Filipendula

Over Filipendula

Moerasspirea, geitenbaard, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit S. Pallas.

12 soorten komen voor in dit geslacht.

Ze groeien in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.

Deze kruiden worden gekweekt om hun opvallende trossen van witte, roze of purperen bloemen.

Meerjarige met vezelachtige of bolachtige wortels. Meestal met geveerde bladeren op lange bladstelen, 0.50-2m hoog.

Het verschil met Spiraea is, dat deze planten kruidachtig zijn.

Rosaceae, Ulmaria klasse.

=Filipendula kamtschatica, Maxim. (uit Kamtsjatka, O. Rusland)

Zeer grote bladeren zijn handvormig en 7lobbig, de bovenste 3-5lobbig en behaard, de lobben ei/lancetvormig en toegespitst, ingesneden/getand.

Sterk groeiende en decoratieve plant met stevige opstaande stengels.

Zeer grote trossen van talrijke vrij grote witte bloempjes in juli/augustus.

Meestal 5 smal langwerpige vruchtjes die opstaand, gesteeld en langwerpig zijn.

Uit Mantsjoerije, Japan en Korea wordt 180-250cm hoog.

Var. carnea heeft vleeskleurige bloemen.

Var. glabra is geheel onbehaard of glad.

‘Rosea’, heeft licht roze bloempjes.

Riesen-Mades.

Uit the floral world and garden guide.

Filipendula palmata, Maxim. (handvormig) Geveerde bladeren die aan de onderkant wit viltig zijn, blaadjes 3-5spletig met zeer groot topblaadjes, hartvormig en 7-9delig.

Opstaande stengels.

Trossen van talrijke kleine witte bloempjes in juni/augustus.

De 5-8 vruchtjes zijn lancetvormig, opstaand en gesteeld, gewimperd.

Uit Mantsjoerije, Mongolië en N. China wordt 60-100cm hoog.

Rosa Mades. Spiraea.

Uit Nederlandse flora en pomona, A. Wendel.

Filipendula purpurea, Maxim. (purperachtig) Grote bladeren die handvormig en 7delig zijn, de bovenste 5-7delig met ei/lancetvormige en toegespitste ingesneden/gezaagde slippen.

Opstaande en bebladerde stengels.

Grote trossen van talloze kleine donker purper/roze bloempjes in juli/augustus.

De 4-5 vruchtjes zijn opstaand en elliptisch, onbehaard tot wat gewimperd.

Uit Japan, Korea en Mandsjoerije wordt 50-100cm hoog.

Var. albiflora wordt 50-75 cm hoog met licht groene bladeren en helder witte bloempjes.

Houdt van vochtige wat beschaduwde plaatsen en is geschikt bij de vijver. Is goed te combineren met de blauwe Siberische lis en blauwe Tradescantia.

De cv. ‘Elegans’, is karmijnkleurig rozerood met wat wit doortrokken in juni/juli. Een snijbloem die ook geschikt is als borderplant.

Japanisches Mades.

Uit www.joycreek.com

Filipendula rubra, Robins. (rood)

Sterk groeiende plant met kruipende en geurende wortelstok.

Opstaande stengels zijn stevig.

Geveerde bladeren zijn aan de achterkant behaard, de blaadjes 3-5delig met groot topblaadjes 7-9delig, de slippen langwerpig tot lancetvormig en dubbel gezaagd.

Grote trossen van talrijke kleine, zachtroze bloemen met zachtroze meeldraden in juni/augustus.

De Queen of the prairie komt uit N. Amerika, Pennsylvania tot Michigan en Kentucky en wordt 100-200cm hoog.

Var. albiflora verschilt door de licht groene bladeren en roomwitte bloempjes. Hiertoe behoort ‘L’innocence;, met helder witte bloempjes.

Var. nana verschilt door de lage groeiwijze, 30-40cm hoog.

Var. venusta (bekoorlijk) verschilt door de wat lagere groeiwijze, donkergroene bladeren en grotere, dichtere trossen van mooie donker roze bloempjes. Hiertoe behoort ‘Magnifica,’ die nog grotere en bredere trossen heeft van iets donkerder gekleurde bloempjes.

Queen-of-the-prairie. Amerikanisches Mades.

Uit L. Watson.

Filipendula ulmaria Maxim. (Ulmaria omdat het ruige blad op de iep (Ulmus) of olm lijkt. (Spiraea ulmaria, L.) Het blad is gezaagd of palmachtig gelobd, blaadjes eivormig tot rond, spits en gezaagd met grote topbladen en van onderen witviltig.

Opstaande en stevige stengels die behaard zijn en stevig bebladerd.

Heeft grote trossen van een wat geel/witte kleur in juli/augustus, zo licht en veerachtig dat de lichtste wind hen beweegt. En, terwijl het zijn zoete geur wuift, sta je stil en buig ervoor.

De ongeveer 10 vruchtjes zijn niet behaard.

Meerjarig.

Een plant voor vochtige gronden, geschikt voor verwildering.

De moerasspirea uit Europa en Klein Azi, Kaukasus, Siberi en Mongoli wordt 60-125cm hoog.

Var. denudata (naakt of kaal) verschilt doordat de bladeren aan beide kanten groen zijn en niet behaard.

Var. pleniflora met dubbele bloempjes.

Var. variegata heeft geelbonte bladeren.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid is van de jonge kruidbeschrijvers eerst bekend gemaakt. Anguillara meent dat het Potentilla major is, dat is een soort van Argentina of grote ganzerik.

Dodonaeus (b) ‘Reynette is van onze voorouders Roynette of Regina prati in het Latijn genoemd, dat is koningin van de weiden, omdat ze zo fraai en sierlijk in de velden en weiden staat.’

De roomwitte bloesems worden geboren in zeer karakteristieke trossen met lange zijtakken. In de zomer traceert de schuimachtige massa van golvende en geurende bloemen de plaats van de rivier in de velden of water en verdient het gewas de oude naam Regina Prati, de koningin van de velden langs de wateren. Dodonaeus noemde het reynette: koningin, in het Engels heet het queen of the meadow, Frans la reine des pres, Itali regina-de-prati, Duits Wiesenkonigin. Opgedragen aan Venus en vandaar symbool van verlangen.

Dodonaeu; ‘Ze wordt ook zeer dikwijls Ulmaria genoemd om de grote gelijkheid die ze van bladeren met de olmboom heeft’

Zie de soortnaam. Franse ulmaire ormiere, ulmaria van de Spanjaarden en Portugezen. Duits Rusterstaude.

Dodonaeus (d) ‘Andere noemen het Capri barba, in het Hoogduits Geisbart of Geyszbart van Fuchsius en van Tragus, ze verschilt nochtans van Hirci barba die in het Grieks Tragopogon genoemd wordt. Het heet geitenbaard omdat zijn takjes met veel bloempjes bekleed zijn en vast bijeen gedrongen, van gedaante gemaakt als een lange geitenbaard en van kleur sneeuwwit met wat mooi rood gemengd, in het Latijn Barbicapra, in het Hoogduits Wald Geisbart, in het Frans barbe de chevre, sommige noemen het ook geitenblad, (Lonicera caprifolium) maar slecht.’

Frans barbre de cheve en petit barbre de bouc, pied de bouc, de witte bloempluimen, Engels goatճ beard, Duits Bocksbart, Geisfuss, -wedel, Wiesengeissbart, Geissbart, Geiripp, Waldbart, via Dodonaeus geytenbaert, Belgi geitenbaard.

Dodonaeus (e) ‘Brunfelsus noemt het Pichemon, in het Engels medewutte of medesweete.’

Madezoet, Engelse common meaduw sweet, Duitse Mdes, Mateliefblom, Medesusium bij Cordes, Medezuete, Medkraut, Mehlkraut, Majot, de Duitse naam heeft niets met Madchen of Sen Mdel van doen en staat waarschijnlijk met het Deense en Noorse mjodurt (metkraut), Zweeds mjodort in verbinding, naar het gebruik van de bloemen als toevoeging bij dranken. Ook het Engelse meadow sweet is een verbastering van meadwort en ook hier betekent het dat de bloemen aan mead werden toegevoegd. Het woord gaat via meadsweet terug tot in de 15de eeuw, tot oud-Engels medowyrt. Het is duidelijk dat het originele woord niet de plant of de zoetheid van de meadow betrof, maar dat de plant gebruikt werd om mede te laten geuren, mead: mede. Die drank heette in oud-Engels meodu, de weide was eerst maed of maedwe (later mead of meadow), zodat een latere verbinding tussen de drank meodu en de planten die de drank kruidde en groeide op de vochtige weide, maed, is samengevloeid. Volgens Culpeper gaf de plant een fijne geur aan de drank claret. Hij noemt de queen of the meadows, meadow sweet of mead sweet, een plant van Venus. Engels lady of the meadow, maid of the meadow, bitter sweet en meadow sweet.’

Dodonaeus (f) ‘In het Italiaans heet het Crossosanaria zegt Lobel. In het Vlaams heet het kamerkruid omdat men het in Vlaanderen langs de vloeren, kamers, zalen of voorhuizen plag te strooien.’

In het Engels bride wort, courtship and matrimony. De naam bridewort kreeg het naar de witte veren die door brui­den gedragen worden, of gestrooid in huizen en kerken bij trouwerijen.

Dodonaeus (g) ‘Camerarius zegt dat het in Hoogduitsland ook Wurmkraut genoemd wordt omdat de wortel van dit kruid van de wormen schijnt gegeten en vol gaten te zijn.’

(h) Moerasspirea, nauw verwant met Spiraea.

(i) Een ontkrampend middel, Duits Krampfkraut, Barmutterstraube, Schwulstkraut, Stopparsch.

(j) Frans herbe aux abeilles: bijenkruid, die door hen opgezocht wordt, Duits Beinenkraut, Beinkraut, Impenkraut, Imbelichrut, Zwitsers Beiechrut, Beietrost.

(k) Blad en bloem lijkt op vlier, Wilder Flieder, Federblume, Federbusch, falscher Holder, Bacholde, verder St. Johanniswadel, -wendel, Julichrut, Sotmei, Meckkraut bij Kilian, Stolzer Heinrich, Spierstrauch, Zwitsers Geissbleiterli. In Ierland is het airgead luachra: zilveren russen. In de Highlands, crios Chu-chulainn: de gordel van Cu Chulainn, de legendarische krijger en held van Ulster. Bij de Russen, medunischnik en een mooie soort, F. kamschatika, wordt door hen schalameynik genoemd. De vruchtjes werden wel in keze verwerkt, kezebloem.

Gebruik.

De bladeren en bloemen werden in de kamer gestrooid en in de hal. Dit geeft het geurende zomergevoel, maakt het hart merrie en verlicht de zintuigen.

Queen of the mead, als de nectar, naar de zoete geur zou Queen Elisabeth dit de beste plant gehouden hebben om er haar kamers mee te bestrooien.

Van de welriekende bloemen werd een oogwater gedistilleerd, de bloem levert een vluchtige olie. De gedroogde bloemen werden wel tegen reuma gebruikt die dan 15 minuten in water werden gekookt en daarna gezeefd, waarna het sap werd gedronken. Het blad bevat net zo’n stof als dat van de wilg dat bloedzuiverend werkt en het zweten bevordert. Het werd ook bij nier- en blaasziektes gebruikt.

Als plas en zweetdrijvend middel werd een afkooksel, 20 tot 30 gram in een liter water, gebruikt. De bloemen zouden spoelwormen verdrijven. Van de wortel is een zwarte verfstof te bereiden waar kleren mee geverfd kunnen worden.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Tegen allerhande buiklopen, onmatige maandstonden en bloedspuwen: Neem van de gedroogde wortel van reinette een vierendeel lood en geef dit met rode wijn of gestaald water in. Ook kan men van het kruid zelf een afkooksel maken en daarvan laten drinken. Dodonaeus.

Tegen hete koortsen: Neem een pint water dat van de bladeren en bloemen gedistilleerd is, van siroop van limoenen drie ons, vermeng dit tezamen en laat hiervan dikwijls drinken. Neem ondertussen het kruid, stamp of hak het klein en bindt het op de pols. P. Potterus.

Om verse wonden en het bloeden te stelpen: Neem van de verse wortels zo veel als nodig is, stamp ze klein in een mortier en leg het papgewijs op. Schroderus.’

= Filipendula vulgaris, Moench. (gewoon of vulgair) (Spiraea filipendula) Filipendula hexapetala; met 6 bloembladeren) De kleine vorm van de vorige heeft bladrozetten met fijn geveerde blaadjes die zich ontwikkelen uit de knolvormige verdikkingen.

Opstaande en meestal niet vertakte stengels die alleen onderaan met bladeren bezet zijn.

Aan de top van de ranke stengel komen grote trossen met veel kleine welriekende witte bloempjes in juli/september. Ze zijn witter dan de gewone, maar voor het openen zijn ze mooi roze en geuren niet. Heeft de bloemen niet spiralig staan maar in een streng.

De 12 vruchtjes zijn opstaand en ongesteeld, behaard.

Groeit, in tegenstelling tot de vorige, op zonnige en drogere gronden.

Uit Midden en Z. Europa, Kaukasus en Klein Azië, wordt 40cm hoog.

Լb>Plenaռ/b> is een gevulde roomwitte met mooie varenachtige grondbladen.

Aan de lange en zeer dunne wortels komen aardbei grote en eetbare vruchten. De bollen of knollen werden in tijden van nood als voedsel gegeten, ze zouden stenen genezen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt gewoonlijk Filipendula of Philipendula, in het Italiaans, Spaans en Frans heet het ook Filipendula.’

Filipendula is afgeleid van Latijn filum: draad, en pendula: hangen, een hangende draad, het is een verwijzing naar de vele kleine bloemen die bij elkaar hangen door middel van draadachtige stengels. Of omdat de wortelknolletjes aan draden lijken te hangen, vandaar het Engelse dropwort.

Deze droppen suggereren een openende kracht bij de plant, een kracht zodat die een vloed kan produceren, drop na drop. Knolspirea, Duits Erdeichel, Engels fern leaved dropwort of Italian may. Duits Filipendelwurz, kleine Geissbart. Frans barbre de chevre

Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Hoogduits Rot steinbrech, als of men rode steenbreek zei. Aangaande de naam rode steenbreek zo is het te weten dat er vele soorten van kruiden zijn die de naam steenbreek voeren die met dit gewas geen gemeenschap van gedaante hebben en alleen die naam voeren om de kracht die ze hebben van de steen in de blaas of nieren te breken die elk op hun eigen plaatsen beschreven zijn.’

Van Saxifraga, Grosstainprech of gross Steinbreche, roher Steinbreche.

Dodonaeus; ‘Het heet in het Hoogduits ook Wildgarben, dat is wilde gerwe’.

Wildgarben bij Bock, van gerwe of de Achillea.

Dodonaeus (d) ‘Het schijnt dat dit gewas is hetgeen dat van Dioscorides Oenanthe kruid genoemd is wat verschilt van de andere Oenanthe dat geen kruid is, maar de bloeiende vrucht van de wilde wijngaard is.’ Fuchs; ‘Deze steenbreek bloeit in juni met de wijn, vandaar is het Oenanthe genoemd, van diezelfde tijd is het uit de bloemen licht te kennen.’

Duits heeft verder Haarstrang, Wit Akleye en Wasserfarnkraut, Kleines Mdesss, Knolliges Madesuss. Frans aclye, spire filipendule.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger (Dodonaeus) ‘Uiterlijk worden ze tegen de aambeien gebruikt, hiertoe kan men van de wortels het beste een kooksels maken of een extract van het sap. Het water daar de wortel van de echte Filipendula in gekookt is laat plassen en drijft het niergruis af, helpt diegene die hun water niet goed lossen kunnen en die al druppelende plassen. Hetzelfde schrijft Dioscorides van Oenanthe ook. De wortel, zegt hij, met wijn gedronken geneest de druppelplas.

Tegen de vallende ziekte, benauwdheid, buikpijn en witte vloed van de vrouwen: Neem een vierendeel lood poeder van de wortel en geef het met enig goed nat in. M. Sylvaticus, S. Januensis, C. Durantus.

Voorts zijn de wortels van de echte Filipendula zeer nuttig in de vallende ziekte en bezwijming of draaiingen van het hoofd en hebben een bijzondere kracht om de stenen uit de nieren en de slijmerigheid uit de blaas te scheiden en te drijven, de nageboorte af te jagen zoals bij vele onderzoekingen zowel van slechte vrouwtjes als van de geleerde en ervaren meesters bekend en bevonden is en daarom schijnt dit kruid met reden de naam van rode steenbreek gekregen te hebben.’

Folklore.

Knolspirea stond vroeger bekend als wederdood, weder is tegen, wie dit kruid in zijn geweer stak verwondt niets maar de getroffene moet stokstijf blijven staan. Wie het kruid bij zich draagt kan niet getroffen worden maar de aanvaller moet blijven stilstaan tot de ander hem verlost.

Planten.

Vermeerderen door scheuren, ook via zaad, eerst 3 weken 20 graden, dan 6 weken –2 en zaaien bij 7 graden. Wortelstek is ook mogelijk.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl