Rosmarinus

Over Rosmarinus

Rozemarijn, bruidskrans, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit Flora de Filipinas.

Een geslacht van stevige en altijdgroene struik met aromatische bladeren.

Bloemkroon is duidelijk 2lippig, bovenlip vlak en 2spletig, onderlip met grote gekartelde middenslip, kelk 1lippig met 2 meeldraden.

Wintergroene planten met gaafrandige bladen, bloemen meestal blauw in okselstandige bloeiwijze op het eind van de twijgen.

2 soorten komen er voor in dit geslacht, de ene groeit in het M. Zeegebied. De ander is Rosmarinus eriocalyx, Jord. (wollige bloembodem) inlands in N. W. Afrika en Z. Spanje. Die heeft smallere bladeren, 5-15mm lang en minder dan 2mm breed, dicht behaarde stengel. Groeit ook lager, onder 25cm, nooit tot een meter.

Lamiaceae, lipbloemige, Monarda klasse.

Rosmarinus officinalis, L. (geneeskrachtig) Is een sterk opgaand geurig kruid die tot kniehoogte bekleed zijn met naaldachtige bladen die donker groen zijn en aan de onderkant grijsachtig. Naalden die jaren kunnen hangen en 1.5-3cm lang zijn, 2-4mm breed met omgekrulde rand.

De rozemarijn heeft grijs behaarde stijve stengels.

In het voorjaar verschijnen kleine en bleekblauwe bloemen als purper witte orchideetjes in sierlijke aren, bloemen 1cm in diameter, kelk iets paars en ongeveer even lang als de kroonbuis.

Het is geen struik voor de 1ste prijs, hoewel de lage tonen van grijs groen blad combineren met de zachte bloemkleur.

De plant is hier niet geheel winterhard.

Wordt 80-150m hoog. Is beschreven in 1548.

Uit Z. Europa en Klein Azië. Er zijn vele cultivars.

‘Albiflorus’ heeft witte bloemen, ‘Lady in White’.

Prostratus’ is een kruipende vorm.

Var. angustifolia (smalle bladeren) blijft iets lager dan het type, twijgen zijn kort en opstaand, bladeren zijn kleiner en 1-2mm breed, dofgroen. Hiertoe behoort de vorm;

Beneden Blue’ met smallere bladeren en donkerblauwe bloemen. Is uit Corsica ingevoerd oor C. Ingram, Esq, te Benenden, Engeland.

Er zijn liggende tot kruipende, met bredere bladeren met buigzame takken en wijd uitstaande twijgen en meer stijve en recht opgaande twijgen met meer opgerichte bladeren en iets grotere bloemen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Zowel de Hoogduitsers als de Neder-Duitsers hebben dit kruid Rosmarein en Rosmarijn genoemd naar de Latijnse naam, in het Grieks heet het Libanotis stephanomatice, in het Latijn Rosmarinum coronarium, welke toenamen coronarium of stephanomatice nergens toe dienen dan tot onderscheid van de andere soorten van Libanotides met kransachtige breed en wijdt uitgespreide, doch veel bijeen staande bloemen. Dan in Italië geven ze die een toenaam te weten rosmarina coronario, in Spanje romero, in Bohemen rosmarijn en in Engeland rosemary’.

Rosmarinus is afkomstig uit de kalkkusten van het M. Zeegebied, de Dalmatische eilanden, Lesina, Lisse en Solta. Vandaar zijn naam Rosmarinus, de naam werd in tweeën geschreven, Latijnse ros: dauw, en marinus: de zee, naar zijn standplaats. Rosmarinus betekent de dauw van de zee, het plantje groeit in de buurt van de zeebries en de zeeman, als hij de zuidelijke kusten aandoet, wordt begroet door zijn geurende adem. Bij Ovidius ook rosmaris en bij Columella marinus ros.

Plinius II.17 “Gestatio buxo aut rore marino ubi deficit buxus, ambitur: nam buxus, qua parte defenditur tectis, abunde viret; aperto coelo apertoque vento et quamquam longinqua aspergine maris inarescit”.

De geurende rose-marin is zelfs een bekende vrouwennaam, Rosemari en zelfs is het mogelijk dat de naam Martin hiervan afgeleid is.

Het woord rosmarin zou afstammen van het Griekse rops myrinos waarvan het eerste gedeelte een nederige struik betekent. Het tweede deel heeft zijn herkomst van myron: balsem, of van myrrha: sap van Arabische myrt. Uit myrinos kan zo Marinus gemaakt worden dat in een andere vorm als Marinos voorkomt. De Romeinen namen dit met kleine verschillen over als rosmarinus, dat nu eigenlijk niet anders betekent dan een sterk ruikend kruid.

Rozemarijn, verschijnt als Rosmarin in Nürnberg, 1482 en als Rosenma­rin in Augsburg in 1486, Rossmarin bij Bock, Rosmarie, Rosamarie, Roasliemarie. Ongeveer gelijktijdig verschijnt het woord onder nabij liggende afleidingen in buurtspraken zoals in Nederlands in 1500 als rosen marij, arbor marie of ros marin. Het Engelse rosemary is ontleend aan oud-Frans rosmarie, nu rosmarin, Italiaans rosmarino, Spaans romero, Arabisch cachota.

(b) Het struikje wordt Roos van Maria genoemd omdat die op haar vlucht naar Egypte haar blauwe mantel had laten liggen op de tot dan toe wit bloeiende struik en hierna bleef het blauw. Dat vanwege de naam overeenkomt, roos en marie.

(c) In Z. Duitsland heet het ook Altweiberschmeckets omdat oude vrouwen een droge twijg in hun gebedenboek leggen om zich met de geur wakker te houden als in de kerk moeheid over hen komt. Ook Hochzeitsmaie, zie onder en Schossstock.

(d) Engels old man, zie Artemisia.

Gebruik.

De dunne naaldachtige bladeren onderscheiden zich in zacht groen en strekken zich uit boven de nederige kruiden. De geur van de fijne blade­ren herinnert ons aan wierook, het was het kruid waarmee de kerk geurde op huwelijksdagen. Zijn essence is vaak ge­bruikt in plaats van oriëntaals mirre.

De Latijnen hielden van heilige dingen om hun dagelijkse leven op te vrolijken. Zij maakten de rozemarijn tot een wereldlijk kruid door het te associëren met tijm en een snufje bieslook. Zo is het werkelijk een delicieus en zeer ongewoon kruid in een marinade voor lamsvlees, in de paasgaven. Bekend als een geurende toevoeging bij een stamppot. Zijn fijne altijdgroene bladen werden gebruikt als een populaire versiering voor het eten op de tafels en met Kerst.

Niet zo bekend is het feit dat de stengels van de plant, als die dik en lang gegroeid zijn langs een muur, gebruikt worden om die prachtige luiten te maken die in zo veel muziek van de Elizabeth tijden gebruikt werden. Lepels vervaardigd van dit hout maken dat alle eten goed smaakt. Kammen van dit hout laten het haar groeien.

Het innerlijk maar weinig gebruikte rozemarijn dient voor de bereiding van een afkooksel, 2 tot 3 gram op een achtste liter water, dat als versterkend maagmiddel bij verteringsproblemen en ook bij oprispen gebruikt wordt. alleen of met ander water drijvende middelen als jeneverbes of maggi werd het soms door het volk gebruikt bij waterzucht. De uit de bladeren gewonnen olie werd innerlijk in dosis van 2 tot 3 druppels en suiker tweemaal daags ingenomen. Uiterlijk werd het in wijngeest opgelost, 1 op 100, als zenuw versterkende inwrijvingen bij reuma en bij kinderen met zwakke leden. Met vet, talk, was en muskaatboter en jeneverbesolie gesmolten levert het de rozemarijnzalf. Kneipp beveelt rozemarijnthee aan tegen maag en leverziektes, waterzucht en ook bij versterkende baden.

De zon claimt aandelen in dit kruid, het staat onder het teken van de Ram.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311) ‘Met brandewijn maakt men daar een geest van die het bekende l’eau de la reine de Hongarije is, die is goed om in hersenziekten en flauwten opgesnoven te worden waardoor ook de tandpijn en verstopping in de neus over gaat. Als het in het oor gedruppeld wordt, verdrijft het de hardhorigheid, ruisen in het oor en oorpijn. Het aanzicht daar mee gewassen verdrijft de vurigheid.

Dit kruid is zeer geschikt om allerhande verouderde en langdurende vloeden van de baarmoeder te stelpen en alle bloedgangen op te laten houden.

Het is ook goed en vooral de bloemen om alle gebreken van het hoofd en van de hersens te genezen die van koude en vochtigheid veroorzaakt zijn want deze bloemen zijn krachtig om de hersens te verdrogen en maken het verstand en de zinnen scherp en versterken het denken of memorie, dat is ze beletten de vergeetachtigheid. Ze zijn ook zeer nuttig om alle zenuwachtige delen van het lichaam te versterken en die van alle overvloedigheid te ontlasten.

Het zaad te drinken gegeven met wijn of ander nat geneest de buikpijn en is goed tegen vergif, laat plassen en laat de vrouwen hun maandstonden krijgen en is bijzonder goed tegen de vallende ziekte en tegen de oude gebreken van de borst.

Sommige eten de bloemen met de naaste bladeren van rozemarijn elke morgen nuchter met brood en met zout zolang als hij bloeit wat hun gezicht wonderbaarlijk zeer verscherpt.

Om een goede adem te krijgen zal men de rozemarijn dikwijls kauwen.

De rook van gebrande rozemarijn bewaart de huizen van de pest en zuivert de lucht.

Balsem van rozemarijn is zeer goed om het gezicht te verhelderen en om de huid te reinigen en glad of schoon en blinkend te maken. De rozemarijn kan door zijn reuk de mens die in zwijm gevallen is tot zichzelf laten komen.

De stekjes of houtachtige steeltjes van rozemarijn worden gebruikt om de tanden er mee schoon te maken. De as zelf die van deze takjes gebrand wordt maakt de tanden vast en schoon als ze daarmee gewreven worden. De kolen van deze rozemarijnstekjes gebrand worden niet alleen van de schilders gebruikt, maar sommige wrijven hun tanden daarmee om die wit en rein te maken wat sommige jonge dochters met grote blijdschap waar gevonden hebben dat het de geelheid van hun tanden daarmee eensdeels weg neemt.

Om de stonden te krijgen en om te ontvangen was je je omtrent de schaamstreek met een spons in water waar rozemarijn met melisse in gekookt is, Serapio’.

Teelt.

Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Men zal de rozemarijn best van kleine struikjes verplanten want als het gezaaid wordt plag het traag te aarden en kan hier te lande de koude niet goed overwinnen. Sommige begieten hem met zoete melk of met wei of met enig ander nat en andere dragen er noch veel meer zorg voor. Dan het beste is dat men hem steekt in aarde die eerder droog dan vochtig is en niet te vet of te zeer bemest en dat men hem in de winter bedekt of in lauwe plaatsen zet. In sommige landen plegen de hoveniers de rozemarijn in jonge jeneverboompjes te enten want ze geloven dat het zo beter en fraaier groeit dan als het niet geënt was. In hete landen mag men hagen van rozemarijn maken wat in koude landen tevergeefs zou wezen. In Italië zet men het aan de muren van de hoven en aan de kanten van de priëlen. De takjes moeten wat gekrakt worden eer men die plant’.

Historie.

(411) ‘Het behoort tot de aromatisch planten wiens cultuur tegenwoordig groter is dan de medicinale. Ook in de uitgaande middeleeuwen schijnt ze als eerste als sierplant gebruikt te zijn en minder als geneesplant want Brunfels zegt dat ze in zijn tijd meer voor wellust en sier gebruikt wordt

Het is een plant van de M. Zee zodat men aanneemt dat het bij de Romeinen en Grieken een bekend gewas geweest is. Maar dat lijkt niet zo te zijn. Prosper Alpinus, een botanische arts uit de 16de eeuw, zou twijgen ervan bij een oude Egyptische mummie gezien hebben waaruit volgt dat die haar in de dodencultus gebruikt hebben en waar het nog zo gebruikt wordt. Theophrastus vermeldt haar niet. Dioscorides spreekt van een libanotis, (ook als naam voor zekere aromatische planten zoals Ferula communis) die door de Romeinen rosmarinos genoemd en door de kransbinders gebruikt werd, dus zonder twijfel onze plant. Terwijl hij bij de meeste andere planten niet spaarzaam is weet hij van deze plant niet te berichten dan dat het een verwarmende kracht heeft die de geelzucht geneest en bij krachtige zalven gevoegd wordt. In de Herbarius van de Pseudo-Apulejus werd de Herba rosmarinum weer vele genezende krachten toegeschreven. In de Gart der Gesundheit van 1485 staat ze onder de naam anchos vel rosmarinus die Mesue, Serapio, Galenus en Dioscorides aanhaalt voor de vele werkingen. Nog meer verschijnt het in de in 1675 uitgegeven werkje Rosmarin-Buchlein waarin 200 kuren en artsenijmiddelen beschreven staan

In de als Geoponica genoemde verzameling van Cassianus Bassus wordt verhaald van de jongeling Libanon (zie de Griekse naam voor wierook) Hij was een gelovige jonge man die zijn tijd in de tempels doorbracht en de aardse genoegens geheel vergat. De andere jongelieden uit zijn dorp konden dit niet goed verdragen en maakten het hem op allerlei manieren lastig. De goden veranderden Libanotis in een struik die naar hem door de Grieken Dendrolibanon (dendron: boom, libanos: wierook) werd genoemd. De geur van de plant stijgt, evenals de ziel van de jongeling, ten hemel. Incensier is een oude Franse naam voor de struik, incense: wierook die de goden vroom vereerde en door De Goden verheugden zich zeer toen men ze daaruit een krans als uit goud opzette. Dendrolibanon is nog de naam van de plant in Griekenland, dezelfde naam draagt ook Inula graveolens,

(88, (1932) Het is mogelijk dat de Romeinen het naar Duitsland gebracht hebben, maar hier is geen bewijs voor. Waarschijnlijk kwam het in de eerste eeuwen na Chr. door de monniken over de Alpen. In Capitulare de villis werd aanbouw van een rosmarinum genoemde plant aanbevolen, ook in het Klooster van St. Gallen is een rosmarino een plaats gegeven.

Merkwaardig genoeg is het plantje afwezig in middeleeuwse glossaria (in de synoniemensleutel van middeleeuwse Latijnse en Duitse Glossaria voert H. Fischer toch de uit de middeleeuwen ontstaande betekenis Libanotis op: wierookkruid) ook werd het niet door de H. Hildegard en Albertus Magnus opgevoerd, een teken dat dit gewas in late middeleeuwen van weinig of geen belang is geweest in de Duitse tuinen. Waarschijnlijk zit dit hem in de moeilijke cultivatie van deze planten aan deze kant van de Alpen. Arnoldus Villanovus haalde als eerste er een vluchtige olie uit, volgens Rosengarten was dit Raymundus Lullus in 1330.

Eerst in de Hortus sanitatis, 1485, werd de naam anthos vel rosmarinus genoemd. De plant moet in die tijd als kruid en specerij bij spijzen zeer geliefd zijn geweest want Hiëronymus Tragus noemt in de 16de eeuw: “Gehort in unserm land auch inn die Kuchen und keller, darumb das alle Kost Speib und trank mit Robmarein bereit, lieblich wol smecken”.

Brunfels en Matthiolus verhalen een groot aantal medische werkingen wat zeer vreemd is omdat het bij de ouden zo spaarzaam beschreven wordt. Brunfels zegt dat ze het geheugen sterkt, zie Shakespeare. Beschermt tegen pest, brengt de spraak terug, haalt de wormen uit de benen, maakt jong geschapen, herstelt die oud zijn als men het alle dagen drinkt, een teriakel voor alle gif, stopt de ogenvloed etc. In Engeland werd het waarschijnlijk al voor de verovering door de Normandiërs gekweekt, in de elfde eeuw al als geneeskruid aanbevolen. In de dagen van Elisabeth groeide het over de muren van Hampton Court.

De rosmarijn was eens zo overvloedig in de Languedoc dat de inwoners het hout gebruikten als haardvuur. Vandaar uit zou het door monniken Engeland zijn binnengebracht en door hen verspreid over het land.

In de 17de eeuw werd het gebruikt als een wierook in rechtszalen om de rechter te beschermen tegen ziekten en gevangeniskoorts.

Uit F. Vietz.

Verjongingsmiddel.

Rosmarijn zou schoonheid verlenen. Het levert het aqua Reginae Hungariae dat door koningin Elisabeth van Hongarije, moeder van Ludwig de Grote, als eerste gebruikt zou zijn.

De Hongaarse koningin Isabella gebruikte het als verjongingsmiddel, waar de rozemarijn zijn faam aan te danken heeft. Ze gebruikte een likeur waarin dit kruid verwerkt was. Zij had namelijk voor haar reumatiek een drankje gekregen van in brandewijn gedestilleerde rozemarijn­takjes waaraan ook nog wat lavendel en marjolein aan was toege­voegd. Ze had het recept va n een engel gekregen. Dit geldt nu als middel tegen reuma maar ook om het vuur bij oude dames en onmachtige heren aan te wakkeren. Met dit drankje kreeg ze de koning van Polen aan de haak. De kracht van dit kruid komt tot uiting als we weten dat de koningin al 72 jaar oud was en de koning pas 20. Rozemarijn werkt opmonterend en laat het bloed sneller stromen. De beste werking schrijven de Sicilianen de plant toe waar de rozemarijn zelfs de doden tot leven kan wekken.

C” e la rosmarina all” ortu

Ca fa risuscitari all” omu mortu

“In de tuin is het de rozemarijn.

Die de dode mensen opnieuw laat opbloeien”.

Folklore.

Een kussen gevuld met rosmarijn zou behoeden tegen hoofdpijn. Het werd gebruikt als talisman. Magdalena vond de rozemarijn aan de voet van het kruis toen men er Christus afnam. Anderen beweren dat ze die vond naast het lege graf van Christus, in de morgen van de verrijzenis. Ze plukte het welriekende heestertje dat sindsdien de naam van Kruismirte heeft. Volgens de mythen groeit het niet hoger dan een man en wordt niet ouder dan Christus, 33 jaar, dan groeit het alleen in de breedte.

Die bloeit op de passiedag omdat Maria er het linnen en het kleed van Jezus op spreidde. Daarom ruikt ze zo zoet en brengt heil over de familie die er hun huis mee versieren gedurende ‘la noche buena’ de goede nacht, Kerstnacht.

Zekere planten bloeien met kerst en in Engeland meent men dat dit ook de rozemarijn doet. Daaraan herinnert een spreuk in Duitsland dat in de kerstnacht om 12 uur alle water wijn is en alle bomen rozemarijn.

Doodsplant.

De plant verschijnt als huwelijkssymbool van de liefde en als doodsplant. Als doodsplant gold dat bij de dood van een persoon een struik afsterft, de plant mag dan ook niet door een zieke aangeraakt worden anders sterft de plant af. Duitse boeren droegen bij begrafenis rosmarijntwijgen in de handen. Het is een Zwitsers volksgeloof dat rozemarijn met de huisva­der sterft. Waarschijnlijk is dit gebruik omdat de plant langer fris en groen blijft dan enig ander kruid. Of omdat deze aromatische plant de boze geesten die de hoofdmomenten van het menselijk leven beïnvloeden, geboorte, huwelijk, dood, bijzonder gevaarlijk zijn en beïnvloed kunnen worden. Als doodsplant was het naar Virgilius gebruik om op de plaatsen waar de lichamen verbrand werden rozemarijn en olijventwijgen te strooien. Nog is in Silezië de rozemarijn ‘una pianta funebre par eccelenza. Mogelijk is het ook omdat bij begrafenissen dat ze in pesttijden de verspreiding verhinderde. In sommige gebieden werd ze op de kist van een jonge man of maagd gelegd, bij anderen was ze algemeen. Een lied zingt; Ich habe die Nacht getraumet Wohl einen schweren Traum, Es wuchs in meinem Garten Ein Rosmarienbaum, een ander te Baden, Rosmrei, Rosmrei, Gebt mer in mei(n) Sarg enei(n) Gebt mer in mein(ne) kalte Hand Wann’s ze End!

De landmensen gebruiken het als sier bij begrafenissen. Het is een gebruik dat nog lang in Engeland bewaard is gebleven. Samen met Taxus werd de rozemarijn over de kist gestrooid en beplantte men de graven met deze struikjes. De naaste vrouwelijke relatie van de dode strooide nog verscheidene weken takjes over het graf. In Z. Wales was het een gebruik, voor diegenen die bij de uitvaart aanwezig waren, om een tak rozemarijn op de kist te werpen. Vanwege deze treurige gebruiken gold het kruid vroeger als ongeluksbrenger. Ze heeft een plaats, naast het viooltje, op het graf.

“Dry up your tears and stick your rosemary. On this fair corse”, zei de oude Capulet in Romeo en Julia als hij vertwijfeld bij het vermeende lijk van Julia staat, met een rozemarijntwijg werd wijwater gesproeid over het lijk. Zelfs werd een rozemarijn in de hand meegegeven zodat de ziel eeuwige rust zou krijgen en werden twijgen in het geopende graf gegooid. Rozemarijn is voor herinnering zegt Ophelia.

“There’s rosemary for you, that’s for remembrance. I pray you, love, remember”.

Ze werden op het graf gelegd, een herinnering. Men gaf de doden een krans “omdat ze de strijd met leven geëindigd hadden” .

“Rosemary is for remembrance between us day and night.

Wishing that I might always have

You present in my sight

And when I cannot have

As I have said before

Then Cupid with his deadly dart

Doth wound my heart full sore’.

The Winters Tale:

“For you there’s rosemary and rue, these keep

Seeming and savour all the winter long;

Grace and remembrance be to you both”.

In het Engels werd het dan ook wel herb of memory genoemd. Dit waarschijnlijk als een herinnering aan de doden vanwege zijn gebruik. Later werd het een kruid van memory.

De geur van bloem en blad heeft hetzelfde effect als goede muziek. Elk jaar loopt de bevolking van Stratford on Avon op 23 april, St. Georg Day, dit is ook de geboortedag van Shakespeare, in processie door de stad. De mensen dragen een twijgje rozemarijn en leggen die op zijn graf.

Rosmarinus, associëren we met vertrouwen en herinnering, Remembrance.

Remembrance.

Gerard: “De Arabieren en andere geneesmeesters bevestigen dat rozemarijn de hersens, het geheugen, de memorie, het binnenste gevoel en de spraak herstelt. Matthiola; ‘Rozemarijn versterkt de hersens en allerlei geesten, is behulpzaam tegen alle koude vloeden en gebreken der hersen en de leden als daar is de vallende zware ziekte, slaapziekte, slag, verlamming trillen en ongevoeligheid’.

Het zou eens de hersenen gesterkt en het geheugen opgefrist hebben. De geur zou de geest verlevendigen en hetzelfde effect hebben als vlugzout. “It helpeth the brain, strengtheneth the memorie, and is very medicinable for the head”. Griekse studenten vlochten takjes ervan in hun haar als ze examen moesten doen. Voor versterking van hoofd en hart brandden de apothekers van de 18de eeuw een geneeskrachtig water uit de hele plant. Vondel in zijn “Bespiegelingen’:

‘Saffraan verheugt den geest, de Roosmarijn versterkt

Geheugen en brein, dat als voorhene werkt’.

Onze voorvaderen gebruikten het als kracht gevend middel bij geestelijke studies. Een andere goede kwaliteit van rozemarijn is dat het goed is voor het hart. Laat de rosmarijn, de bloem van mensheid, de wijsheid bevorderen, liefde en vriendschap, draag het, niet alleen in je hand, maar in je hart en hoofd. Symbool voor opwekking, je aanwezigheid verbetert me.

Als een meisje nieuwsgierig is naar haar toekomst kan ze informatie krijgen door een takje rozemarijn te dippen in een mix van wijn, rum jenever, azijn en water in een glas. Ze doet die rite op de avond van St. Magdalena in een bovenkamer in gezelschap van twee oudere meisjes die elk niet ouder dan 20 moeten zijn. Heeft ze de twijg in haar boezem en drie slokken van de tonic genomen gaan ze alle drie in hetzelfde bed rusten zonder te spreken. De droom die dan volgt zal voorzeggend zijn.

Kerst.

Op de oude Engelse kerstavonden waar father Christmas en zijn helpers aanwezig waren werden de Nieuwjaar giften uitgedeeld door een man die een blauwe jas aan had en in zijn handen een twijg rosemary hield. Het zwijnen- of everhoofd van toen, de beroemde dis die de plaats innam van de kalkoen nu, was omhangen met laurier en rosemary. De zilveren bladen van deze struik waren gemengd met de glanzende bladen van de hulst en het geelgroen van de mistletoe en ook waren in die tijd de huizen bedekt met groen. Zo waren ook de kerken in verschillende tijden van het jaar versierd. Later werden deze planten vervangen door Buxus en andere planten als er andere feesten en meerdere heiligen verschenen.

De Germanen wijdden deze plant aan Holla en vooral aan Frey, in Duits Fro. De yulever, het beest van Frey, was dan ook vooral met rosmarijn versierd en in de Kerstnacht is alle water wijn, alle bomen rosmarijn. De rosmarijn verscheen bij alle cultushandelingen van de god. Gekroond met laurier en rozemarijn werd de kop van het dier met veel ceremonie in de eetzaal gebracht.

Pericles IV, 6,160: ‘met rosmarijn en laurier eromheen’. Een gewoonte die men lang in eren hield zoals blijkt uit de volgende regels van Queens College deun te Oxford:

“Caput Apri defero

Reddens laudes Domino

‘Den zwijnskop draag ik in mijn handen

Met rozemarijn en groen guirlanden

Nu moet gij zingen allemaal

Qui estis in convivio” .

De vader legde zijn hand op de gewijde schotel die ‘het zwijn der verzoening’ heette, en bezwoer dat hij zijn familie trouw zou zijn en al zijn verplichtingen zou nakomen. Een voorbeeld dat door allen werd nagevolgd van de hoogste tot de laagste. De schotel mocht slechts aangesneden worden door een man van onbevlekte naam en beproefde moed, want de zwijnskop was een gewijd zinnebeeld dat, zo dacht men, elk met vrees vervulde. Om die reden werd dikwijls een zwijnskop gebruikt als versiering voor de helmen van de Noorse koningen en helden wiens dapperheid buiten twijfel was.

Het was een gebruik om op offers een twijg te leggen om daarmee de god te verzoenen en niet zelden smukten de offeranden zich met rosmarijn om de god te behagen. Onze oude voorvaders wijdden de plant aan Fro, de god van liefde, huwe­lijk, vruchtbaarheid en vrede. Hieraan herinneren nog vele gebruiken.

Als een kind ter doop werd gebracht omkransten men de borst met rosmarijn en werd de doopvont ermee omkranst. Ging de bruid naar het altaar droeg ze vaak, in plaats van de veel gebruikte mirt, een rozemarijn in haar haar. De huwelijksgasten versierden zich ook daarmee en op het maal ontbrak de plant ook niet.

Levensroede.

De rosmarijn verschijnt ook als levensroede waar het met kerst gebruikt werd bij het pfeffern, het inpeperen. Dit was een gebruik waarmee de jongens met een rosmarijntwijg naar de meisjes gingen om die te met vochtige takken te besprenkelen, te ‘strelen’. Dit “begieten” is een symbolische vorm van vruchtbaar makende regen die in de komende tijd de velden vruchtbaar maakt en rijke oogst geeft. In andere landen komt dit vruchtbaarheidssymbool tot uitdrukking doordat kleine kinderen uit rosmarijnstruiken gehaald worden.

Ook als noodlotsboom waarmee de ganse familie verbonden is, speelt ze een rol. Als een meisje een stek van haar plant aftrekt en de stek weggeeft betekent het ongeluk of haar geliefde verlaat haar. Een vrouw vertelde dat in de oorlog van 1870/71 een meisje omdat ze een stuk van de rozemarijn afgetrokken had haar geliefde op het slachtveld gevallen is.

Bruidskrans.

Bij de Romeinen was het als ros maris hoog geschat en zijn gebruikt plantte zich later naar het Avondland over en was daar het symbool van trouw. Later droegen riddervrouwen de rosmarijntwijgen als teken van trouw. Bruidsmeisjes gaven de bruidegom een bosje rozemarijn om hem eraan te herinneren dat hij trouw moest blijven. In zijn kleren werd een takje ingenaaid zodat haar geliefde haar niet zou verlaten. De rozemarijn zou ook een onderdeel zijn van een liefdesdrank. De Engelse volksnaam old man zal waarschijnlijk op zijn seksuele stimulans zinspelen.

Bovenal associëren we rozemarijn met vertrouwen en herinnering. Een klein bosje van de plant, samengebonden met gouden zijde of kant, lace dat bekend is als bride-lace, werd aan de bruidegom gegeven op zijn trouwdag, dit door de vrienden van de bruid bij een trouwfeest in de tijd van Elizabeth. Een ballade van 1543 verhaalt een trouwdag waarbij “there was fair bride-cup of silver gilt carried before her wherein was a goodly branch of rosemary.... hung about with silken ribbons of all colours’. Anna van Kleef droeg een krans van rozemarijn toen ze met Hendrik VIII trouwde.

De bruidskrans was een erekrans voor de jonge bruid. Weduwen en bruiden die al moeder waren of notorisch onzondig leefden werden deze smuk geweigerd. Gehuwde vrouwen werden na 25 jaar huwelijk op de huwelijksdag met een zilveren en na 50 jaar met een gouden bruidskrans blij gemaakt.

Vorstelijke bruiden droegen in Duitsland geen mirtenkransen meer toen de mirt vrij algemeen werd.

In Duitsland werd voor de bruidskrans mirt gebruikt, in het Zwarte Woud meidoorn en in Frankrijk en Engeland oranjebloesems (de witte oranjebomen symboliseren zuiverheid, kuisheid, de vrucht is een symbool van vruchtbaarheid) in Italië en Frans Zwitserland witte rozen, in Spanje rode rozen en anjers, in Litouwen ruit en in Bohemen rozemarijn. In andere landen zag men een krans met gedroogde bloemen of een krans met vele bonte linten of een bruidskroon. De krans of kroon van het bruidspaar werd alleen in Griekse kerk aan het trouwaltaar gebruikt.

Voorbehoedsmiddel.

De bruidskrans was oorspronkelijk een anticonceptioneel middel tegen verhindering van zwangerschap. Hiervoor werden vooral planten gebruikt die etherische oliën bevatten. Het gebruik in volksleven was levendig. Het schijnt dat die olie inwerkt op het uiterst zachte eiwit van het bij de ovulatie lozende ei. Dit gaat enkele weken na de geslachtsdaad over. Om zeker te zijn drinken de meisjes dit soort thee veel in de menstruatie­ tijd. In het normale leven worden deze kruiden weinig als kruid gebruikt omdat ze onvruchtbaar­heid tot gevolg kunnen hebben. Aanplant in oude boerentuinen hebben een ander doel gehad dan om als keukenkruid te dienen.

Dit gebruik schijnt zeer oud en zeer verbreid geweest te zijn. De verwerking van vele kruiden stamt van dit gebruik als peterselie, majoraan, tijm en lavendel. Anderen als rosma­rijn en mirt hebben nog een symbolisch gebruik. De rosmarijn werd door bruidslieden op de borst gedragen. De mirt werd als krans gebruikt. Beide gebruiken zouden symbolisch zeggen dat de bruid op de trouwdag voor de nakomelingen een betrouwbare behoeder gevonden had. Ze heeft het daarom niet meer nodig om in de menstruatietijd rosmarijn- en mirtenthee te drinken.

De op huwelijksdag van de bruid gepluk­te en gebruikte rosmarijn- en mirtenstruiken werden op deze dag afgesneden en uitgetrokken. De bruidsgasten werden met de overbodige takken bestrooid. Het bruidsmeisje dat de takken (bruidskrans) opraapt is gelukkig, ze zal binnenkort trouwen. Met andere woorden, zij kan nu ook een vriend krijgen want ze heeft nu kruiden.

Tot in het begin van deze eeuw bleef dit gebruik in Beieren bewaard. Daar droegen de bruid en bruidegom rosmarijn, de mannen aan rok of hoed, de vrouwen in het haar. De plant bevindt zich ook in alle boerenhoven.

Op enkele plaatsen als in het Reuzengebergte draagt de Druschma, de bruidsvoerder, een lange twijg rosmarijn die met bonte linten versierd is. Zelfs het gebraad, boter en koeken waren op de huwelijkstafel er mee versierd. In Drautales zingt men:

“Bei mein herzlan tiaf drin

Wascht a Zweig Rosmarin

Brich’s nur ab, es ghort dein

Aber treu muest mir sein”.

De rosmarijn wordt hier met trouw verbonden. Normaal is dit vreemd voor een struik, maar met deze achtergrond is het begrijpelijk.

Op vele plaatsen is het gebruik bewaard gebleven dat het meisje de andere meisjes een stekje van de bruidsmirt schonk en dat de bruid zelf de mirt gekweekt moest hebben die ze als sier op de huwelijksdag gebruikte. Ook in het volksgebruik om de mirt aan die vrouwen te verbieden die al een kind hadden is de oorspronkelijke zin van het gebruik bewaard gebleven.

Men kan zich voorstellen de bruid in de loop der tijd nog maagd wilde blijven tot het huwelijk en zo kon de mirt tot symbool van maagdelijkheid worden.

Het gebruik als abortief middel is nog niet geheel verdwenen schrijft Manzell. Als in Maria-Theresiopel de bruid om steriliteit de krijgen met haar laatste menstruatiebloed een glimmende rozemarijntwijg los weekt. De bekende kinderrijm Rosmarin und Thymian Wachst in unsern Garten, Unser Annchen ist die Braut, Kann nicht langer warten etc. geeft een toespeling op zijn eigenschappen. In talrijke Duitse volksliederen komt ze als liefdesplant voor.

Planten.

Planten op zonnige plaatsen, in de winter wat bedekken.

Neem een topstek in juni van een 7 cm, verwijder de onderste bladeren. Neem wel gezonde planten. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

Of zaaien bij 20 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl