-3cm lang en glanzend donkergroen, van onderen licht groen, ovaal of elliptisch, bladvoet is gaaf, bladrand gezaagd/getand.
Het plantje is tweehuizig, witte bloemen en kleine zwarte vruchten.
Deze struik kan als haag gebruikt worden.
Niet op zware gronden planten.
Dit is een laagblijvend tot 2m en langzaam groeiend, veel vertakt struikje met niet stekelige bladeren.
Is afkomstig uit Japan en kwam hier in 1862.
‘Dark Green.’
Naam.
Japanse hulst of Chinese hulst, Engelse box leaved holly of dwarf Japan holly, Duitse Japanische Stechpalme.
Vormen.
‘Convexa,’ met bolle (convex) ronde bladeren wordt vaak in de tuinen aangeplant. Wordt een meter hoog en meer breed. De convexa werd in 1919 door Wilson uit Japan naar het Arnold Arboretum gezonden.
‘Golden Gem,’ is een lage vorm, 80cm, met kleiner blad. Het blad kleurt goudgeel, vooral in de winter. De struik wordt meer breed dan hoog.
47. uit www.nps.gov
Ilex glabra, Gray. (glad) Ilex religiosa, Barton (geheiligd) Bladeren staan aan 6-10mm lange bladstelen, zijn donkergroen en van onderen licht groen, omgekeerd eivormig en de top min of meer afgerond.
Jonge twijgen zijn kaal en groen.
Bloeit in juni aan de voet van de jonge twijgen.
Een dicht vertakte en bijna ronde struik die in het najaar wel eens zijn bladeren verliest en eigenlijk half groenblijvend is. Het mooist aan deze plant is wel de kleine en ronde vruchtjes die op het eind van de twijgen zeer dicht bijeenzitten, eerst bruin/rood en later zwart gekleurd zijn
Komt uit O. N. Amerika en wordt 2.5m hoog. Is beschreven in 1759.
Naam.
Appalachenthee, Engels gallberry, inkberry, Appalachian tea, dye-leaves, evergreen winterberry, Duitse Tintenbeere Stechpalme.
Gebruik.
Groeit in de zuidelijke staten van Oost‑Noord-Amerika en geld voor de inboorlingen, vanwege zijn krachtige werking tegen allerlei ziektes, als heilig. Bij hun religieuze samenkomsten spelen de bladen een grote rol.
De uit de bladeren bereide drank, blackdrink, werkt verdovend.
Groep Prinus.
Bladeren zijn zomergroen. Bloemen alleenstaand in de oksels van de bladeren of in bundels en komen gelijk met het blad.
51. uit www.carolinanature.com
Ilex laevigata, Gray. (glad of effen) Blad is 4.5-6.5 cm lang en 1.5-2.5cm breed, glanzend heldergroen en glad, onderzijde is lichtgroen en langs de nerven fijn behaard, elliptisch.
Bloeit in mei/juni, okselstandig meestal 1 en zelden 2 bijeen.
Vruchten zijn 7-8mm in doorsnede en scharlakenrood.
Lijkt in groeivorm en blad op verticillata.
Komt uit O. N. Amerika en wordt 2-3m hoog. Is beschreven in 1812.
Smooth winterberry.
52.
Ilex verticillata, Gray. (kransvormig).De beshulst heeft eironde niet stekelig en, opmerkelijk voor een hulst, afvallend blad, 4-7cm lang met enkele of dubbel gezaagde bladrand en toegespitste top, donkergroen, van onderen iets lichter en langs de nerven behaard.
Bloeit met kort gesteelde, kleine witte bloemen, soms alleenstaand maar meestal met meerdere bijeen.
Dit is een lage struik met spreidende takken, 2-4m.
De plant wordt geteeld om de vele glimmende, giftige en kogelvormige rode vruchten die gebruikt worden bij kerstversiering.
De onrijpe bes verft wol groen en de bast geeft een goede gele verf.
Is een hulst uit N. Amerika en is in 1736 beschreven.
Naam, etymologie.
Beshulst, winterbes, Engelse swamp winter-berry, black alder, American winter berry, medisch gebruikt bij de Indianen, fever bush, brook alder, coralberry, deciduous holly, inkberry, Mich
igan holly, possumhaw, Virginian winterberry od winterberry holly.
Vormen.
Hier is ook of manlijk of een vrouwelijke plant van. Voor de beszetting moeten er dus manlijke en vrouwelijke planten aanwezig zijn. Dan nog is men niet van succes verzekerd, er zijn vormen die goed en anderen die zeer slecht vrucht dragen. Er zijn goeie besselectie ‘s, een ervan is de cv .’Oosterwijk.’
Plant ze op wat zure gronden.
53. uit commons.wikipedia.org
Ilex serrata, Thunb. (gezaagd) Bladeren zijn 3-5cm lang en 1.5-2.8cm breed, dof donkergroen en glad aanvoelend, van onderen lichter groen, elliptisch, spitse top, bladrand is zeer fijn gezaagd.
Bloeit in juni aan jonge twijgen met 1-10 bloemen bijeen.
Vruchten zijn 4-5mm lang en scharlakenrood.
Groeit niet zo sterk als de vorige soort, de takken en twijgen staan meer af en oude planten zeer dicht en fijn vertakt zijn zodat ze meer een schermvormige kroon krijgen. Ook hier mannelijke planten bij zetten om goede beszetting te krijgen.
Komt uit Japan en wordt 3-5m hoog. Is beschreven in 1840.
Japanse winterbes, Japanese winterberry.
Uit www.vfthomas.com
Ilex mucronata (L.) M. Powell (scherp gepunt) (Nemophanthus mucronata, Trel.) Bladeren zijn ovaal/elliptisch en gepunt, lichter aan de onderkant, bladverliezend.
Jonge takken zijn purperachtig en oudere asgrauw.
De onaanzienlijke witachtige bloemen worden gevolgd door aantrekkelijk ronde vruchten aan dunne hangende stengels.
Het is een veel vertakte en opgaande struik met middelmatige grote bladeren. De opgaande struik wordt gekweekt vanwege zijn attractieve vruchten en mooie blad.
Kan een 3m hoog worden.
Naam, etymologie.
Nemophanthus, van Grieks nemos: veld, anthos: bloem, wordt gewoonlijk in velden gevonden. Of het is een verwijzing naar de draadachtige bloemstengels.
Het werd Ilex canadensis genoemd of Prinos lucida, verwant aan Ilex.
Berghulst is de Engelse mountain holly, catberry en Duitse Berghulsen.
Planten.
Ze groeien in vrijwel elke vochthoudende grond in de zon of schaduw.
De Amerikaanse vormen vragen een wat zuurdere bodem.
Hulst groeit het liefst op in de schaduw. De groei is zeer langzaam en zelfs na 80 jaren bereikt de plant maar een matige hoogte. De plant kan goed tegen knippen en verknippen en wordt daarom gebruikt als haagplant.
Hulst is moeilijk te verplanten. Het verplanten van grote exemplaren is een probleem, het beste kan dit in de herfst gebeuren, verwijder dan alle bladen van de boom, goed insnoeien en in het voorjaar het gewas goed vochtig houden.
Zaaien kan heel goed, een jaar stratificeren vanaf november en in maart zaaien.
Ook stekken. Denk met het vermeerderen om de vrouwelijke en manlijke vormen, zet de naam erbij. Neem een topstek ongeveer eind juli, de bladhoudende wat later, augustus, met drie bladeren, verwijder het onderste blad, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen, en steek dit in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is 2 delen gezeefde potgrond zonder mest en 1 deel zand) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.
Vermeerderen op de soort, ook afleggen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl