Ammi
Over Ammi
Akkerscherm, kantbloem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit Fuchs.
7 soorten omvat dit geslacht die voorkomen in het M. Zeegebied.
Apiaceae, schermbloemfamilie.
Ammi majus, L. (groter) ammi, is een rijk vertakte en eenjarig kruid met meerdere malen verdeelde bladeren. Onderste bladen zijn enkel of dubbel geveerd, de slippen veel breder dan die van de hogere bladen.
Die wordt een meter hoog.
Vormt grote bossen met stevige en steeds vertakkende bloemschermen met 9-40 stralen die niet naar binnen buigen. De vele bloempjes zitten in dit kant als borduursiersels verwerkt.
Vrucht is 1,5-2 mm lang.
Komt uit Z. Europa. Gebruikt als snijbloem en komt soms voor uit gemorst zaad. Vooral ‘Snowflake.’
Naam, etymologie.
(Dodonaeus, 309, 311) (a) ‘De Grieken noemen deze kruiden Ammi en is in het Latijn ook Ammi, in de apotheken Ammios of Ameos, in Hoogduitsland Amey en hier te lande hebben ze geen andere naam dan Ammi of Ameos. Sommige noemen het Cuminum Aethiopicum of Cuminum Regium in het Latijn’.
Dodonaeus 1. De eerste soort mag men in het Latijn Ammi majus en Ammi vulgare noemen, dat is groot Ammi of gewone Ameos omdat ze tegenwoordig het meest bekend is en gewoonlijk in de apotheken overal gebruikt wordt.
Dodonaeus 2. ‘De andere soort wordt Ammi minus, dat is kleine Ammi, genoemd of Ammi parvum en wordt van sommige voor beter gehouden dan het gewoon of groot, nochtans zijn er sommige andere die dat voor geen soort van Ammi houden maar voor Sison’.
Ammi, Grieks ammos: zand, de groeiplaats. Of het komt van amme, in het oud-Hoogduits en oud-Noors betekent amma moeder of grootmoeder. Ammei, Duitse Ammei, bij Bock Ammeos, Engelse ammey of ameos, verder bull wort, wood nep, lady laces en herb William. In de Capitulare de villis et cortis van Karel de Grote in 812 komt het woord ameum voor, mogelijk Ammi of?
Culpeper: ‘Ammi, of ammios, bishop’s weed or Cumin royal, I suppose Venus owns it’. Net als bij ons is het een koninklijk kruid.
(b) Naar de veel stralige bloemen is het de Nederlandse akkerscherm of kantbloem en Duitse Steifstrahl. Grosse Knorpelmohre vanwege zijn andere naam, Visnaga daucoides Gaertn.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus, 309, 311) ‘Men bevindt het zaad van Ammi zeer krachtig om de krampen, rommelingen en smarten van de buik te verdrijven en het geneest de druppelplas en laat gemakkelijk wateren en is ook goed tegen de steken van de slangen en als het met wijn te drinken gegeven wordt verwekt ook de maandstonden op dezelfde manier gebruikt. Hetzelfde zaad met hars of het binnenste van rozijnen vermengt en op de gloeiende kolen gelegd zuivert en reinigt de baarmoeder als de rook die er van komt van onder ontvangen wordt. Hetzelfde zaad dikwijls van de vrouwen gegeten of met witte wijn ingenomen maakt de vrouwen vruchtbaar en Plinius zegt dat sommige geloven dat de vrouwen gemakkelijker ontvangen zullen die Ammi maar ruiken als ze bijslapen.
Met honing vermengt en op alle blauw geslagen of gevallen delen van het lichaam gelegd geneest die gauw en scheidt dat gestolde bloed.
Hetzelfde te drinken gegeven of daarmee gestreken kan de kwade kleur veranderen en vooral van de vrouwen en dochters die de saffraankleur gekregen hebben. Van Ravelingen zegt; Aangaande dat Dodonaeus schrijft dat het zaad van Ameos een goede kleur laat krijgen, daar strijden sommige tegen en zeggen dat het te veel gebruikt de mensen bleek en doodkleurig van aanzicht laat worden. Wat Plinius ook schrijft.
Voorts zo was dan Ammi in oude tijden zo gewoon en veel gebruikt dat die van Egypte dat zaad in hun brood plegen te bakken en met andere spijzen te mengen.’
Uit Fuchs.
Ammi visnaga, Link. (tandenstoker) die wordt als een of tweejarige een meter hoog met fijn verdeeld blad.
De vele witte bloempjes zitten in dit kant als borduursiersels verwerkt.
De stevige houten, gele en kruidachtig ruikende bloemzaden werden als tandenstokers gebruikt.
Komt voor in het M. Zeegebied, N. Afrika, Z. Amerika, Rusland en is verwilderd in midden Europa.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘In het Grieks heet dit gewas Gingidion en in het Latijn ook Gingidium, in Syrië werd het soms Lepidium genoemd, men vindt nochtans een ander Lepidium daar we hier later van spreken zullen.
1. De eerste soort noemen we Gingidium primum, dat is eerste Gingidium.
Dodonaeus 2. De andere soort heet in het Latijn Gingidium alterum, dat is tweede Gingidium en wordt tegenwoordig in Syrië visnaga genoemd en in Spanje en in Itali visnago of bisnago welke naam verdraaid en gemaakt schijnt te wezen van het Bisacuum zo het Gingidium te Rome in de oude tijden genoemd plag te worden zoals men onder de bastaardnamen bij Dioscorides vindt.
De visnaga of tweede soort van Gingidium, anders bisnago genoemd en in het Latijn Gingidium Anguillarae is van dezelfde Lobel op vele plaatsen van Italië vanzelf groeiend gevonden zoals tussen Pesaro en Rome en in Frankrijk omtrent Agen’.
Fijne akkerscherm, Duitse Zahnstocherkraut, Zahnstocherammei, Engelse Spanish tooth pick, gebruikt als tandenstoker waarbij de kruidachtige smaak aangenaam is. In Duits ook Khella of Khellakraut, Bischofskraut.
Gebruik.
Het gebruik ervan was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Het Gingidium wat met grote menigte in Syrië plag te groeien, als Galenus betuigt (in het boek De alinient facultat.) wordt daar van de gewone man veel gegeten en bij de spijs gedaan min of meer zoals we heden in Azië te Perganum, zegt hij, Scandix of wilde kervel plegen te gebruiken. Dioscorides schrijft bijna al hetzelfde van dit kruid: ‘Gingidium (zegt hij) is een moeskruid dat rouw en gekookt of ook in pekel of anders bewaard gegeten wordt en voor de maag zeer nuttig wordt bevonden, het laat het water en de plas lossen en rijzen en is goed tegen het niergruis en de steen. Hetzelfde kruidt in wijn gekookt en gedronken is voor de blaas goed.
De harde steeltjes van de kroontjes van de bloemen van dit gewas, te weten van de tweede soort, zijn goed om de tanden mee te zuiveren en te koteren aangezien dat ze stijf en hard zijn en alle vuiligheid gemakkelijk afnemen zonder het tandvlees te kwetsen en daarboven ook een goede geur in de mond achterlaten.
Deze kruiden zijn veel bitterder en onlieflijker dan onze gewone kervel en worden nochtans in Italië soms gegeten en zowel rouw als gekookt, dan ze mogen niet lang gekookt worden. Enige eten ze met olie en azijn en andere doen er wat wijn bij en zo gegeten laten ze de verloren appetijt of eetlust wederkomen. Men kookt ze in wijn om het niergruis uit te jagen en om de maandstonden te verwekken’.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl