Phytolacca
Over Phytolacca
Karmozijnbes, lak, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Bigelow.
Phytolaccaceae, karmozijnbes familie. Deze familie omvat zacht houtige kleine bomen, struiken of kruiden.
De vlezige vruchten bezitten een rood sap, soms zijn ze droog.
Een familie van een 22 geslachten die met ongeveer 100 soorten voorkomen.
Ze groeien meestal in de tropen en sommige soorten van Phytolacca komen tot aan de gematigde streken. De pigeonberry, inkberry, Rivinia, of rough plant, wordt wel gecultiveerd.
Phytolacca.
Een geslacht van struiken, kruiden of bomen, 1-2m, opgaande stengel met verdikte knolwortel..
35 soorten komen voor in tropische en subtropische regionen, de meeste in Amerika en een paar in Azië en Afrika, een komt er tot Canada.
Bladeren staan afwisselend, zittend, maar meestal gesteeld.
De bloemen zijn klein en staan in opgaande of hangende trossen die eerst eindstandig zijn, bij verdere groei van de stengel komen ze tegenover de bladeren te staan.
=Phytolacca americana, L. (uit Amerika) Phytolacca decandra) (tienmannig of meeldraden) Grote gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig tot ei/lancetvormig en spits.
Opstaande stengels zijn vaak roodachtig en onderaan houtachtig, bovenaan vertakt, zacht of semi-succulent, glanzend donker en purperachtig getint.
Talrijke kleine roze/witte bloempjes staan in lang gesteelde, dichte en opgerichte trossen van 8-15cm lang en 2cm dik met 10 meeldraden in juli/augustus.
Zware trossen van 8mm dikke, purper/zwarte bessen die de plant mooi maken, gaan wel hangen.
Een soort met een zware geur, vaak komt het voor als een onkruid.
Sterk groeiende vaste plant met vlezige, giftige wortelstok.
Pokeweed uit Maine tot Minnesota, Arkansas tot Florida, wordt 100-180cm hoog of meer.
Naam, etymologie.
Westerse karmozijnbes, Virginian poke, pokeweed, scoke of garget. Het woord poke zou van een Amerikaan Indiaans woord pocan afstammen wat een verwijzing zou zijn naar de rode verfstof die het levert, in de Alqonquin taal van Virginie is het puccoon.
Franse raisin d’amerique. Coakum, bloodroot, crimson berry plant, dyerճ grapes, garget, pigeon berry, red ink plant, American nightshade, cancer jalap.
In Presidents Polk’s campagne droegen zijn aanhangers bladeren van pokeweed.
Cancerroot, de Indiaanse dokters gebruikten de plant tegen allerhande ziektes, mogelijk heeft de plant kanker remmende invloed.
Het rode sap werd door de Amerikaanse Indianen gebruikt om er manden en dergelijke mee te beschilderen. De wortels van de plant werden medisch gebruikt en jonge scheuten werden gegeten.
Phytolacca dioica, L. (tweehuizig)
Het is een altijdgroene monumentale boom die een stam krijgt met een grote dikte en brede kroon op een korte stam met een omvang van 12-15m met een hoogte van 12-18m.
Groeit snel, zonder jaarringen, de stam is week genoeg om die met een mest te doorsteken.
De voet is zeer breed en geeft veel opslag.
Takken en bladeren zijn glanzend. Is giftig zodat ze niet door dieren gegeten wordt
Bloemen staan in hangende trossen, de mannelijke met 20-30 meeldraden in een witachtige kelk en de vrouwelijke in een grotere kelk en rond vruchtbeginsel.
Uit Z. Amerika, is een nuttige schaduwboom in Californië.
Naam.
De besachtige vruchten zijn de umbu of bella sombre van de Spaans sprekende mensen, ombu is het symbool van Uruguay en Argentini en wordt bella sombra: mooie schaduw, genoemd.
Olifantsboom, Engels elephant tree, tree poke of umbra tree. Ombu, Ombubaum of Zweihusige Kermesbeere. Blad kan gegeten worden, hoewel het misschien giftig is.. Pokeweed bssen geven een rode inkt of verf en was eens in gebruik bij inlandse Amerikanen om hun paarden te versieren. De United States Declaration of Independence is geschreven in gefermenteerd pokeberry sap (vandaar de naam inkberry). Vele brieven werden ermee geschreven tijdens de Amerikaanse burgeroorlog, die zijn nu bruin gekleurd. Het rode sap werd ook gebruikt om bloed te symboliseren zoals in het antislavernij protest van Benjamin Jay.
Uit gaertnerblog.de
Phytolacca esculenta, van Houtte. (eetbaar) Elliptische bladeren aan een weinig vertakte stengel.
Dit is een wat houtige struik en meestal een opgaand kruid met dikke en glanzende stengels. Witgroene bloemen verschijnen in trossen.
Opvallend zijn de donkere kralen die om de stengels verschijnen, de trossen blijven bij deze soort omhoog staan.. Vogels eten de bessen waardoor de plant verwildert voorkomt.
Het kruid wordt gecultiveerd vanwege de eetbare bladeren.
Is een eenjarige die afkomstig is uit N. India. Is beschreven in 1844.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a)’Lobel noemt deze Lacca in het Latijn Lacea Arabum & officinarum en Cancamon Dioscorides. Hier te lande heet het Lacca en lacke. Ze heet in Perzi, Arabi en Turkije loc sumutri, dan in de landen daar men het meeste vindt noemt men het trec en niet aoc, ancusal of sac, anders cheichem.’
(b) Phytolacca is een hybridenaam. De naam stamt van het Griekse phyton: een plant, en van het Franse lac of Italiaans lacca, of van het Arabische lakk: en is een verwijzing naar de rode bessen met lakrood sap.
Oosterse karmozijnbes, Duitse Asiatische Kermesbeere, Chinesische Kermesbeere en Scharlachbeere, Franse teinturier, laque of phytolaque, Engelse kermesberry en pigeon berry. Kermes is een schildluis die op de eik leeft een purperrode stof levert, gelijk als de bessen van deze plant, karmozijn. Indian pokeweed, food pokeberry, Frans phytolaque dկrient, phytolaque dix tamines.
Linschoten vermeldt de lak. Het lak wat die van Malabar, Bengalen en Van Decam heten assij en de Moren lac; die van Pegu, alwaar het beste is en de meeste handel mee gedreven wordt heten het treck die daar een grote handel mee doen (op 't eiland van Sumatra, eertijds Taprobana geheten) en dat in wisseling van peper en van hier wordt het vervoerd naar de Roze Zee, Perzië en Arabië waarvan die van Arabië, Perzië en ook de Turken dat noemen loc Sumutri, dat is: lak van Sumatra, overmits dat het vandaar in die contreien gebracht wordt. De manier van dat het gemaakt wordt is aldus: in Pegu en de plaatsen daar het vandaan komt heeft men op zekere plekken zeer grote mieren met vleugels. Deze mieren lopen bij de bomen op (die gelijk pruimenbomen of andere diergelijke zijn) waaruit die bomen komt een zekere gom waaraan de mieren lopen te zuigen en alsdan maken ze rondom de takken van de bomen het lak, gelijk de honingbijen de honing en was maken, en als het vol is zo komen de eigenaars van de bomen en breken de takken af en leggen die te drogen; zo verdrogen de takken en krimpen en het lak blijft gelijk een riet en soms breekt het hout daarin en hoe het minder hout heeft hoe het beter is en de stukjes en kruimels die op de aarde vallen smelten ze tezamen; maar dat is zo goed niet want heeft altijd enige vuilheid of aarde binnen in. Het geschiedt vaak dat men noch in het rauwe lak de vleugels van de mieren daaronder gemengd ziet. Wanneer het lak rauw is, gelijk het van de boom komt, zo is het donker rosachtig; maken het in Indien van alle kleuren geraffineerd en schoon.
Ze stoten die lak tot een poeder en smelten het; alsdan vermengen zij daaronder allerlei kleuren die zij willen, rode, zwarte, groene, gele &c., en maken daaruit stokjes zoals men die hier verkoopt om brieven toe te zegelen.
Alsdan maken daar ook de bedsteden mee, te weten, in het draaien nemen ze een stuk lak van wat kleur dat ze begeren, daarna als het hout gedraaid is en zijn volkomen vorm heeft zo houwen ze het lak daaraan en lopen daar alzo al draaiende mee om, het gehele hout over, dat terstond door de hitte van 't hout die ’t door het wrijven en draaien krijgt en overal aankleeft, van de dikte van een kruidnagel en alsdan polijsten ze het met breed stro of ander droge biezen waarmee blijft het hout geheel bedekt en zo glad als een spiegel dat een lust om te zien is en blijft zo lang goed als het hout als me het goed waarneemt. Op deze manier maken ze alle dingen in Indien, zo bedsteden, stoelen en alle andere gedraaide houtwerken waardoor het wonder algemeen is en zeer gebruikt wordt in geheel Indien. De fraaiste werken hiervan komen van China, gelijk als men aan alle dingen mag zien die vandaar komen als schrijftafels, rondassen, tafels, buffetten, doosjes en diergelijke duizend dingen die alle bedekt en bewerkt zijn met lak van alle kleuren en figuren en ons een verwondering geeft van de schoonheid en gladheid van de verf, wat alle tezamen lak is dat alzo gewrocht wordt. Desgelijks gebruiken ze de lak om te vullen alle zilver en goud werk, te weten de hechten van de messen en andere dingen maken ze van buiten fraai van zilver en van binnen vol lak. Desgelijks zijn de Indianen zo subtiel, dat ze de gouden ringen maken in het schijnsel fraai en mooi en schijnen van massief goud te wezen, maar zijn van binnen hol en vol lal zonder dat het iemand zou kunnen merken, tenzij dat hij daarvan bericht wordt.
Uit Dodonaeus.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Lacca gekauwd geeft een zeer mooie rode verf van zich en zo plag men de beste Lacca te kiezen. En de inwoners van Indien plegen het tot poeder te brengen en daarna te smelten en doen er enige verf bij die ze begeren, te weten geel, zwart, groen of rood en maken er lange rollen van zulks als men in deze landen gebruikt om de brieven mee te zegelen. Of ze maken er grote klonters van voor de timmerlieden, schrijnwerkers of draaiers want ze plegen bij hun werk een dikke stok van deze Lacca te houden die door de hitte van het draaien smelt en het hout een mooie rode kleur geeft. De goudsmeden en zilversmeden doen deze lak ook bij hun zilveren of gouden kroezen, bekers en andere werken die ze versieren of met enige verf vullen willen.
De lak die hier te lande gebracht wordt en aan de stokjes vasthoudt en hoe hard en dor die is het geeft nochtans een bloedig sap van zich. Ja sommige zeggen dat men met die gestoten en met oude plas vermengt de leren en vellen aan de ene zijde rood verven kan.
Het schijnt dat niemand van alle oude Grieken deze lak gekend heeft want het is een Indiaanse droge die in Arabië niet te vinden is dan als het daar van Indien gebracht wordt wat ver is van dat het in Arabië groeien zou.’
Uit de vrucht wordt lak gewonnen, in het Frans heet dit laque. De karmozijnbes bevat een kleurstof die in de handen genomen die purperrood kleurt maar levert een kleurstof die echter geen stand houdt en daardoor ongeschikt is als verfstof.
Ze werden gebruikt om te mengen met wijnen die daardoor een betere kleur krijgen. Dit werd vroeger in Portugal zoveel gebruikt en in zulke hoeveelheden dat de wijn er onsmakelijk van werd. De koning van Portugal gaf dan ook bevel om deze plant te vernietigen.
De Indianen kookten de bessen en gebruikten die tegen reuma. De wortels werden fijngestampt en tot zalf verwerkt om huidziektes te genezen en parasieten te weren. Het eten van de wortelbladen kan ziekteverschijnselen geven. Ook als de wortels verwisseld worden met mierikswortel of raap gaven ze zware en soms fatale ziektes. De zaden zijn ook giftig. De bladeren zijn wel bekend onder de naam Belladonna d’ Italië, als vervalser van Folia Belladonae gebruikt (zie Atropa).
Teelt.
(Dodonaeus) ‘Sommige zeggen dat in het land Pegu de rivieren soms overlopen en wederom aflopen veel slijk op het land laten en dat de inwoners van dat land vele stokjes in dat slijk werpen daar zeer grote mieren op groeien of verzamelen of daarop komen gevlogen en daar een vochtigheid uit zichzelf laten die de Lacca is. Andere zeggen dat in het voor vermelde land een boom groeit met bladeren bijna als pruimbladeren aan wiens takjes grote mieren deze lak bewerken en verzamelen omdat ze die stof daarvan uit de boom zelf trekken of zuigen. Daarna worden die takken in de schaduw gedroogd totdat ze uitvallen en de lak alleen laten die dan op kleine pijpjes lijkt, dan vaak blijven de stokjes daaraan. Ze houden voor de beste daar geen hout meer bij is en daarna diegene die aan de stokjes hangt, maar de slechtste is diegene die men smelten moet of tot poeder brengen omdat er veel aarde bij gemengd is. Men vindt bij de lak ook soms enige vleugels van deze mieren.
Planten.
Planten op matig vochtige, goed doorlatende en niet te zonnige plaatsen.
Vermeerderen door scheuren in մ voorjaar. Zaad eerst 6 weken bij 20 graden bewaren, dan 3 weken –2 en zaaien bij 7 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl