Gyromitra

Over Gyromitra

Morel, vorm, paddenstoelen, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Vruchtlichaam is vlezig en staat op een duidelijke, maar gemakkelijk breekbare en holle steel. Heeft een hoed met plooien en holten.

Een geslacht van paddenstoelen die met een 18 soorten voorkomen in de Noordelijke gebieden.

Een sponsachtig zakjeszwam. Morieljes zijn eetbaar, maar men moet uitkijken dat men ze niet verwart met de giftige valse morielje (Gyromitra esculenta). Rauwe morieljes zijn giftig en pas na verhitten eetbaar.

Groeien in het N. Halfrond.

=Gyromitra esculenta, Pers.(eetbaar) (Morchella esculenta, Morchella mitra, L.(kap of mijtervormig) (Helvella esculenta, hiervan geeft de naam esculenta aan dat die eetbaar is. Maar de voorjaarskluifjeszwam is ook dodelijk giftig, pas na voldoende koken of drogen zou het eetbaar zijn, false morel) De morel, behoort tot de zakjeszwammen, Ascomyceten.

Het oppervlak van de op een spons lijkende hoed is overtrokken met een laag van asci (zakjes) waarin de sporen gevormd worden.

De morel is hier inlands en groeit in bossen en soms in weiden, vooral daar waar houtskool gebrand werd. Groeit in zandige grond onder coniferen vroeg in het voorjaar. De paddenstoel is een breinachtig donkerbruine paddenstoel die een 10cm hoog kan worden en 15cm breed.

Zijn mindere voorkomen in deze tijd zou toegeschreven worden aan de luchtverontreiniging.

Ze verschenen, verschijnen na de warme voorjaarsregens, het zijn de meest vroegste paddenstoelen. Of komen een paar jaar na bosbranden. Morieljes zijn goed eetbaar en moeten wel eerst gekookt worden om de giftige helvellazuren af te breken. Ze worden in het voorjaar in lichte bossen gevonden, op grasplaatsen en in parken, meestal niet in grote hoeveelheden.

Naam, etymologie.

Morchella: uit Duits Morchel.

Gyromitra, Grieks; rond, mitra hoofdtooi.

Vroeger werden vrijwel alle paddenstoelen kampernoelies genoemd. (Dodonaeus) (a) ‘Kampernoelies die op honigraten lijken, in het Latijn Fungi savaginosi, sive fungi rugosa, savis mellis similes. Deze zijn langwerpig rond en zo groot als een middelbaar kippenei, binnen hol zoals de den steel ook is en bruin, die kampernoelies zijn buiten bruingeel en zo zeer en diep gerimpeld dat honigraten schijnen te zijn’.

Sponspaddenstoel, dit naar de kleur en de poreusheid van de pileus.

(b) Morielje of morel, Duits Morchel, Engels morel, heet in het midden-Hoogduits Mor(c)hel, in het midden-Nederlands is het morke dat later morilhe werd en daaruit is in de 16de eeuw ontleend Franse morille dat in Nederlands terug ontleend is. De morel is naar zijn gelijkheid met de Mohre: peen, zo genoemd. Voorjaarskluifzwam, Stock-Morchel, Flaten-Morchel, Lorchel, moet eerst wel gekookt worden want die is wat harder en het sap weg te gooien en wordt de mogelijk giftige stof weg gegooid, helvellazuur, dat verdwijnt ook bij drogen. Zo gegeten zijn ze dodelijk.

Het kan ook afgeleid zijn van Frans morille, en dit mogelijk van middeleeuws Latijn mauricula, van maurus, een moor: een verwijzing naar zijn geelbruine kap. Rundmorchel, Graue Morchel of, in vele delen van Oostenrijk, Maischwammerl omdat het in loofbossen van april-mei gevonden wordt.

Vele eetbare soorten, Morchella gigas, Krombh (is mogelijk giftig) heet Faltenmorchel, Katzenohrlein, Knochenmorchel en Steinmorchel.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/