Alopecurus

Over Alopecurus

Vossenstaart, grassen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Alopecurus.html

Uit J. Mutis.

Een bekend grasje die algemeen voorkomt in de weiden en vruchtbare wegkanten van het Noordelijk halfrond.

Bekend is de wuivende cilindervormige aarpluim aan een stengel die wel tot een meter hoogte komt. Dit is het zachte vossenstaartje, die langs onze wegen wuift. De staart is van een zacht delicaat zeegroen en bedekt met een purperen topje.

Het groeit het best op droge grond, het is het hungry grasss. Het komt op bij onverschillige landbeheerders in vroege tarwevelden en klaver. Toch zijn ze goede veevoeders. Ons voedsel is vaak van hen afgeleid. Een 25 soorten behoren hiertoe die een of meerjarig kunnen zijn. Ze groeien in bosjes.

Poaceae, grassen, Festuca klasse.

Alopecurus aequalis, Sobol. (gelijk in lengte) (Alopecurus fulvus: roodbruin) Bladeren zijn wit of grijsachtig gekleurd.

Stengels zijn geknield aan de knopen en 30-60cm lang.

Aarvormige tros is cilindrisch en stomp en valt in juli op door de bruin/oranje kleurige meeldraden.

Meerjarige van slootkanten en dergelijke in Europa en Azië.

Naam, etymologie.

Rosse vossenstaart, de Engelse orange spiked of short foxtail, shortawn foxtail, Duitse Gilb-Fuchsschwanz of Rotgelber Fuchsschwanz, Frans vulpin roux of vulpin fauve.

Uit J. Saint-Hilaire.

Alopecurus bulbosus, Gouan. (bolvormend) De gladde stengel is meestal meer dan 30cm lang en kruipt soms aan de onderkant. De laagste knopen worden groot, zijn ovaal en vlezig en meestal van een rijk purperen kleur.

Bloemtros is aarachtig en dun en loopt op een punt uit, harig en donkergroen in juli.

Meerjarig.

Groeit in natte en zilte gronden.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘Knobbelachtig of klisterachtig gras, in het Latijn Gramen bulbosum of nodosum is zoet van smaak en wordt te Londen gebruikt en zeer krachtig gevonden.’

Knolvossenstaart, de Engelse tuberous fox tail, bulbous foxtail, Frans vulpin beux.

Uit O. Thome, eerste is Alopecurus pratensis.

Alopecurus geniculatus, L. (knievormig, van knopen voorzien) Bladen zijn aan beide kanten tamelijk ruig en grijsgroen.

Stengels zijn kruipend en glad, gebogen aan de knopen en soms vlezig, vertakt aan de onderkant

Bloemtros is cilindrisch en stomp in juli/augustus, zeegroen met zachte franjes, de meeldraden zijn purperachtig/geel.

Wortel is vezelachtig en licht harig. Meerjarig van Eurazië en N. Amerika.

Groeit in moerasachtige plaatsen, langs slootkanten, liefst met wat schaduw en kan dan tegen een meter hoog worden, anders de helft.

Naam, etymologie.

Geknikte vossenstaart, Engels floating fox tail, marsh fox-tail, black grass en elbowit grass; ellenboog gras, Duits Knick-Fuchsschwanz, Frans vulpin genouill.

=Alopecurus pratensis L. (van de weiden) is een losse zodenvormend en overblijvend gras. Grote vossenstaart.

Het gladde blad is groen, wat blauwachtig, onbehaard en tot 10mm breed, aan de achterzijde iets ruw. De ribben op de bladbovenzijde zijn vrij ver van elkaar geplaatst.

Herkenningspunten.

Halmen zijn min of meer rond.

Blad is dof of donkergroen.

Bladschede is iets opgezwollen.

Bloeiwijze aarvormig en groen tot iets purper getint, mei, juni, en bedekt met zilveren haren.

Pakjes met 1 bloem, kafnaalden aanwezig.

Tongetje 1-2,5mm hoog.

Geen oortjes.

Stengel opgaand, glad.

Meerjarig.

Groeit het beste in moerasachtige weilanden, het is de volgende die bloeit na het reukgras en komt vroeg, geeft goed voer voor het vee.

Komt voor in Europa en Azië.

‘Aureovariegatus’ de goudbonte vossenstaart zie je wel eens in de tuin.

Een veld veroverende plant.

Die wordt een 60cm groot.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘Hier te lande heet dit gewas vossensteert, in Frankrijk queue de renard, de Latijnse naam is Cauda vulpina. Theophrastus noemt het in het Grieks Alopeuceuros. Men noemt het ook Alopecuros Plinij & Theophrasti in het Latijn.’

Alopecurus, Grieks alopex: vos, en oura: staart, naar de aarvorm en kleur die verwelkt na bestuiving.

Vossestaart of beemdvossenstaart, Duitse Wiessen Fuchsschwanz of Taubgerste, Frans quene de renard en vulpin, dit van Latijn vulpes: vos, Engelse meadow fox-tail grass en Italiaanse codolino dei campi.

Als je het zaad van vossentaartgras op wit papier laat vallen hupt het in het rond. Symbool van sportiviteit, sporting.

Musesteert, rottesteert of botkruid.

Uit J. Saint-Hilaire.

Alopecurus myosuroides, Huds., (muizenstaartachtig) Blad met boven op het oppervlak liggende nerven en aan de onderzijde duidelijk gekield.

Tongetje is stomp, de hoogte variabel.

Geen oortjes.

Bladen hebben de neiging om te draaien en zijn vaak wat van een purpergroene tint, vooral aan de onderkant.

Stengel is opgaand en het bovenste gedeelte ruig, 50cm lang.

Halmen zijn ongeveer rond en eindigen op een punt aan twee kanten, bloeit in juni/juli.

Eenjarige van Eurazië.

Groeit het beste op droge gronden.

Het is soms een lastig onkruid langs de wegen en komt in het voorjaar op tussen tarwe en andere gewassen.

Naam, etymologie.

Duist, wintergras, zwartgras, wildkoren, zaadgras, landvluis of smeelen, Engelse twitch grass, black twitch slender fox tail die ook wel black bent of blackgrass genoemd wordt, Duits Acker-Fuchsschwanz, Frans vulpin des champs.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl