Impatiens

Over Impatiens

Balsemien, vlijtig Liesje, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Een familie die uit zachte en succulent stammige een- of meerjarige bestaat. Ze zijn opgaand of klimmend, zelden epifytisch.

2 geslachten en 500 soorten komen voor die allen, met een paar uitzonderingen, behoren tot het geslacht Impatiens.

Hoofdzakelijk groeien ze in de koelere streken van Tropisch en subtropisch Afrika en Azië, Sri Lanka en India. Weinigen zijn er in Amerika en Europa.

De familie is nauw verwant met de Geraniaceae, waarmee het vroeger was verenigd.

Balsaminaceae, Balsemien familie.

Uit L. Van Houtte.

Impatiens.

Vaak hebben ze vleesachtige stengels en eenvoudige bladeren, meestal staan die afwisselend en soms tegenovergesteld, de bovenste vaak in kransen.

Bloemen zijn okselstandig en aanwezig in vele kleuren.

Deze planten verspreiden een aparte en zoete geur. Aan de plant, vooral bij het begin van de bladvoet, bevinden zich klieren. Dit zijn extra bloemnectaries die zich op het blad van sommige soorten bevinden. Die klieren trekken mieren aan zodat die de mieren niet tot de bloemklieren aangetrokken worden die voor de bestuivers zijn.

Een geslacht van een 900-1000 soorten in het N. Halfrond en tropen.

Sommige soorten geven bloemen in de zomer tot de eerste vorst, meerjarige vormen kunnen in milde klimaten het hele jaar bloeien.

Het sap van Impatiens capensis (uit de Kaap) werd gebruikt om een rode of gele kleur te bereiden en dat van Impatiens balsamina (balsem leverend) om de huid en vingernagels rood te kleuren. De knollen van Impatiens tinctoria (verfstof leverend) uit Abessinië werden gebruikt om de handen en voeten zwart te kleuren.

=Impatiens balsamina, L. (balsem leverend) Het donkere blad is lancetvormig en gezaagd, staan spiraalvormig, getand, 2.5-9cm lang en 2.5-5cm breed. Opvallend zijn de kliertjes aan de bladstelen.

Dit is de oude vertrouwde balsemien, een wat stijve maar fraaie plant in roze rood, lila violet of scharlaken van 30-70 cm. hoog.

Ook de balsamine heeft wegspringende zaden.

De balsemien is een eenjarig sierplantje. Ze houdt wel van warmte.

Uit India, is in 1596 beschreven.

Uit de enigste soort zijn in de loop der eeuwen waardevolle vormen ontstaan die in de klassen der rozen, camelia ‘s, anjers en victoria ‘s ingedeeld worden. Als sierplant wordt het gewas het veel gecultiveerd, onder andere de rozenbalsemien met dicht gevulde en roosachtige bloemen. ‘Camelia flower pink,’ ‘Camelia flower red’, en dergelijke.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In Brabant is de vrucht van dit kruid balsam-appel wijfken genoemd, in Hoogduitsland Balsam apffel weiblin, naar de gewone Latijnse naam daar het mee bekend is, te weten Balsamina of Balsaminum of, zo Gesnerus dat noemt, Balsamina amygdalodes, dan Cordus heeft het liever Balsamella genoemd en andere noemen het Balsamina femina tot onderscheidt van het boven beschrevene dat ze Balsamina mas noemen. (Momordica) Lobel zegt dat dit kruid perzikkruid genoemd mag worden en noemt het Balsamina femina Persicifolia vanwege de gelijkenis van de bladeren en krachten die men in het perzikkruid vindt. In Italië heet het balsamina altera of balsamina maggiore, maar meest balsamina femina.’

Balsamine, het werd als een balsem gezien samen met Momordica. Fuchs; ‘men heeft van deze kruiden zoveel en me bewust noch niet veel ervaring. Echter uit het eerste geslacht maakt men een olie in deze gestalte: De vrucht weekt men ettelijke dagen in olie, en stelt het aan de zon, daarna bedekt men het met mest of aardrijk zolang totdat ze vervuilt. Zulke olie zal daarna de kracht van balsem hebben en allerlei wonden helen. En vandaar komt het dat men het balsemkruid heet.’

Onze balsamine heet in het Engels rose balsam, in Frans balsamine sauvage of bellesamine en in Duits Balsamkraut of Balsamine.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Aangaande dat Lobel en de Italianen van het balsemappel wijfje zeggen dat het de kracht van perzikkruid of van de smeerwortel of Telephium heeft en op het mannetje in het genezen van de wonden heel goed lijkt, daaraan twijfelen vele geleerde zeer met Dodonaeus, nochtans heeft de ervaring naderhand bewezen zoals sommige zeggen dat de appels of vruchten van dit gewas in olie geweekt die een kracht geven om de gesneden delen of leden van het lichaam in korte tijd toe te halen en te helen’.

Historie.

Portugese zeevaarders namen in de 16de eeuw uit O. Indië de balsamine mee. Fuchs vermeldt het kruid al in 1542 Valerius Cordus beeldde ze in zijn Historia Plantarum, 1561, af als Balsamella. In de bisschoppelijke tuin te Eichstadt heette ze Balsamina foemina.

Het sap van de plant, met aluin, zou bij de Japanners gebruikt zijn om roze te geven om de nagels te kleuren, aldus Thunberg.

Uit N. Meerburgh met Papilio sectator.

=Impatiens capensis, Meerb. (uit de Kaap) (Impatiens biflora, Walt. (tweebloemig) eenjarig kruid.

Het is de Amerikaanse Impatiens met zijn oranje bloemen met rode spotten, het oranje springzaad, de Engelse spotted touch me not. Het werd gevonden door J. Stuart op de oevers van de Tillingbourne te Surrey in 1822 en vandaar verspreidde het gewas zich in alle richtingen.

De naam capensis, ‘uit de Kaap,’ is een foutje, omdat Nicolaas Meerburgh dacht dat het uit de Kaap stamde in Z. Afrika.

Oranje springzaad, common jewelweed of touch-me-not. Orangerotes Springkraut.

Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

=Impatiens glandulifera Royle. (klieren dragend) is een eenjarige plant die tot 2,5m hoog wordt.

Opvallende lila, roze of lichtgele 2-5cm grote bloemen van juli tot september die in een tros van 2-14stuks bij elkaar staan in de oksels van de bovenste bladeren. De langwerpige, lancetvormige, getande, bovenste bladeren zitten in een krans aan de hoekige stengels, die vaak vertakt zijn. De bladeren zijn voorzien van extra nectarklieren.

Komt uit de Himalaya en kwam in 1839 naar Engeland en vandaar verder in Europa. Komt nu verwilderd voor.

Reuzenbalsemien. Himalayan balsam. Drusige Springkraut, Emscherorchidee, Wupperorchidee of Indisches Springkraut.

Uit bemiesgarden.blogspot.com

Impatiens hawkeri Bull. (naar de ontdekker Hawker genoemd) is een kruidachtige, 20–60cm hoge plant met glazige sappige stengels.

Tegenoverstaande of in kransen geplaatste bladeren zijn langwerpig en aan beide einden toegespitst, 5–15cm lang en 2-7cm breed, fijn getand, donker- tot bijna olijfgroen of roodachtig aangelopen met vaak een rood afgezoomde middennerf.

Alleenstaande of enkele bij elkaar geplaatste bloemen zijn 4-7cm groot met 3 kelkbladeren die door de meeldraden roodachtig zijn die snel afvalt en dan het groene vruchtbeginsel tonen.

Komt uit Nieuw-Guinea.

Is al sinds 1886 bekend, maar speelde geen rol van betekenis. Pas in 1960 werden in Nieuw-Guinea kleurige cultivars geteeld waarna de plant interessant werd. Nu zijn er cultivars met witte, roze, rode en violette bloemkleuren.

Nieuw-Guinea-Impatiens, Engels New-Guinea-impatiens.

Uit www.clipclip.org

Impatiens namchabarwensis Morgan (Namcha Barwa vallei in Tibet) is een 40-50cm hoge overblijvende plant.

De stengels zijn sterk vertakt en aan de voet iets verhout, lagere takken zijn vaak kruipend en wortelen op de knopen.

De felblauwe bloemen hebben kleine witte vlekken in het centrum en gele plekken in de keel.

Ze overwintert als vlezige wortelstok.

Deze soort is in de zomer van 2003 door Yuan Yong-Ming en Ge Xue-Jun in de Namcha Barwa vallei in Tibet ontdekt.

Blauwe diamant Impatiens, blue diamond impatiens, L ‘Impatiens blue.

Uit www.strangewonderfulthings.com

Impatiens niamniamensis Gilg (uit Niamniamland, Soedan) is een 30-90cm en soms meer hoge, rechtopstaande kruidachtige plant met glazig-vlezige stengels.

Bladeren zijn afwisselend geplaatst, lang gesteeld en eivormig tot elliptisch, 5-22cm lang en 3-9 cm breed, gekarteld en aan beide einden toegespitst.

Bloemen zijn meestal van voren naar achteren groen, geel en rood en staan met 1-8 stuks bijeen aan korte bloemstelen in de bladoksels, 1,5-3 cm lang, worden bestoven door vogels

Komt uit Tropisch Afrika.

Congobalsemien. Parrot plant, Congo cockatoo.

Uit A. Masclef.

Impatiens noli-tangere, L. (raak me niet aan) Een tere en zachte sappige plant met eivormige bladeren, gezaagd en gesteeld. Alle delen zijn bedekt met een dunne blauwachtige waas. De bladen hangen ‘s avonds.

De stengel is rond en succulent en zeer bros, knopen op de stengels zijn gezwollen.

3-4 hangende bloemen aan een stengel, met een gekromd spoor, groot, geel en gevlekt met oranje.

Het is een schaduwplant die op vochtige plaatsen voorkomt.

De plant wordt door de dieren, behalve de geit, niet gegeten.

De vruchten die bijna rijp zijn worden met de geringste aanraking weggeslingerd. Symbool van ongeduld, Dit is aardig om eens te demonstreren, de onverwachte toeschouwer zal ervan verschieten.

Springzaad of groot springzaad is een eenjarige van 60‑120 cm hoog

Dit plantje kwam in de 17de eeuw, groeit in Europa, Azië en N. Amerika.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Brabanders noemen dit gewas cruydeken en roert my niet.’ Raak me niet aan, Engelse touch me not, Latijnse noli me tangere, Duitse Ruhr Mich Nicht An, Franse ne me touchez pas, het zijn woorden die geleend zijn van woorden die Christus sprak tegen Maria Magdalena na de opstanding, Johannes 20: 17. (Touch me not werd door Gerard, 1597, gebruikt voor de springende komkommer, Ecballium), (b) De Hoogduitsers noemen het Springkraut, dat is springkruid.

Het is het springzaad, Duits Grssoe Springkraut, Hupferling, Huppemannl, Groes Rhrmichnichtan.

Dodonaeus ‘Daarnaar noemen sommige het in het Latijn Noli me tangere en dat omdat het hauwtje hoe weinig dat ze aangeraakt worden open springen en niet geroerd willen wezen. Daarom zou men het in het Latijn ook Herba Impatiens mogen noemen alsof men ongeduldig kruid zei omdat het niet verdragen kan dat men de hauwtjes aanraakt terwijl dat het zaad rijp is. Het schijnt bij de ouders niet bekend geweest te zijn en daarom heeft het geen oude naam in het Grieks noch in het Latijn.’

Impatiens stamt van het Latijnse impatiens: ongeduldig of haastig, een verwijzing naar de elasticiteit van de klepperende zaadpeulen die uit elkaar springen bij rijpheid als ze aangeraakt worden. De naam Impatiens is voor het eerst gebruikt door Dodonaeus. Italiaans balsamina gialla en bij de Spanjaarden balsamia amarilla en erba impatienta.

Dodonaeus (d) ‘In sommige landen wordt dit kruid voor een andere soort van wild bingelkruid gehouden, en Mercurialis silvestris altera genoemd, maar te onrecht omdat het geenszins onschadelijk om in te nemen is zoals de tamme en wilde bingelkruiden zijn. Tragus heeft het ook niet zonder dwaling voor een soort van wolfsmelk of Tithymalus gehouden, andere voor Esula silvestris, ook even kwalijk.’

Bock heeft Wolfsmilch in Walden.

Dodonaeus (e) ‘Enige noemen het Atriplex cervina Gesneri omdat Gesnerus het voor een soort van melde hield. Het is de Persicaria siliquosa Lobelij, want Lobel noemt het perzikkruid met hauwen omdat de bladeren wat op het perzikkruid lijken en omdat het hauwen heeft die langwerpig en teer zijn. Het heet Balsamina altera vanwege de doorluchtige stelen en andere gelijkenis die dat met balsemappel wijfje heeft.’

In Engels ook yellow balsam, zie onder.

Franse impatiente en Herbe de Sainte Catherine, het kruid is aan de heilige Katharina van Alexandri gewijd die het rad, dat de beul bracht, in stukken liet springen - la merveille: het wonder.

Duits heeft verder, Blasskraudig, Judenhutlein bij Gessner, Altweiberzorn, Kikrihahn, Dulametankerln, Gliedwalln, Ohrringլn, Moospflanzen, Zwitsers Bachkraut, Schrekerli.

Vondel, Op de boekkamer van S.K.;

‘’t Is heiligdom, dat gij hier ziet

Hoe heet het? Kruytje roer my niet.’

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dit kruidje roer me niet wordt voor onnut, ja schadelijk kruid gehouden en moet zelfs onder de vergiftige en dodelijke dingen gerekend worden en daarom zal men goed opletten dat men het niet voor bingelkruid gebruikt, al is het zo dat het er enigszins op lijkt.

In sommige landen wordt van dit kruidje roer me niet een water gedistilleerd wat zeer nuttig is om de pijn en weedom van de heupen, handen en voeten, dat is allerhande jicht, te verzoeten door het van buiten met linnen doeken of met spons er op te leggen en dikwijls te vernieuwen.

Sommige weten het zaad in de minnedranken te misbruiken.

Lobel en Dodonaeus houden dit gewas voor schadelijk, als gezegd is, dan Columna vindt er geen scherpte of hinderlijke eigenschap in naar het uitwijzen van de reuk en smaak die waterachtig en slap zijn, immers in de Italiaanse grote soort.’

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Impatiens parviflora DC (kleine bloemen) is een kruidachtige en tot 1m hoge plant

Kleine bleekgele tweeslachtige bloemen van 1cm bloeien van juni tot oktober.

Komt uit Centraal-Azië en is nu overal verspreid.

Klein springzaad, Fries lyts springsied, small balsam, Kleine Springkraut, Kleinblatiges Springkraut of Sibirisches Springkraut.

Uit W. Revue de lըorticulture belge.

Impatiens walleriana, Hook. (naar de eerste vinder de missionaris Horace Waller, 1833-1896) (synoniem Impatiens sultanii, Hook. De plant is in 1882 gevonden door Sir. J. D. Hooker op Zanzibar en ter ere van de Sultan van Zanzibar, 1837-1888, genoemd)

Een saprijk plantje, zelfs wel eens doorschijnend in de stengels.

Helder groene bladeren.

Platte, gespoorde, karmijn/rode bloemen.

De hoogte is variabel tussen 20-50cm.

Het vlijtig Liesje is een van de bekendste kamer- en tuinplanten die in vele kleuren en hoogtes voorkomt. De bloemen hebben een vlakke buis en een vrij lang spoor en bloei is vanaf mei tot de vorst.

Vroeger werd het vooral gebruikt als kamerplantje.

Vormen.

Nu wordt het plantje vooral gebruikt voor de buitenteelt. Dit kwam door de introductie van de zogenaamde ‘Kobold,’ of ‘Imp’ serie met vroege en rijke bloei, uniformiteit en grote goed gevormde bloemen in allerlei kleuren en zachte tinten.

De later geïntroduceerde ‘Minette,’ heeft kleinere bloemen maar grotere bloeirijkheid.

Wat lager zijn de nieuwste de ‘Zig-Zag,’, een tweekleurige met roze en rood getinte bloemen die witte vlekken en sterren hebben vanuit het centrum.

‘Supernova,’ F1 hybriden zijn in een 14 kleuren verkrijgbaar.

lila: Symbool van ‘ik vergeef je.’ De witte is een symbool van zoetheid.

De gele, negatieve kleur, is een symbool van verachting.

‘Super Elfi ‘is een van de belangrijke vormen, gekweekt door Claude Hope in Costa Rica waar hij die ontwikkelde uit wilde natuurlijke vormen.

Naam.

Het vlijtige Liesje, Duitse Fleiige Lieschen, de Engelse busy Lizzie, dit naar de vingernagel grote en roze bloemen.

De Engelsen noemden deze groep ook wel jewel weed.

In Duitsland wel Judenhut genoemd omdat de bloemkelk veel lijkt op de spitse hoeden die de Joden in de middeleeuwen en nog later droegen.

Engels sultana, zo naar de sultan van Zanzibar, de vindplaats.

Vermeerderen.

Dat gaat gemakkelijk, dat kan vrijwel altijd als de planten goed groeien en er gezond uit zien. Vroeger zagen we de stekken wel op water staan bij omaճ. Daar zag je de wortels goed tot ontwikkeling komen. Toch is dat een verkeerde manier. Dat zijn waterwortels, geschikt voor hydrocultuur. Zet je die in de grond dan sterven ze af en moet de plant opnieuw grondwortels maken, dus eigenlijk weer opnieuw gestekt worden. Zaaien gaat ook heel goed. Ze houden van licht en lucht, geen volle zon en niet te veel regen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl