Paeonia

Over Paeonia

Pioen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit Edwards botanical register.

Een geslacht van kruid- en houtachtige planten, meestal zijn de wortels verdikt.

Het verspreidingsgebied ligt in Europa tot Azië en twee in Amerika, de klein bloeiende =Paeonia brownii komt voor in Californië. 33 soorten van pioen komen voor, waarvan de 7 Europese kruidachtig zijn.

Bladen zijn groot en staan afwisselend, samengesteld of verdeeld.

Bloemen eindstandig en meestal alleen staand, soms met verschillende bij elkaar. Een paar soorten zijn geel, de meeste zijn rood, purper of wit. De meeste soorten hebben een lange levensduur.

Ranunculaceae, ranonkelfamilie, Paeoniaceae.

Oosterse Pioenen.

Een belangrijk pioengebied is China en Japan. Hier komen pioenen vandaan met ballen die gemaakt lijken te zijn van crêpepapier of zijde.

Voor tuingebruik zijn er 2 groepen, de kruidachtige en struikachtige.

De soorten zijn onderling moeilijk te onderscheiden, vooral door de vele hybriden. De verwarring is vergroot door het gebruik van Latijnse namen voor de tuinvariëteiten.

2. subgus Paeonia sectie Flavonia.

Uit Curtis botanical magazine.

Paeonia mlokosewitschii Lomakin (Mlokosewitsch, Russische plantenverzamelaar in de Kaukasus, begin 20ste eeuw) (Paeonia daurica subsp. mlokosewitschii (Lomakin) D.Y. Hong,) Bladeren zijn dubbel 3tallig en kaal tot kort behaard, donker blauw/groen met bleek blauw/groene onderkant, langwerpig tot elliptisch en kort toegespitst, rood generfde, aan de randen rode blaadjes.

Opstaande stengels. Bloemen van 10-12cm groot, zijdeachtig glanzend en helder geel met ca. 8 bijna ronde bloembladeren in mei.

Vruchtjes staan met 3 bij elkaar en zijn viltig behaard. Uit de Kaukasus, N. Ian, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1908. Mlokosewitschs Pfingstrose. Mooie geelbloeiende vorm.

Uit Curtis botanical magazine.

Paeonia wittmanniana subsp. macrophylla Lindl. (Wittmann, Duitse plantenverzamelaar in de Krim en Kaukasus in de eerste helft van de 19de eeuw, grote bladeren). (Paeonia daurica subsp. wittmanniana (Hartwiss ex Lindl.) D.Y. Hong,) Bladeren zijn 2-3 maal 3tallig, donker groen met lang behaarde achterkant, omgekeerd eivormige en lang toegespitste blaadjes. Het heeft de grootste bladeren van alle pioenen met 16-22mm lange en 10-16mm brede blaadjes.

Opstaande stengels.

Vrij grote licht gele bloemen zijn in knop geelachtig met meestal 7 breed elliptische bloembladeren in mei.

Opstaande vruchtjes met omgebogen top.

Uit de Kaukasus wordt 50-70cm hoog. Is beschreven in 1842.

Wittmanns Pfingstrose.

5. subgenus Moutan sectie Moutan.

Uit H. Andrews.

=Paeonia suffruticosa Andrews (half heesterachtig) (Paeonia moutan, Humei. (Moutan) Bladstelen zijn tot tien cm lang, bladeren enkel of dubbel geveerd of dubbel drietallig, blaadjes 15-18cm lang en van boven heldergroen en aan de onderkant blauwachtig groen, soms spaarzaam behaard en eivormig, 3-5 lobbig.

Grote bloemen met roze/rode, aan de voet donkerder bloembladeren, opgebouwd uit tere zijde in mei/juni.

Vruchtjes staan met 5 bij elkaar en zijn wollig behaard.

Zeer beschutte plaatsen. Het zijn zeer langzaam groeiende planten.

Opgaande en vertakte heester met opstaande, dikke en meestal fijn behaarde, grijs/bruine twijgen met een geschubde en wat gevlekte eindknop.

Sir Abercombie Hume ‘s pioen is de grootbloemige boompioen, vormt een kleine heester met aristocratische trekken. Komt uit China en Japan, 80-150cm hoog.

‘Pleniflora,’ verschilt door dubbele bloemen die varren in grootte en kleur, er bestaan honderden benaamde tuinvormen.

Paeonia suffruticosa subsp. suffruticosa, Paeonia suffruticosa subsp. yinpingmudan Hong. (plaats Yingping, bij Hunan in China en moutan)

Paeonia suffruticosa subs. rockii S.G. Haw & Lauener (Paeonia rockii Hong) (botanicus Joseph Rock die in 1926 in China zaden verzamelde voor het Arnold Arboretum)

Een 2m lange pioen die door het gewicht van de bloemen vaak overhangen.

De bladeren zijn dubbel geveerd en samengesteld uit langwerpige, ingesneden deelblaadjes die donkergroen aan de bovenzijde en blauwgroen aan de onderzijde zijn.

De bloemen van de wilde vorm zijn komvormig, tot 16 cm breed, wit met donkerpaarse plekken op de basis van de tien kroonbladeren, 7 kelkbladeren. Meeldraden met wit/paarse helmdraden gele helmknoppen.

Komt uit China, Sichuan. Cultuurvormen zijn bekend als ‘Rock’s Variety.’

Vormen.

Moutans zijn lage struiken die vertakken bij de grond en kunnen daar soms gedeeld worden. Ze dragen vele bloemen in de tinten rood, naar wit en zelfs geel.

Kan vermeerderd worden door zaad en is dan onderstam voor andere boompioenen.

De boompioen is veel gekruist door Lemoine en L. Henry uit Frankrijk, bijvoorbeeld Paeonia lemoinei is hieruit ontstaan, een kruising van de boompioen x Paeonia lutea.

Na 1920 waren er veel kruisingen van Amerikaanse kwekers als W. Gratwick en N. Daphnis. Ze zijn niet voldoende winterhard, het zijn warmteminnaars en moeten goed gedekt worden in de winter. De bloei is iets eerder dan de vaste pioenen.

Ze zijn van kleuraanduiding of foto voorzien. Slechts zelden worden de mooie namen genoemd. Bv. ‘Beautiful Lady,’ in zachtroze, ‘Happy Memory,’ in helder roze, ‘Wedding Bells,’ klinkt in diep roze. Zo zijn er ook welluidende Japanse namen. Bijvoor­beeld de donkerrode’ Azuma-kagami,’ de kersrode ‘Beni-chidor,’ de witte ‘Fujino-mine,’ of de scharlaken­rode ‘Tama-modori,’

Naam.

Voor 1400 jaar geleden gaven de Chinezen de pioen zijn naam. Moutan is een Japanse naam die ontleend is van meutang, de koning van de bloemen in de Chinese mythologie.

Struikpioen of boompioen, Duitse Strauch-Pfingstrose, Baumpaonie, Moutan en Baumartige Pfingtsrose, Engelse tree peony.

Moutan uit Redoute bij Bonpland.

Historie.

Er zijn verhalen dat het gewas in het midden van de 16de eeuw in Engeland zou zijn gekomen door leden van de ambassade die ze verkregen hadden van de Hollandse O.I.C.. Ze zouden in 1656, gelijk met de thee, meegenomen zijn. De pioen werd in 1669 beschreven. Pas in 1789 gaf Sir Joseph Banks enkele kooplieden de opdracht om pioenen naar Europa te brengen. Ze gingen allen kapot. Vijf jaar later kwamen ze gezond aan en werden duur verkocht. Fortune in zijn reizen in China verhaalt dat hij nieuwsgierig was en sommige nieuwe var. probeerde te verkrijgen. Die in Engeland waren er al roze kleurig en witte. Er werd verzekerd door een Chinees bij Shanghai dat er vormen waren van purper, blauw en geel. Hij geloofde dat en voor een klein bedrag werden die kleuren op papier gezet. Die tekeningen werden meegenomen naar een eigenaar van een bloemenzaak die vertelde dat hij ze wel kon krijgen, maar voor een hoge prijs en ze zouden wel een paar honderd km verder te verkrijgen zijn. Toen ze bloeiden was de blauwe afwezig, de gele was alleen geel in het hart van de witte bloem, maar toch waren er prachtige lila en purperen bloemen. Fortune had echter net de nieuwe bloemen gekregen toen hij ontdekte dat ze een km verder gewoon te koop waren.

In Parijs verkocht Noisette enkele pioenen voor 1500 franc tot 100 louis d’or. In 1841 brak een pioenenmanie uit en soorten die met zaden vermeerderd konden worden, waren zeer gezocht. Hoewel ze ook gemakkelijk uit de wortel vermeerderd kan worden.

Bij de Chinezen is het de koningin van de bloemen en bovendien een geluksbloem. Het is een kostbare bloem van China die veel gezocht wordt door de machtige mandarijnen die grote sommen zouden betalen voor aparte vormen. In de tempeltuin van Peking zijn er pioenen die honderden jaren oud zijn. In China geldt de pioen als symbool van voornaamheid en rijkdom, maar ook voor de vagina. Een witte pioen noemde men een mooi en flink jong meisje. In de Chinese tuinkunst symboliseert de pioen rijkdom, liefdespand, een in liefde vervult vrouwenwezen en de zachtheid van Boeddha. Een Japans spreekwoord zegt: ‘tateba shakuyaku, suwareba botan, aruku sugata wa yuru no hana. ‘in staan als een Chinese pioen, in zitten als een boompioen en de vorm als ze loopt als de bloem van een lelie.’ Het spreekwoord beschrijft de schoonheidsidealen die een vrouw hebben zou; als ze staat zou ze op een Chinese pioen lijken met haar krachtige stengel en de volle bloemen. Als ze zit zou ze in tegendeel breekbaar werken als een boompioen en als ze gaat zou ze zo bevallig zijn als een lelie.

Tot het centrale werk van de Chinese literatuur behoort het vaak bewerkte drama de Ponienpavillon. Al in de Sung-Dynastie (961-1278) had men al van 1 soort 39 verschillende cv's. geteeld, vooral dicht gevulde balachtige bloemen.

Sage.

Er was een Chinese leerling die van alles wilde leren om pioenen te telen. Hij gaf er al zijn tijd en zorg aan en dacht aan niets anders meer. Iedere knop die zich opende was een feest voor hem, hij verliet de plek waar de pioenen groeiden alleen om te gaan slapen. Hij dacht er maar steeds aan welke pioen de mooiste was, welke kleur hij het liefste zag, of de enkelbloemige of de dubbelbloemige het winnen zou. Maar hij kon geen keuze doen, ze bekoorden hem allemaal. Op een dag kwam daar een meisje langs en vroeg of ze hem niet mocht helpen om de bloemen te verzorgen. Ze wilde zijn leerling zijn. \Maar ik ben toch zelf een leerling, dat gaat toch niet aan.’ Maar ze hield vol. Hij zag ook niet direct dat ze een bijzonder meisje was, hij had alleen maar verstand van bloemen. Als vanzelf volgde het meisje hem en samen deden ze het werk. De kleine Chinees verwonderde zich erover dat hij zo’n goede hulp aan haar had en dat ze zoveel wist. Totdat hij op een dag niet alleen meer naar de bloemen keek maar zijn aandacht op het meisje vestigde, haar lieftalligheid opmerkte en hoe vol gratie zij zich tussen de bloemen bewoog. Op een gegeven moment kwam er bericht dat er een priester zou komen om pioenen uit te zoeken. Hij wilde het meisje vragen om de potten zo neer te zetten dat ze het beste zouden uitkomen, maar riep tevergeefs. Hij zocht overal en vergat de bezoeker totdat hij op een plaats kwam waar ze wel eens schuilden. Daar zag hij haar weer, maar hij zag niet het meisje van vlees en bloed, het leek wel op een verschijning. Hij tastte naar haar, maar ze drukte zich tegen de wand en erin verdwijnend hoorde hij haar fluisteren: ‘Ik moet gaan, nu de priester komt, ik ben geen werkelijk levend meisje. Hij zou je berispen en je zeggen van me weg te gaan. Ik ben een pioenbloem die door de liefde die je aan de bloemen gaf gestalte kreeg. Nu moet ik weer een gewone pioen zijn, vaarwel.’ Hij hielp de priester met trillende handen, gaf hij nu met de bloemen zijn liefste niet weg uit de tuin. Wie gaf hem zekerheid?

6. Uit Curtis botanical magazine.

=Paeonia delavayi, Franch. (Jean Marie Delavay, Franse missionaris en plantenverzamelaar in China, 1834-1895) (Paeonia lutea, Franch. (geel) Grote bladeren tot 35cm lang, 3tallig en aan de achterkant wat blauwachtig/groen met ei/lancetvormige tot wigvormige blaadjes.

Opstaande stengels zijn houtachtig.

Bloemen van 5cm groot met 5-9 fluweelachtige donker purper/rode bloembladeren en heldergele meeldraden in juni/juli.

Mooi is het gewas ook door de vijf bij elkaar staande groene vruchten die bij het openbarsten voor een mooi schouwspel zorgen vanwege de kleurrijke zaden.

Heesterachtige plant met uitlopers.

Stamt uit hetzelfde Yunnan waar die verscheidene meters kan halen, berichten zijn er van 6m. Hier wordt het struikje maar 75-150cm. Is beschreven in 1893.

Paeonia delavayi var. lutea f. superba Lem. verschilt doordat de bladeren eerst bronskleurig getint zijn en later donker groen, bloemen van 8-10cm groot met 9-11 goud/gele bloembladeren en oranje/gele meeldraden met iets vroegere bloei. Gewonnen door V. Lemoine & Fils, kwekers te Nancy, Frankrijk.

‘Yellow Queen,’ heeft grote helder gele bloemen waarin de warme oranje meeldraden mooi verpakt zijn. Dit is een enkele late van anderhalve meter.

Uit kruisingen met lutea zijn gele boompioenen ontstaan.

Gele boompioen. Gelbe Strauch-Pfingstrose.

Delavays Pfingstrose.

8. Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

=Paeonia lactiflora, (melkwit bloeiend) is de Chinese pioen. (Paeonia albiflora, Pall.) (wit bloeiend) Opstaande stengels met 1-3 bloemen.

Bladeren zijn aan beide kanten donkergroen, de onderste dubbel 3tallig met langwerpige tot lancetvormige, zeer fijn getande blaadjes.

Grote geurende, witte bloemen met meestal 8 bloembladeren en goud/gele meeldraden in juni.

Vruchtjes staan met 3-5 bijeen en zijn onbehaard tot zwak behaard.

Knolvormige wortels.

Uit N. China, Mantsjoerije en Korea, wordt 60-100cm hoog.

Chinesische Pfingstrose, hybriden als Edelpfingstrose.

Historie.

De plant is afkomstig uit Siberië, China. In 1784 introduceerde de Rus Simon Pallas deze soort die helaas weer verloren is gegaan. De tweede introductie door Joseph Banks in 1805 leidde uiteindelijk tot het grote aantal cv ‘s dat wij nu kennen. Het is de stamvorm van de vele tuinpioenen.

Enkele Chinese soorten zijn door de Jezuïet pater Delavay naar Europa gezonden. Door kruising met andere soorten zijn prachtige tuinrassen gebracht, vooral in Frankrijk.

Vanaf 1825 is er mee gekruist in Europa en Amerika. Bij deze laatste werd in 1904 de ‘American Paeony Society ‘opgericht, die nog steeds de registratie van alle pioenen verzorgt. Een van hun presidenten, de veredelaar A.M. Brand uit Minnesota, introduceerde in 1928 de enkele witte ‘Krinkled White’ met de iets gekreukte bloembladen en een grote dot gele meeldraden in het midden.

Het huidige sortiment is veelal ontstaan door hybridisatie.

Subgenus Paeonia sectie Paeonia.

Uit www.pacificbulbsociety.org

Paeonia obovata Maxim. subsp. obovata (Paeonia japonica, Miyabe. & Tak. (uit Japan) wordt 40-60cm hoog.

Lijkt veel op obovata maar met onbehaarde bladeren en minder wijd openstaande bloemen met omgekeerd ei/wigvormige tot eironde, witte bloembladeren in juni.

Vruchtjes staan met 3 bij elkaar

Japanische Pfingstrose.

9. uit Curtis botanical magazine.

Paeonia obovata, Maxim. (omgekeerd eirond) Onderste bladeren zijn dubbel 3tallig en donker groen, de achterkant behaard, breed eivormige blaadjes.

Opstaande stengels.

Bloemen van 10-12.5cm groot en purper/roze met ca. 6 omgekeerd eivormige, stompe bloembladeren in juni.

Vruchtjes staan met 3 bijeen.

Uit N. China, Mantsjoerije, O. Siberië en Korea, wordt 40-60cm hoog.

Paeonia obovata Maxim. subsp. willmottiae (Stapf) D. Y. Hong & K. Y. Pan. (Miss Ellen Ann Wilmott, Engelse plantenliefhebster te Warley bij Londen, 1860-1934)

11. subgenus Paeonia sectie Paeonia.

Uit O. Thome, www.BioLib.de

= Paeonia mascula (L.) Mill (mannelijk) (Paeonia corallina, Retz. (koralen) Opstaande stengels met meestal 1 bloem.

Lagere bladen zijn tweemaal of soms driemaal ingesneden, deelblaadjes zijn ovaal en glanzend of wat harig aan de onderkant, deelblaadjes zijn niet ingesneden.

De 10cm grote bloemen zijn purper/roze met 5-10 breed eivormige bloembladeren in mei/juni.

Zaden zijn rond, rood tot donkerblauw en worden tenslotte zwart.

Knolvormige wortels.

Uit Z. Europa, N. Afrika, wordt 40-60cm hoog

Onzekere verdeling; Paeonia mascula Miller 1768 (Paeonia corallina Retzius) Paeonia mascula Miller subsp. mascula Stearn & Davis 1984, Paeonia mascula Miller subsp. hellenica Tzanoudakis 1977, (uit Griekenland) dan;

Uit botanical register.

Paeonia arietina Anderson (ramskop, de zaden) (Paeonia mascula Miller subsp. arietina (G. Anderson) Cullen & Heywood 1964) komt uit de Balkan.

Uit Curtis botanical magazine.

Paeonia mascula (L.) Mill. subsp. triternata (Boiss.) Stearn & P. H. Davis (Paeonia daurica Andrews, Krim-pioen. (uit 3 groepen van 3 bestaande, dus dubbel 3tallig) Bladeren zijn meestal dubbel 3tallig, eerst rood gerand en later donker groen, de achterkant weinig of niet behaard, blaadjes eirond.

Opstaande stengels zijn groen en meestal met 1 bloem.

Grote malve/roze bloemen eind mei.

Vruchtjes met 3-5 bijeen en viltig behaard.

Uit Klein Azië en Syrië, wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1790.

Uit www.paeo.de

Paeonia corsica Sieber (uit Corsica) (Paeonia mascula Miller subsp. russi (Bivona) Stearn & Davis ex Cullen & Heywood 1984) (Giacchimo Russo, plantenliefhebber te Palermo, begin 19de eeuw) heeft onderste bladeren 3tallig en zijn aan de achterkant behaard met breed eivormige, spitse en gesteelde blaadjes.

Naam.

Gaaf bladige pioen, Engelse entire leaved peony, Duits Korallen-Pfingstrose, Groblttrige Pfingstrose.

13. subgenus Paeonia sectie Tenuifoliae.

Uit Redoute.

=Paeonia tenuifolia, L. (dun of klein bladig)

Knolvormige wortels. Drietallige bladeren met fijne en diep ingesneden blaadjes met lijnvormige 1-2mm brede slippen.

Opstaande stengels met 1 bloem Bloemen met 8-10 rode bloembladeren, purperen meeldraden met gele helmknopjes in mei.

Vruchtjes staan met 2-3 bijeen.

Uit Balkan, Kaukasus, Z. O. Rusland, Armenië, wordt 30-50cm hoog. Is beschreven in 1765.

‘Plena’ heeft dubbele rode bloemen.

Schmalblattrige Pfingstrose, fernleaf peony.

subgenus Paeonia sectie Paeonia.

14. Uit S. Pallas.

=Paeonia anomala, L. (ongelijk, het ene bloemblad is veel langer dan het andere) Opstaande stengels met 1 bloem.

Dubbel drietallige bladeren met diep ingesneden, lijn/lancetvormige, spitse en ca. 10mm brede slippen.

Grote purper/roze bloemen in mei/juni.

Vruchtjes staan met 3-5 bij elkaar.

Knolvormige wortels.

Uit N.O, Rusland, Siberië, Turkestan en Mongolië. wordt 50-75cm hoog. Is beschreven in 1788.

Paeonia anomala subsp. anomala,

Paeonia anomala subsp. veitchii. (Lynch) D. Y. Hong & K. Y. Pan (James Veitch & Sons, kwekers te Chelsea, Engeland) (Paeonia veitchii, Lynch. ) Var. woodwardii (Robert Woodward, plantenliefhebber te Arley Castle, Engeland) verschilt doordat de bloemen ruim een week eerder komen, bladen zijn weinig of niet glanzend en bloemen steken boven de bladeren uit, 10-12cm in doorsnede in mei/juni.

Geveerde bladeren zijn aan beide kanten glanzend licht groen, lang gesteeld met ca. 15 langwerpig/lancetvormige en ruim 1cm brede slippen. Opstaande stengels met 1-4 bloemen. Bloemen zitten deels tussen de bladeren, soms knikkend en ca. 8cm groot, purper/karmijn in juni

Uit W. China, wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1909.

subgenus Paeonia, sectie Paeonia.

15. Uit Fuchs.

Paeonia officinalis, L. (geneeskrachtig) Bladeren zijn 2 tot 3 maal 3tallig, donkergroen met grijsachtig onderkant die wat behaard of kaal is, langwerpige 1-2.5cm brede blaadjes, het middelste blaadjes 3spletig tot 3delig.

Opstaande stengels met 1 bloem.

Bloemen zijn 6-10cm groot met 5-10 purper/rode bloembladeren in mei/juni.

Vruchtjes staan met 2-3 bijeen.

Sterk groeiende plant met knolvormige wortels.

Uit Z. Europa, Balkan, Klein Azië en Armenië, wordt 30-70cm hoog. Is beschreven in 1548.

Paeonia officinalis subsp. officinalis, Paeonia officinalis subsp. microcarpa (Boiss. & Reut.) Nyman. (zeer kleine zaden)

‘Pleniflora,’ hiertoe behoren verschillende mooie dubbele vormen die bekend staan als boerenpioen.

‘Alba,’ heeft dubbele witte bloemen, de bloemknop is meestal zachtroze gestreept.

‘Carnea,’ met dubbele zacht vleeskleurige bloemen die vrijwel wit uitbloeien.

‘Mutabilis,’ heeft zeer grote dubbele en doorschijnende zachtroze bloemen.

‘Rosea,’ met middelmatig grote diep purper/roze bloemen.

‘Maxima,’ met zeer grote dubbele licht purper/roze bloemen.

De pioen heeft de grootste bloemen van de tuin en lijkt daar trots op te zijn.

De plant is van een prachtig sprekende vorm, met grote geveerde bladeren die hoog opstijgen en daarboven de volle ballons van bloemen met hun tere kleuren en nuances van lichtrood met roze en wit naar kaketoe geel of teer groen met een flauwe rozengeur. Een bloem die lacht in zonneschijn en storm.

De bloem is het sluitstuk van een recht opgaan­de stengel die uit een knollige wortelstok oprijst. Statig en stevig, omgeven door drietallig of dubbel drietallig blad dat zijn koninklijke afkomst verraadt, vaak rood geaderd of gekleurd.

De pioen wordt geplant vanwege de zeer grote en opvallende bloemen die zowel enkel als dubbel kunnen zijn en in vele kleuren verkrijgbaar. Symbool van schoonheid.

De eerste jaren na planten is de bloei maar weinig maar wordt hoe langer het vaststaat hoe beter.

Is afkomstig uit Z. Europa en al vanouds in cultuur. In 1561 vermeldde de kweker, arts en natuuronderzoeker Konrad Gessner voor de eerste keer een gevulde pioen, die werden zo snel verspreid dat men enkele honderden jaren later nog nauwelijks wist dat er enkelen waren.

Subgenus Paeonia sectie Paeonia.

Uit Curtis botanical magazine.

Paeonia peregrina, Mill. (vreemd, buitenlands) Dubbel 3tallige bladeren zijn donker groen, de bovenkant bij de nerven zeer fijn behaard, de achterkant blauwachtig/groen en weinig of niet behaard, driedelige blaadjes met ingesneden/gekartelde slippen.

Opgaande stengels met 1 bloem.

Kleine bloemen met meestal 8 purper/roze bloembladeren in mei/juni.

Vruchtjes staan met 2-3 bijeen en zijn witachtig behaard.

Knolvormige wortels.

Lijkt veel op de officinalis. Deze soort geeft een aantal gevulde vormen die in alle kleuren van helderwit tot diep purperviolet aanwezig zijn.

Uit Servië, Bulgarije en Klein Azië, wordt 40-60cm hoog.

Vormen.

‘Maria Antoinette,’ is briljant rood met goudgele meeldraden. Enkel en vrij vroeg bloeiend bij 60cm. ‘Otto Froebe,’ is lichtend rood tot oranjerood met gele meeldraden, enkel en vroeg, een halve meter hoog.

Samenvatting sortiment.

Wittmanniana groep (Wittmann, Duitse plantenverzamelaar in de Krim en Kaukasus in de eerste helft van de 19de eeuw) De gele Paeonia wittmanniana werd gebruikt voor kruisingen. Dit werd gedaan door Lemoine in Nancy en Arends in Duitsland, vaak met de Chinese Paeonia lactiflora en Paeonia humilis.
Met als kenmerk een vroege bloei, begin mei, enkelbloemig waarbij de meeldraden een afwijkende kleur bezitten. De bloemen zijn maar kort houdbaar.

De Arends hybriden zijn gewonnen door G. Arends, kweker te Ronsdorf, Duitsland. Planten van 50-60cm hoog die vroeg bloeien.

‘Avant Garde,’ met vrij grote enkele en zacht vleeskleurige/roze bloemen met goud/gele meeldraden.

‘Le Printemps,’ met 14cm grote room/gele bloemen met violetkleurige meeldraden en gele helmknopjes.

‘Mai Fleri,’ lijkt op de vorige maar heeft grotere bloemen en komen 8 dagen eerder. Deze 3 zijn gewonnen door V. Lemoine, kweker te Nancy, Frankrijk.

Uit Curtis botanical magazine.

Var. rosea,’

Pioen voor de snij, ook tuinplanten, meest gebruikt hiervoor zijn cv. uit de officinalis groep, ofwel de boerenpioen. Hierin onderscheiden we dubbele en enkelbloemige rassen.
‘Alba Plen,’ heeft een licht roze knop, verlicht in volle bloei naar helder en dubbel wit.’Rosea Plena’is een dubbele roze. ‘Rubra Plena,’ is zuiver karmozijnrood, mooi gevuld en vroegbloeiend. De bekendste en mooiste boeren­pioen.

Anomala groep komt met vier soorten waarvan de bekendste, Paeonia tenuifolia is. Tenuis: dun, teer en folium: blad, naar het fijne loof. Bloeit tegen juni met purperrode bloemen.

De mooiste snijbloemen zijn die van de Lactiflora groep. Lactiflora ‘s zijn sierlijk planten met schaalvormige bloemen waarin vele meeldraden kunstzinnig zijn verwerkt, zelfs omgebouwd kunnen zijn tot smalle bloemblaadjes. De Chinese pioen, Paeonia lactiflora, heeft een belangrijke invloed gehad in de hybridisatie, waarvan de enkele wel eens als Japanse worden betiteld maar ook afgeleid zijn van lactiflora. Ze worden dan ook meestal groter als lactiflora met enkele tot dubbele bloemen in alle tinten van wit tot roze, rood, lila en purper, het aantal benaamde tuinvormen loopt in de honderden en elk jaar komen er nieuwe bij al zijn de onderlinge verschilpunten soms zeer klein. Uit zaad krijg je nauwelijks 2 dezelfde planten zodat het niet moeilijk is om steeds weer variaties op de markt te brengen. Kruisingen hiervan zijn ontstaan in Europa, China en Japan. Vermoedelijk is men hier in China al mee begonnen. Ze bloeien later, rond half juni en kunnen allerlei bloemvormen hebben. Naar de bouw van de bloemen wordt de groep wel onderverdeeld in 8 ondergroepen.

Enkelbloemige met hoogstens 8 bloembladen.

Japanse met soms verbrede meeldraden of enkele rijen bloem­bladen, half dubbel.

Anemoonbloemige met een of meer rijen bloembladen, de meeldraden zijn vrijwel volledig bladachtig geworden.

Half dubbele met onregelmatig verbrede helmdraden.

Kroonvormige, met gevulde bloemen waarbij de kroonbladen die uit de meeldraden zijn ontstaan anders van vorm zijn dan die ontstaan zijn uit de vruchtbladen.

Gevuldbloemige, meeldraden zijn geheel veranderd in bloembladen. Hiertoe behoren de massa der snijbloemen. Deze groep is weer verdeeld in vroege, middelvroege en late bloeiers.

Rozettype, alle kroonbladen zijn even groot en de meeldraden verdwenen.

Half rozettypen, als vorige maar er zijn nog meeldraden aanwezig.

‘Alsace-Lorraine,’ bloeit laat met grote, platte en licht roomkleurige bloemen.

‘Evangeline,’ met grote vleeskleurige, satijn glanzende bloemen.

‘Madame Emile Lemoine,’ met grote bolvormige zacht roze/witte tot room/witte en vaak licht lila gestippelde bloemen.

Uit hortus eystettensis, Paeonia broteri.

Uit Curtis botanical magazine.

Var. rosea,’

Pioen voor de snij, ook tuinplanten, meest gebruikt hiervoor zijn cv. uit de officinalis groep, ofwel de boerenpioen. Hierin onderscheiden we dubbele en enkelbloemige rassen.
‘Alba Plena,’ heeft een licht roze knop, verlicht in volle bloei naar helder en dubbel wit.’Rosea Plena’is een dubbele roze. ‘Rubra Plena,’ is zuiver karmozijnrood, mooi gevuld en vroegbloeiend. De bekendste en mooiste boeren­pioen.

Anomala groep komt met vier soorten waarvan de bekendste, Paeonia tenuifolia is. Tenuis: dun, teer en folium: blad, naar het fijne loof. Bloeit tegen juni met purperrode bloemen.

De mooiste snijbloemen zijn die van de Lactiflora groep. Lactiflora ‘s zijn sierlijk planten met schaalvormige bloemen waarin vele meeldraden kunstzinnig zijn verwerkt, zelfs omgebouwd kunnen zijn tot smalle bloemblaadjes. De Chinese pioen, Paeonia lactiflora, heeft een belangrijke invloed gehad in de hybridisatie, waarvan de enkele wel eens als Japanse worden betiteld maar ook afgeleid zijn van lactiflora. Ze worden dan ook meestal groter als lactiflora met enkele tot dubbele bloemen in alle tinten van wit tot roze, rood, lila en purper, het aantal benaamde tuinvormen loopt in de honderden en elk jaar komen er nieuwe bij al zijn de onderlinge verschilpunten soms zeer klein. Uit zaad krijg je nauwelijks 2 dezelfde planten zodat het niet moeilijk is om steeds weer variaties op de markt te brengen. Kruisingen hiervan zijn ontstaan in Europa, China en Japan. Vermoedelijk is men hier in China al mee begonnen. Ze bloeien later, rond half juni en kunnen allerlei bloemvormen hebben. Naar de bouw van de bloemen wordt de groep wel onderverdeeld in 8 ondergroepen.

Enkelbloemige met hoogstens 8 bloembladen.

Japanse met soms verbrede meeldraden of enkele rijen bloem­bladen, half dubbel.

Anemoonbloemige met een of meer rijen bloembladen, de meeldraden zijn vrijwel volledig bladachtig geworden.

Half dubbele met onregelmatig verbrede helmdraden.

Kroonvormige, met gevulde bloemen waarbij de kroonbladen die uit de meeldraden zijn ontstaan anders van vorm zijn dan die ontstaan zijn uit de vruchtbladen.

Gevuldbloemige, meeldraden zijn geheel veranderd in bloembladen. Hiertoe behoren de massa der snijbloemen. Deze groep is weer verdeeld in vroege, middelvroege en late bloeiers.

Rozettype, alle kroonbladen zijn even groot en de meeldraden verdwenen.

Half rozettypen, als vorige maar er zijn nog meeldraden aanwezig.

‘Alsace-Lorraine,’ bloeit laat met grote, platte en licht roomkleurige bloemen.

‘Evangeline,’ met grote vleeskleurige, satijn glanzende bloemen.

‘Madame Emile Lemoine,’ met grote bolvormige zacht roze/witte tot room/witte en vaak licht lila gestippelde bloemen.

‘Sarah Bernhard,’ bloeit laat met levendig roze bloemen. Deze laatste vier zijn gewonnen door V. Lemoine, kweker te Nancy, Frankrijk. Sarah Bernhardt is in 1906 door Lemoine in de handel gebracht.

‘Albatre,’ met grote ivoor/witte bloemen met meestal karmijn/rode vlekjes.

’La Rosiere,’met zeer grote half dubbele witte en vaak wat geelachtige bloemen.

‘Felix Crousse,’ grote bolvormige diep rode bloemen, Deze drie komen van F. Crousse, kweker te Nancy, Frankrijk. Hij had deze laatste in 1881 in de handel gebracht en hem verkregen van een zekere Calot. Dit is een rode pioen voor snij die nog gebruikt wordt.

Een andere hiervan afstammende is de roomwitte ‘Duchesse de Nemours,’. Duchesse heeft een hertogelijk zachtgeel hart. Staat op stevige benen en verschijnt vroeg, groot en gevuld, 90cm.

‘Boraness Schroeder,’ grote bolvormige, licht vleeskleurige bloemen.

‘Lady Alexander Duf,’ met grote witte bloemen die wat roze zijn bij het open komen

‘Venus,’ met grote Hydrangea/roze bloemen. Deze 3 komen van J. Kelway & Son, kwekers te Langport, Engeland.

‘Festiva Maxima,’ is zuiver wit met enkele karmijnrode vlekjes in het centrum, gevuld en vroeg bloeiend. Gewonnen door Miellez, kweker te Esquermes bij Lille (Rijsel) Frankrijk.

‘Festiva’, uit L. van Houtte.

‘Madame Gaudichau,’ met grote bolvormige granaat/rode bloemen. Gewonnen door Millet & Fils, kwekers te Bourg-la-Reine, Frankrijk.

‘Monsieur Martin Cahuzac,’, grote donker purper/rode bloemen, de donkerste.

‘Adolf Rousseau,’ grote, half gevulde tot gevulde mahonie/rode bloemen met gele meeldraden.

Therese,’ met grote, platte violet/roze wat karmijn gekleurde bloemen. Deze 3 zijn gewonnen door A. Dessert, kweker te Chenonceaux, Frankrijk.

‘Noemie Demay’, bloeit vroeg met grote vleeskleurige bloemen met zilverachtige weerschijn. Gewonnen door Henry Demay, kweker te Arras, Frankrijk.

‘Strassburg.’ met grote zilverachtig lila/roze en wat violet/roze gestreepte bloemen. Gewonnen door Goos & Koenemann, kwekers uit Niederwalluf, Duitsland.

‘Karl Rosenfield,’ is donker karmozijnrood, halfgevuld met goudgele meeldraden vrij vroeg.

Suffruticosa groep (heesterachtig) hiertoe behoren de afstammelingen van de boompioen.

Kruisingen van Paeonia suffruticosa x Paeonia lutea die in groeiwijze en bladvorm het meest op suffruticosa lijken. P. Lemoine heeft zeer grote bloemen van 8-10cm gele en aan de voet rood gevlekte bloembladeren met rode meeldraden gewonnen.

La Lorraine met dubbele gele bloemen die bij het openen zalmkleurig getint zijn. Gewonnen door V. Lemoine & Fils, kwekers te Nancy.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van dit gewas wordt gewoonlijk pioen mannetje in het Nederduits genoemd, in het Latijn Paeonia mas of Paeonia mascula.’

Dodonaeus (b) ‘De tweede soort word eerste pioen wijfje, in het Latijn Paeonia femina prior genoemd of enkele pioen wijfje en wanneer de bloem volbladig is dan noemt men het dubbele pioen wijfje, in het Latijn Paeonia femina prior multiplici.’

Dodonaeus ‘De derde soort wordt tweede pioen wijfje genoemd, in het Latijn Paeonia femina altera.

Dan de gewone naam van deze soorten van pioenen is bij de Grieken Paeonia en Glykyside en soms ook Pentoboron of Pentorobos, bij de Latijnen Paeonia en Dulcisida, bij de apothekers Pionia, bij de Hoogduitsers Peonienblumen, bij de Neder-Duitsers gewoonlijk pioenen, maar bij de Vlamingen mastbloemen, met welke naam de damastbloemen bij sommige bekend zijn, bij de Spanjaarden rosa del monte en ook rosa albardeira, bij de Italianen peonia, Engelse peoney. De inwoners van het eiland Kreta noemen de pioenen psiphakia in hun gewone Griekse taal of zoals Bellonius schrijft psysedile, te weten de twee soorten met witte bloemen die daar gewoon zijn. De Turken noemen deze bloemen scakaik net zoals ze de anemoon ook noemen. Sommige apothekers hebben dit kruid (en vooral dat eerste geslacht) Diptamum willen noemen en de wortel ervan voor echt Dictamnum gebruiken daar het nochtans geen gelijkenis mee heeft zoals uit de beschrijving van Dictamnum genoeg blijkt en daarom hebben sommige wat bedachte dat Pseudodictamnum, dat is valse diptam, genoemd, maar die gelijkenis is wat te ver gehaald. Andere noemen deze kruiden Paeonia casta in het Latijn. Paeonia is zo genoemd geweest naar de oude dokter Paeon die, als Homerus schrijft, de God Pluto die van Hercules gekwetst was daarmee genezen heeft.’

Paeonia is zo genoemd naar Paeon, een geneesheer uit de mythologie die het kruid als eerste gebruikte.

Paeon, de heelmeester van de hemel en leerling van Aesculapius, stilt de pijn en heelt de wond. Volgens sommige verhalen was de plant een geschenk aan hem. Doordat hij er de goden mee genas wekte dit de afgunst op van zijn leermeester die het plan opvatte om hem te doden. Pluto redde hem op tijd door Paion te veranderen in een pioenroos.

Homerus in zijn beleg over Troje verhaalt dat Mars, de god van oorlog, de Trojanen wou helpen maar door de Griekse vorst Diomedes in zijn onderbuik werd verwond en het daardoor uitschreeuwde van de pijn. Hij gilde niet als een mager varken, maar met een geluid als negen of tienduizend mannen tegelijk om de geneesheer Paeon.

Plinius XXV 10: ‘Vetustissima inventu Paeonia est nomenque auctoris retinet.’

Apuleius 61: ‘Paeonia nomen inventoris retinet.’

Isidorus XVII 9.48: ‘Paeon quidam medicus fuit, a quo Paeonia herba perhibetur inventa, ut Homerus dicit Ilias V 401.’ (Hoewel Paeon pas later met Apollo geïdentificeerd werd. Homerus en Hesiodus hebben hem nog niet van Apollo onderscheiden) Vergilius vermeldt in het 7de lied van de neis das de Godin Artemis de Virbios, die door de paarden van zijn vader Theseus gedood was, met hulp van de pioen weer tot leven gewekt is.

Pioen, Duits Paeonie, Frans peone, Engels peony, Portugees en Spaans peonia, Boheems piwonie, Pools piwonia, Litouws piwania, Hongaars bazsal, Arabisch feonia, oude Duitse namen zijn en dan van Beonia of naar Benedictijnenkloosters waar ze in stonden, Benediktinerrose, Benigenkraut, Benjemin, Beonien, Bononie, Bijone, Bugeinis, Bujenge, Bingenrose, Pegunje.

Dodonaeus (d) ԉn het Hoogduits heten ze Peonien rosenծ

De pioenroos opent zijn knoppen als een roos, pioenroos, Duits Paonienrose, Blutrose, Knopfrosen, Pumprose, Pumpelrose, Ballerose, Franse rose peone, rosa del monte of rose de serane, Portugees rosa albardeira, Spaans rosa del monte, Zweeds pionros, Zwitsers Chilcharosa, Cholrose, Pfaffarosa, Pfaffar.

(e) Het is de gewone of boerenpioen, Duitse Bauernrose, Buerrose, Patonirose, Prangerrosen, Frans pivoine des jardins.

Dodonaeus (f) ‘In het Hoogduits heet het ook Konigblum.’

Duits Koningsblum, Frans fleur de royale.

Dodonaeus (g) ‘Het heet in het Hoogduits ook Pfingstrosenծ Gemeine Pfingstrose, Bauern-Pfingstrose, Garten-Pfingstrose. Kirchenrose, Kirchenblume’.

Bloeitijd, ze staat met Pinksteren in volle bloei en zou, naar de sage, met Pinksteren in het donker oplichten. Daarom heet deze wonderbare plant bij de ouden Aglaopnotis, dit is de licht blinkende. Omdat de pioen zijn pracht in mei ontvouwt, de maand van Maria, siert het in die tijd ook de kerken onder de naam Mariaroos of altaar bloem en vaak de weg van de processies. De Pinksterroos is een symbool van Maria want de volheid van haar bloemen kan vergeleken worden bij de volheid van de genade van de H. Maagd. In Duitsland wordt het Pfingstrose genoemd vanwege de bloeitijd met Pinksteren en bloeivorm. In West-Vlaanderen is de naam van de pioen kerkeroos, Duits Kirchenrose. Op Sinksendag (Pinksteren) liet men langs gaten in het beukgewelf de vuurrode bladeren van de bloemen in de kerk over de gelovigen vallen. Ze verbeeldden de vurige tongen die nederdaalden over het volk. Dit gebruik bestond nog te Nieuwpoort in 1840. Daarom heet de plant ook Schinksenroos, Duits Benedicktenrosen.

(h) Antoniusblume, Antonirose, naar het gebruik op het feest van de H. Antonius van Padua op 13 juni wanneer ze bloeit.

Dodonaeus (i) ‘Deze plant heet in Hoogduits ook Gichtwurtz.’

Medisch gebruik, Gichtkorner of Gichtwurz, tegen jicht gebruikt, Gichtrose, Giftrose, Keuschrose, gesegnete Rosen, Kinnerperlen, Zahnkorallen, Zahnerbsen.

Dodonaeus (j) ‘Maar dit gewas heeft noch vele andere namen die onder de bastaardnamen bij Dioscorides verworpen zijn en die nochtans ook meest alle bij Apuleius gevonden worden, te weten deze Griekse; Orobelion, Orobax, Haemagogon, Paesaede, Menogeneion, Menion, Panthicreatos, Idaeos dactylos, Aglaophotis, Theodonion, Selenion, Selenogonon, Dichomenion en deze Latijnse, Rosa Fatuina, Herba Casta. De naam Idaeus Dactylus hoort alleen pioen wijfje toe omdat haar knobbelachtige wortels op de Dactyli Idaei lijken, dat is het gesteente waarvan men zegt dat die in het eiland Kreta op de berg Ida groeien en van gedaante op een mensenduim lijken. Dan aangaande de naam Aglaophotis of licht blinkende is de pioen met goede reden toegeëigend omdat haar zaden of kernen mooi scharlaken blinkend rood van kleur zijn.’

Wordt ook wel koralenpioen genoemd omdat de vruchten in de herfst op koralen lijken.

De wonderlijke zaden, oude Duitse namen zijn; Amachtsbom, -bohne, Monlinze, Hexenkorner, schwarze Korallen. Overige Batengen, Bathengen, van beonia? Babbelrues, Battenjen, Bedauna, Betanniros, Bobberrosen, Antlassrosen, Gockel und Henne, ewige Pute of Puttenige, Manua of Menwe in oud-Hoogduits, Menwenkraut, Nimwenkraut, Klapprosen, Schreckhorn, Schreckrose. Verder Frans fleur de mallet: koffer, de bloem.

(j)'Waarvan sommige namen, te weten Menogenion, Menion, Selenion, Selenogonion en Dichomenion van de maan die in het Grieks Mene en Selene genoemd is hun oorsprong hebben al of men in het Latijn Lunaris of Lunaria zei, dat is maankruid, met welke naam de pioen genoemd mag worden omdat ze de vallende ziekte die van sommige maanziekte genoemd wordt (en die van die ziekte ziek zijn heten Lunatici en maanziek) genezen kan. Sommige noemen het Melampodium omdat Melampus met dat kruid eerst de vallende ziekte heeft leren genezen.

Paeonia officinalis uit Redoute.

Gebruik.

Als maankruid tegen de vallende ziekte was ze beroemd en vooral omdat Galenus er daarnaar ook zo veel goeds over geschreven heeft. Maerlant twijfelt er al aan en zegt dat het niet ondervonden is, Dodonaeus vermeldt wel weer die krachten. Hildegard von Bingen schreef in haar Physica over de pioen;

Die Paeonie (beonia, Dactylosa) ist feuerfarben und hat gute Wirkung. Sie hilft sowohl gegen die dreitgigen wie die viertgigen Fieber... Unt wenn ein Mensch den Verstand verliert, so als ob er nichts wte und gleichsam in Ekstase lge, tauche Poniensamen in Honig und lege sie auf seine Zunge, so steigen die Krfte der Ponie in sein Gehirn empor und erregen ihn, so dass er rasch seinen Verstand wiedererlangt ɠAber nimm auch Poniensamen und tauche sie in das Blut eines Blutegels und hlle dann die belriechenden Samen in einen Teig aus Weizenmehl, und wenn jemand durch die Fallsucht zu Fall kommt, lege sie in seinen Mund, whrend er so daliegt, und tue dies, so oft er durch diese Krankheit zu Fall kommt, und endlich er geheilt werden. (citatie van Krausch, S. 323)

Zo was het gebruik vroeger ((349, 562, 164, 141, 309, 310, 311) ‘Sommige zeggen dat deze wortel (doordat de pioen een kruid is dat van de wijze van oude tijden aan de zon toegeëigend werd) geplukt of uit de aarde getrokken wordt wanneer de zon in het teken van de leeuw is op een zondag en op het uur van de zon in het afgaan van de maan en niet alleen diegene die het aan zijn hals draagt van de vallende ziekte genezen, maar ook van alle smarten en hoofdpijnen en van alle gebreken van de hersens bevrijd wordt.

De grote kracht die deze wortel heeft om de vallende ziekte te genezen als het aan de hals gehangen wordt is van Galenus bevonden en met ervaring onderzocht geweest wat Fernelius en Costicus, de zeer vermaarde dokters, ook verzekeren. Dan Galenus toont aan dat met diergelijke navolgende woorden en zegt: ԩk heb een jong kind gezien dat soms acht gehele maanden mits het deze wortel aan de hals hing vrij was van de vallende ziekte en als de wortel later door ongeluk afgevallen was zo kreeg het van stonden af aan wederom die ziekte, maar als de wortel en het zaad wederom aan zijn hals gehangen werd dan werd het daarna niet meer mee gekweld en daarom om noch meer verzekerd te wezen van deze kracht leek het me goed om die weer van de hals te nemen en nadat het gedaan was is het kind wederom neer gevallen als tevoren en dus heb ik dat niet meer zonder de wortel willen laten blijven, maar heb een groot stuk van de verse wortel wederom aan zijn hals gehangen en is daarmee geheel en volkomen genezen geweest en is niet meer met de vallende ziekte gekweld geweest. Zo moet er dan wel reden wezen, zegt hij erbij, en zijn voornemen vervolgt dat enige delen of dampen die uit deze wortel komen en door de adem van dat kind ingetrokken weer die de zieke en gebrekkige delen van het lichaam genezen kunnen en de gesteldheid van het hoofd en de hersens verbeteren of dat de lucht die voor de ontstelde hersens schadelijk was eenparig door deze wortel veranderd en verbeterd zijn en de vallende ziekte in dit kind niet meer veroorzaken konden.’

Al is het zaak dat de wortel van dit gewas zo wonderbaarlijke krachten tegen de vallende ziekte betonen kan, als gezegd is, nochtans willen sommige verzekeren dat ze veel krachtiger zullen wezen als men daar wat maretak bij doet en vooral als ze in het afgaan van de maan geplukt wordt of in de hondsdagen voor de opgang van de zon.

Maerlant, ‘Paeonia, zegt Platearius, is heet en droog, als het waar is. Galenus zegt voor waar dat wel voor menig jaar dit kruid een kind aan de hals gehangen was, zoals ik het vind, en het grote euvel verdreef. Maar al was het dat hij dit schreef, men vindt nu niet deze macht aan het kruid dat men pioen acht.

Men gebruikt die wortel ook veel in spijs, gelijk Plinius schrijft, tegen de krankzinnigheid of gebreken van het verstand, maar in de medicijnen genomen is het genoeg dat men daar een half ons tegelijk van ingeeft en omdat zelve te werk te stellen is de wortel van pioen mannetje de allerbeste. Het water van de wortels van pioenen met de bloemen gedistilleerd wordt met poeder van koraal en parels 's avonds te drinken gegeven om alle kwade en vervaarlijke dromen te verhoeden en te beletten. Vijftien of zestien zwarte keren van pioen, dat is het zaad zelf met wijn, mede of ander nat en gewone drank gedronken worden zeer goed gevonden tegen die zwaar dromen of overvallen van de dampen die de hersens plegen te bezwaren die men gewoonlijk de mare of nachtmerrie in het Nederduits of Ephialtes en Incubus in het Grieks en Latijn plag te noemen. Het zaad aan de hals gehangen geneest ook de onredelijke vrees en verschrikking en ook de mare of zware dromen. De beroking die van pioenzaad gemaakt is, is goed tegen de bezetene en de vallende mensen in de vallende ziekte, het geneest die mensen.

Ze zijn ook zeer goed in dezelfde manier gebruikt tegen dat opklimmen of stijgen van de baarmoeder en de weedom ervan. De wortel van pioen die droog is en aan de vrouwen gegeven die nadat ze van kind verlost zijn niet goed gezuiverd zijn, reinigt die zeer goed, schrijft Dioscorides. Dezelfde wortel een boon groot of zo groot als een amandel met drank ingenomen laat de maandstonden voortkomen of met mede of honingwater gedronken, zo Galenus zegt.’

Culpeper vertelt’ ‘een kruid van de zon onder de leeuw. De manlijke Paeonia voor mannen en de vrouwelijke is voor de vrouwen het beste. De zwarte zaden ingenomen voor bedtijd waren goed voor hen die gekweld zijn met de night-mare.’

Matthiola beval deze korrels nog bij kinde­ren aan. Als parelsnoer werden de zaden wel gedragen om zo het tanden krijgen van kleine kinderen te verlichten. De namen tandkraal en tandkoraal hebben hierop betrekking. De zaadkorrels zijn dan ook gewijd aan de Heilige Apollonia die gestorven is in 249. Omdat die door een geweldige strijd haar tanden verloren zou hebben, volgens anderen zouden ze haar tanden voor haar dood met een tang uitgetrokken hebben, is ze de patrones van tandlijdende geworden. Vandaar wel in Duits Apolliniakorner genoemd.

In de volksmond komt de naam jichtwortel jichtbloem of -roos voor. De zaden werden als een koraalketting aaneengeregen en zouden de jicht verdrijven. De zaden beschermen zo tegen heksen, Hexenkorner.

Uit hortus eystettensis, Paeonia mascula.

Historie/Folklore.

Grieks paionia en Latijn Paeonia. De plant werd al vermeld door Hippocrates en Galenus. Plinius noemt het de oudste gecultiveerde bloem. Het is de koningin der kruiden.

Dioscorides vermeldt 2 soorten namelijk de vrouwelijke Paeonia foemina (vrouwelijk) en de manlijke Paeonia mas (mannelijk). De vrouwelijke had meer bladeren die wat minder groot waren en niet geknikt aan de kanten. Mogelijk was dit Paeonia clusii, en de manlijke Paeonia officinalis var. mascula L. (Paeonia corallina, Retz.) Culpeper noemt de male and female peony als een kruid van de zon onder de leeuw.

De oude Grieken gaven er hoog van op, de plant zou van goddelijke afkomst zijn en een vijand van de maan. Ze voegden toe dat het scheen tijdens de nacht, maar zijn schittering is moeilijk te zien voor moderne ogen. (164) ‘De pioen, naar het zeggen van Dioscorides, groeit op hoge steile bergen of, zo Plinius schrijft, op donkere gebergten en op andere gewesten in bosachtige landstreken. Apuleius zegt dat ze veel groeit op de bergen van de eilanden Kreta en Sicilië, dan Gesnerus schrijft dat ze groeien op sommige bergen van Zwitserland en vooral op de berg die hij Generosus mons in het Latijn noemt.’

Theophrastus waarschuwt voor het uitgraven van de plant omdat men daarmee de ogen zou kunnen beschadigen. Gerard 1597, verwijst naar Apuleius die meldt dat de zaden of pioenkorrel in de nacht oplichten als een kaars en dat grote hoeveelheden in de nacht door schaapsherders verzameld worden. In de nacht licht dit zaad op en wordt gezien als ҫlaerschijnende vierighen glans, die zij verre en wijdt verspreidt.

(164) 'Maar Aelianus in zijn 14de boek beschrijft twee soorten van Aglaophotis en de ene is zee Aglaophotis waarvan hij in het 24ste kapittel spreekt en de andere aard Aglaophotis die in het 17de kapittel beschreven wordt.

1. De Eerste Aglaophotis is een soort van Fucus of zeemos die aan de diepe zeeklippen plag te groeien en van grootte de Myrica of Tamariscus gelijk is met de vrucht of zaadbol van de heul die omtrent het begin van de zomer opengaat en 's nachts een vurige en bijna glinsterende schijn van zich plag te geven, men noemt het Aglaophoris marina, dat is zeeschijn.

2. De andere Aglaophoris is een aards gewas en wordt anders ook Cynospastus genoemd wat op de dag onder de andere kruiden plag te schuilen, maar glinstert ‘s nachts als een ster en wordt dan zeer gemakkelijk gezien door zijn helder schijnende vurige glans die ze ver en wijdt verspreidt.

Deze tweede Aglaophotis, in het Latijn Terrestris Aglaophotis, dat is aardglans of aardschijn of Cynospastus is geen ander kruid dan onze pioen daar we nu van spreken, want, zo Apuleius betuigt, de zaden of kernen van de pioen schijnen en lichten ‘s nachts als een kaars en plegen gewoonlijk ‘s nachts van de herders gevonden en uit de aarde gerukt te worden en uit de wildernis gehaald daar ze groeien. Voorts zo schrijven Theophrastus en Plinius dat men hier vroeger plag te gebieden dat men de pioen ‘s nachts zou plukken. Wat Achanus van zijn Aglaophotis ook verzekert.

Dan zo het schijnt wordt deze aard Aglaophotis van Josephus, (zie Mandragora) de schrijver van de Joodse oorlogen in het 25ste kapittel van het 17de boek Baaras genoemd naar de plaats daar ze veel gevonden wordt. Wat opmerkelijk genoeg blijkt als men hetgeen dat Achanus van zijn aardse Aglaophotis of Cynospastus schrijft met hetgeen dat Josephus van zijn Baaras verhaalt tezamen brengen en overwegen wil. Want Aelianus schrijft dat de Cynospastus of aardse Aglaophotis niet zonder gevaar en angst uit de aarde getrokken wordt en dat een die dat kruid niet goed kent en dat aanraken of uitrukken wil er van gestorven is en daarom, zegt hij, als men dit uit de aarde halen wil moet men 's nachts een teken of stok in de aarde bij zijn wortels steken en daarna moet men aan die wortels een hond met een touw of sterke koord vast maken en de hond door de reuk van gebraden vlees van die plaats lokken op zo’n manier dat hij de hete reuk van dat vlees in de neus heeft en met grote haast en geweld de wortels uit de aarde rukken en gans uithalen zal. Hetzelfde schrijft Josephus van de Baaras ook en zegt dat het omtrent de avond als een ster of glinster blinkt, maar dat het van diegene die er bij komen nochtans niet gemakkelijk uit de aarde gehaald kan worden, maar dat men daar vrouwenpis of bloed van hun maandstonden over moet gieten of dat men daar een hond aan moet binden die eerst de aarde rondom los graaft en weg trekt en zo de wortel wat los maakt en dat het dan uit de aarde gerukt kan worden wat anders zeer moeilijk en gevaarlijk om te doen zou vallen.

Maar al deze dingen die Josephus en Aelianus van dit kruid schrijven zijn enkele en louter ijdelheden en heidense razernij, want men kan de wortels van de pioen zonder enige moeite of gevaar te alle tijden en stonden, hetzij 's nachts, hetzij op de dag uit de aarde halen. Daarom is ook niet minder voor ijdel en bespottelijk te houden hetgeen dat Theophrastus en Plinius van de pioen schrijven dat men ze 's nachts behoort te plukken omdat (zo zij zeggen) dat als iemand die wortel op de dag zou uittrekken dat het door de vogel Picus Martinus gezien zou worden en die mens zou in grote nood zijn om zijn gezicht te verliezen en indien hij de wortel wilde afsnijden dat hij gemakkelijk met de zinking van de aarsdarm gekweld zou worden.

Dan het behoeft ons niet vreemd te lijken dat men zulke flauwekul, bijgeloof en ongoddelijke ceremonies in de boeken van de zeer oude schrijvers plag verspreidt te vinden doordat er vele dingen in oude tijden versierd zijn geweest tot stoffering en ijdele opgeblazenheid en onwaarachtige beroeming van de kunsten zoals Plinius zelf betuigt die van de Egyptenaren en meer andere diergelijke bedriegers en goochelaars spreken waarvan een groot navolger geweest is een dokter die Andreas heette en die, zo Galenus schrijft, vele flauwekul en ijdelheden, ja goochelarij in de geneeskunst heeft gebracht tot grote schade van de zieken en verachting en schande van de medicijnmeesters en verachting van de jonge leerlingen die daarom van dezelfde Galenus niet zonder reden vermaand worden om zich van zulke leugens en versierde ijdelheden te wachten en diergelijke boeken niet te lezen.’

De zaden zijn iets fosforescerend zodat ze in het nachtelijke duister te zien en te verzamelen zijn.

Als geesten werend middel werd het gewas door Galenus aanbevolen en zo ook bij Albertus Magnus en Hildegard von Bingen.

Onder de naam Dactylosa wordt bij H. Hildegard de pioenroos vermeld. De pioen werd waarschijnlijk door Benedictijner monniken via de kloostertuinen bij ons ingevoerd. In 1485 werd het Benedictenkorner genoemd. Koch noemde het in de 16de eeuw Benedicten. De pioen werd vanouds in de geneeskunde gebruikt waardoor het ook zo in de boerentuinen gebruikt werd.

De wortel werd vroeger gebruikt tegen jicht, vallende ziekte en vele kinderziektes. De zaden werden na weken in water aan draden geregen en kinderen die tanden kregen om de hals gehangen.

Planten.

De gewone pioen kan in september/oktober gescheurd worden, zorg dat er 1 knop op zit met wat houtigs van de wortel. Lactiflora wordt gezaaid, geef eerst 13 weken 1 graad en zaai bij 20 graden. Tuinvormen komen niet zuiver uit zaad terug.

Suffruticosa wordt meestal gent op lactiflora, maar kan ook gestekt worden, dat in mei met 1% ibz.

Planten in voedzame, rijke, zandige grond op matig vochtige, zonnige plaatsen. De beste tijd om de pioen te verplanten is van half augustus tot half september omdat ze dan voor de winter weer kunnen wortelen, de meeste soorten geven dan het jaar erop al behoorlijk wat bloemen. Meestal is dat het beste in het 3de of 4de jaar na het planten. Bij het planten moet je erop letten dat de wortels niet meer dan 5-10cm diep gezet worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl