Elodea
Over Elodea
Waterpest, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Dit geslacht omvat waarschijnlijk een 12 soorten.
De planten zweven in het water en zijn snelle groeiers.
De middelste en bovenstaande bladen staan in kransen van 3, 4 of 6. De bladen zijn eirond tot lancetvormig en hebben een heel fijn getande bladrand.
De alleenstaande mannelijke bloemen bevinden zich aan het wateroppervlak. De planten zijn echter tweehuizig en hier zijn van beide soorten alleen vrouwelijke exemplaren bekend. In Japan is echter alleen de mannelijke vorm bekend van smalle waterpest.
Hydrocharitaceae, waterkaardefamilie.
1 soort is algemeen bekend, ook de smalle waterpest, Elodea nuttallii komt hier voor die rond 1939 ontsnapt is.
Elodea canadensis, Michx. (uit Canada)
Waterpest heeft lange en dunne stengels met dunne blaadjes, 3-4 staan in een krans, die sterk vertakt zijn. De lengte van de stengeltjes is afhankelijk van de waterdiepte. Het vormt een dikke en in elkaar gegroeide massa en zo zwaar, dat als een plant afgesneden wordt, het niet omhoog gaat als andere waterplanten, maar zinkt. Elk stuk wortelt weer en groeit zo verder.
Een groenblijvende en tweehuizige onderwaterplant. De vermeerdering gaat hier ongeslachtelijk, maar kan in zijn geboortegrond ook via zaad. De bloem wordt ook in zijn vaderland maar zelden gezien. Gewoonlijk breekt de bloem onder water open en rijst naar de oppervlakte waar het zich opent en zijn pollen uitzaait. De vrucht rijpt verder onder water. De zaden stijgen weer naar boven en verspreiden zich via het wateroppervlak.
Een andere vermeerdering is via de winterknoppen die het in de herfst maakt. Dit zijn naar verhouding zware knoppen die op de bodem terechtkomen en in het voorjaar weer beginnen te groeien.
Groeit vooral goed in kalkrijk water. In Europa is alleen de vrouwelijke vorm ingevoerd, gelukkig maar want ongeslachtelijk vermeerdert het zich al vlot genoeg.
Naam, etymologie.
Elodea is afgeleid van het Griekse elodes: moeras, de groeiplaats van de soorten. (Helodea)
Oorspronkelijk is het plantje afkomstig van Canada tot aan de zuidelijke Staten, westelijk meest tot aan de Mississippi. Daar wordt het waterweed, ditch-moss of water-thyme genoemd. Het is onze waterpest, watermos of water-thym, in Duits Kanadische Wasserpest, Wasserquendel: waterthijm, het Engels heeft ook een verbinding met tijm, water-thyme en canadian pondweed, naar de jonge twijgen die bekleed zijn met fijne bladeren, Babington ‘s curse, choke pond weed of little snake weed.
Waterpest.
De eerste beschrijving van Elodea in N. Amerika was in 1745 in Le Folklore Botanique De Caughnawaga wat geschreven was door Jacques Rousseau.
De plant werd voor het eerst gesignaleerd in County Down in 1836, Schotland, waar het zich enorm snel vermeerderde, maar waar men het ook weer graag kwijt wou. In Ierland kwam deze indringer ook in 1836. In Schotland ontdekte Dr. George Johnston of Berwick het op 3 augustus 1842 in het meer van Dunse Castle in Berwickshire. De aandacht van verschillende wetenschappelijke mensen was erop gevestigd, maar verscheidene jaren werd er niets meer van gehoord. In 1841 werd het gesignaleerd door Miss Kirby in de reservoirs bij het kanaal bij Market Harborough, Leicertershire, Engeland, verstikte daar al spoedig de kanalen en waterwegen. Vissen was onmogelijk. De Tweed zat er vol mee, gelijk kwam het in de Lene. Men verhaalt dat de rivieren, waar deze plant groeide, wel 30 cm hoger waren dan vroeger. Dat kwam doordat het de afvoer hinderde en het water niet weg kon. In 1849 zag men het in Derbyshire en Staffordshire waar het kleine en groene weiden op het water vormde. In 1850 maakte het de Rugby in Warwickshire groen. Het volgende jaar was het in de Cam bij Cambridge en hoopte zo op dat de trekschepen die erdoor moesten extra paarden mee wilden. De leerlingen van de school konden door de massa niet roeien, ze konden niet om draaien en zouden zelfs het gevaar lopen om te slaan. De beste zwemmer raakte erin verstrikt. Baders vonden het om hun enkels en er zouden zelfs dodelijke ongelukken mee gebeurd zijn. Dan kwam het te Ely waar het veel schade veroorzaakte bij de spoorlijn. Vooral in 1852 en 1853 was het een ramp, gelukkig nam de massa daarna in betekenis af.
In 1858 was deze duivelse plant dik bezaaid in de Thames en blokkeerde hier en daar de vaarweg. Het bereikte zijn maximum in 1866 en 1874, dan begon het minder te worden.
In de Cam zou het uitgezet zijn om de groei te zien. De plaats werd gemarkeerd door een stok. Dan kon je het zo weer weghalen, maar van daaruit groeide het ontzettend snel en bedekte binnen een jaar de stok en kon het niet in de hand gehouden worden. Zo was dat ook in Schotland het geval waar een kruidkundige meende dit te moeten laten zien en de plant naar een water bracht. De eigenaar heeft hem zelfs met het gerecht bedreigd. Dus zijn alle planten in Engeland waarschijnlijk afkomstig van 1 stukje plant die mogelijk als proef of waarneming ergens is geplant. Op vele plaatsen is het nu verdwenen en men zegt dat zwanen het eten en dit veroorzaken, mogelijk hebben die dieren het ook meegenomen.
Tegen 1850 kwam de plant in de handen van een kruidkundige uit Utrecht, die ging het herbaliseren en wierp hier en daar stukjes ervan in het water om te zien of het hier ook zo wilde groeien. Na 2 jaar waren de singels er vol van en viste men karrenvrachten op zodat het voor heel wat ellende en kosten gezorgd heeft.
Dit was nog niet genoeg, leerlingen van de voormalige landbouwschool te Haren brachten deze plant naar de sloten van Groningen, reden waarom het ook wel studentenroet genoemd werd.
Vanuit botanische tuinen kwam ze ook verder in Europa. 1859 werd ze in Berlijn gezien of uitgezet. Van daaruit verspreidde ze zich in 20 jaar over geheel Midden-Europa. In 1880 was de Bodensee er zo mee vervuld dat de scheepvaart onmogelijk werd en met lage waterstand verpestte de rottende planten de omgeving met een vuile stank.
Gebruik.
Het is een voedsel voor watervogels en biedt het visbroed bescherming. Het wordt gebruikt als een veevoer, varkensvoer en meststof. Heel belangrijk is dat deze plant het water zuiver houdt en produceert enorm veel zuurstof, wat te zien is in helder water dan stijgen er zuurstofbelletjes van de plant op.
Uit www.tuincentrumsoontiens.nl
Elodea nuttallii Planch. (Thomas Nuttall, Engelse botanicus, 1786-1859) heeft gewoonlijk smallere bladeren, kleiner dan 2mm. Die is later ontsnapt uit aquaria. De eerste waarneming dateert in België van 1939 en in Nederland van 1941. na 1970 werd ze op veel plaatsen gezien en is in opmars.
Smalle waterpest, Duitse Schmalblattrige Wasserpest, Nutalls Wasserpest.
Elodea callitrichoides Casp. (Callitriche-achtig) Komt uit Z. Amerika.
Sterrenkrooswaterpest. Argentinische Wasserpest.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl