Dalbergia
Over Dalbergia
Zonnehout, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten.
Dalbergia is zo genoemd naar N. Dalberg, een Zweeds botanist, 1730-1820.
Een geslacht van bomen, struiken of klimmers van de tropen.
Dalbergia komt met 100-600 soorten voor in de tropen over de gehele aarde.
Het zijn bomen of lianen met gevinde tegenovergestelde bladeren, zelden 1 bladig.
Vele kleine bloemen in purper, violet of wit in vervorkende trossen of onregelmatige trossen, oksel- of eindstandig en vlinderbloemig.
Een groot deel van de boomachtige en ook enkele van de klimmende soorten zijn gekenmerkt door een buitengewoon hard en duurzaam hout dat op verschillende wijze wordt gebruikt.
Fabaceae, vlinderbloemige, Dalbergia klasse.
=Dalbergia decipularis is een van de klassieke edele houtsoorten. Het heeft een hoog soortelijk gewicht, een zeer karakteristieke geur en een prachtige tekening, rode tinten op een gele achtergrond. Het hout komt alleen in geringe afmetingen op de markt en wordt gebruikt voor inlegwerk op luxe meubelen en kleine gedraaide voorwerpen. De boom waarvan het stamt is lang een mysterie gebleven totdat het duidelijk werd dat het om deze boom ging.
Bahia rozenhout, Engels tulipwood of Brazilian tulipwood, in Brazilië sebastiao-de-arruda. Bahia-Rosenholz, Frans bois de rose.
Uit W. Roxburgh.
=Dalbergia latifolia, Roxb. (breedbladig) levert in Indonesi het zonnehout, in het Javaans sono keling.
Een boom van 28m die gezellig groeit in kleine groepen in de laaglandmoerasbossen van Java.
Naam, etymologie.
Zonnehout, Engelse East Indian black wood of ebony tree en East Indian rose wood, sonokeling, Duits Schwarzes Rosenholz. Java palissander heet in India black wood of botanywood. Een dozijn Dalbergia soorten worden rosewood genoemd.
Gebruik.
Deze boom heeft een grote bekendheid vanwege de prachtige kleur en de grote duurzaamheid van het hout dat men voor tafels, kasten en fijn meubelwerk gebruikt. Het vers gekapte kernhout is donker bloedrood of donkerpurper met zwarte vlammen, na enige tijd aan de lucht blootgesteld te zijn wordt dit donkerbruin.
Het hout is niet in grote hoeveelheden beschikbaar. Het hout is wel hard en daardoor moeilijk te bewerken en wordt op den duur bijna zwart en is nogal poreus zodat het zeer veel politoer vereist. De fraai gebeeldhouwde Japara-dozen worden bij voorkeur van dit hout vervaardigd.
Dalbergia melanoxylon Guill. (zwart hout) komt uit de in het seizoen droge gebieden van Afrika, van Senegal tot Eritrea en zuidelijk tot Transvaal in Z. Afrika.
Het is een kleine boom van 4-15m met grijze bast en doornige scheuten.
Bladverliezend in het droge seizoen, staan afwisselend, 6-22cm lang, met 6-9 afwisselend geplaatste blaadjes.
Bloemen zijn wit en staan in dichte trossen.
Vrucht is een peul van 3-7cm lang die 1-2 zaden bevat.
Het dichte en mooie hout varieert van roodachtig tot diep zwart. Goede kwaliteit van A graad krijgt een hoge prijs in de houthandel. Het wordt vooral van Mozambique en Tanzania gemporteerd en vroeger Senegal-Ebenholz en Mosambik-Ebenholz genoemd, hoewel het niet tot de ebbenhoutfamilie behoort. African Blackwood wordt niet langer gezien als ebbenhout, die naam is gereserveerd voor een beperkt aantal soorten van het geslacht Diospyros, die zijn meer mat van kleur en meer bros. In het begin van de 16de eeuw werd het door Portugese handelaren voor het eerst op de Europese markt gebracht. De toonkwaliteiten worden vooral gebruikt in windinstrumenten en vooral Highland pijpen, klarinet, oboes en Northumbrian pijpen. Meubelmakers vanaf de Egyptische tijd hebben dit hout gebruikt.
Namen.
Mհingo, Senegal ebony tree, African blackwood, Duits Afrikanisches Grenadill-Holz. Inlands mpingo, ook babanus en grenadilla.
Uit www.edroman.com
Dalbergia nigra Allem. (zwart) Groeit in Brazili, van de oosterse bossen van Bahia tot Rio de Janeiro.
Indisch palissander of Java palissander, Engels Bahia rosewood, Brazilian rosewood, Rio rosewood, Jacarand de Brasil, pianowood, caviuna of obuina. Brasilianisches Rosenholz.
Dalbergia parviflora, Roxb. (kleinbloemig) is een klimmende heester, liaan, die op veel eilanden van de Indische Archipel voorkomt.
De onderste deel van de stam lijkt op een liggende boom met een zeer ruige, gescheurde en gelapte schors, vol kuilen en groeven alsof er verscheidene stammen aan elkaar zijn gegroeid. De zeer oude stammen, die een dij dik zijn, zijn hier en daar gebarsten en meestal hol en acht voet lang. Zover als de schors gelapt is kapt men die stammen in stukken van een arm lengte en begraaft die in de vochtige grond totdat het witte spinhout vergaan is. Het overblijvende kernhout is soms massief en zwaar, meestal hol door het vermolmen van het hart. De kleur is gewoonlijk die van geronnen bloed, stukken met vergaan hart zijn echter meestal lichter getint en soms vindt men er die steenrood zijn. Deze knuppels worden door geheel Indi vervoerd om tot reukwerk te dienen. De Chinezen voeren het uit naar hun vaderland om in de tempels te branden.
De Maleise naam is boelangan en kajoe laka.
Dalbergia sissoo Roxb. (de Javaanse naam sono sisso) is de sissoo boom, -wood, een boom van 25m. Is beschreven in 1820.
Die levert in India een van de beste timmerhoutsoorten als elasticiteit en duurzaamheid zijn vereist. Experimenten in Egypte hebben bewezen dat het gewas een behoorlijke droogte kan weerstaan. Het hout wordt net zo gewaardeerd als de vorige.
Shisham sissoo, sisu, Indian rosewood. Ostindisches Rosenholz. Is na teak het beste timmerhout van India.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl