Cinchona

Over Cinchona

Kinine, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

Dit geslacht komt met 25-30 moeilijk van elkaar te onderscheiden soorten, bastaarden en dergelijke voor in diverse districten van de Andes op hoogtes die variëren van 600m tot 3000m.

Het zijn meestal kleine vertakkende bomen die niet hoger worden dan 15m. , sommige zijn meer struikachtig. Sommige zijn dicht bebladerd, in ieder geval altijdgroen met kruisgewijs geplaatste en gesteelde bladeren.

De bladeren zijn tegenoverstaand, rond tot lancetvormig, 10-40 cm lang.

De geurende witte, roze of rode bloemen zijn trompetvormig en staan in eindstandige trossen en worden bezocht door kolibries.

De bast van vele andere planten uit deze familie levert dezelfde kinine, maar is meestal van minderwaardige kwaliteit.

Cinchonaceae / Rubiaceae, Cinchona klasse.

Ontdekking.

De eerste genezing van Spaanse veroveraars zou geschied zijn in 1630. De werking werd ontdekt door een Spaans soldaat die, rillend van de koorts, stervende was en van dorst water dronk waar deze boom in lag. Hij werd wonderbaarlijk genezen, dit zou gevolgd zijn door zijn kameraden.

Mogelijk leidde de bittere smaak tot de ontdekking van dit kostbare geneesmiddel omdat elke bittere plant vroeger als een koortswerend middel werd beschouwd. De koorts werd toegeschreven aan de slechte lucht: mal- aria, de medische wetenschap wist later de ware toedracht van de ziekte te ontrafelen. In 1897 werd ontdekt dat onder meer de mens waard is van een aantal parasitaire Protozon die tot het geslacht Plasmodium behoren. In de rode bloedlichaampjes vermenigvuldigt de parasiet zich ongeslachtelijk. Door deling ontstaan er in ongeveer 3 dagen uit een enkel parasiet een twintigtal nieuwe individuen. Malaria, ook wel driedaagse koorts, is hier het gevolg van. De Anopheles muskiet draagt de parasiet over op de mens. Door dit laatste te voorkomen kan de verspreiding van de ziekte voorkomen worden. Om de ziekte in toom te houden wordt kinine gebruikt.

De Indianen kenden de werking van deze plant al.

Volgens de historie zou het ontdekt zijn in de omgeving van Loxa of Lora in het zuidelijke deel van Ecuador waar de beste kinine groeit (cascarillos finos) In Peru was de kinaboom later van groot belang zodat de jonge republiek naast de Vicuna een kinaboom in zijn wapen opnam.

Naam, etymologie.

Cinchona is zo genoemd naar de Lady Anna de Osotio, gravin van Chinchon, de vrouw van de Spaanse onderkoning van Peru, 1628-1639, kreeg het middel in poedervorm toegediend van haar arts Juan de Vega bij een zware ziekte in 1638 en genas daarvan. Ze propageerde dit middel daarna ook sterk. Verder werden met dit middel nog meer vooraanstaande figuren geholpen. Het middel bereikte Spanje door de Vega in 1639, waar het hertoginnenpoeder werd genoemd. Linnaeus veranderde de naamgeving van deze plant, hij vond een H in het woord genoeg, Cinchona in plaats van Chinchona.

(a) De boom staat bekend in Peru, in de Quechua taal, als quinaquina, waarvan de naam kinine is afgeleid. Het woord quina (spreek uit kina) behoort tot de Incaspraak en betekent bast, quinaquina of kina‑kina, is dan bast van bast. De bast en wortels leveren de kinine.

(b) In 1643 haalde Kardinaal de Lugo van Rome de bast uit Peru, zodat Rome de eerste startplaats was van kinine. De Kardinaal van Lugo beval het aan bij Mazarin die koortsig was en daar van genas. Het poeder heette toen poeder van Lugo. Vooral de Jezuïetenorde hielp om dit middel te verspreiden, waardoor het ook een tijdlang de naam kreeg van Jezuïeten poeder, Jesuit’s bark.

Versailles.

De Italiaanse botanist Pietro Castelli schreef er een pamflet over en was de eerste Italiaanse publicatie over Cinchona. In 1655 kwam het in Engeland. Robert Talbot, een eenvoudige Engelse apotheker, genas met een mengsel van kinine, wijn en dergelijke Karel II in 1678. hij was beroemd vanwege zijn genezing van malaria. De bast was toen nog strijdig in religieuze conflicten zodat hij het aan de koning in het grootste geheim gaf. Hij werd lid van het prestigieuze Collega of Physicans. Vervolgens kwam hij naar het Franse hof omdat daar koortsen uitbraken en genas daar de zoon van de koning van Frankrijk, Prins de Conde, en meer dan 100 mensen, onder andere Colbert, de minister van financiën, de Dauphin en andere hooggeplaatste personen. Lodewijk XIV, die ziek was geworden bij de drooglegging van het moeras bij Versailles, werd door hem ook genezen. Talbot werd door hem tot ridder geslagen en kreeg 3000 goudkronen. Hij verkocht zijn geheim in 1679 voor 48 000 pond aan de koning, ofwel 2000 Louis d’or en kreeg een levenslang pensioen. Hij moest het wel geheimhouden. Na zijn dood vond de Franse koning de formule, 6 drachme rozenbladeren, 2 ons citroensap en een sterk aftreksel van kininebast dat met wijn opgediend werd. Dat omdat sommige alkaloïden niet oplosbaar zijn in water.

In 1663 kwam het in de Duitse apotheken. In 1686 werd de bast als kina-kina in de Amsterdamse farmacopee opgenomen. De prijs was toen 64 gulden per kg. bast.

Het was ook het begin van de homeopathie. De stichter ervan, Dr. Samuel Hahnemann, toen hij Cullen’s Materia medica vertaalde noteerde hij dat Dr. Cullen schreef dat kinine malaria kan genezen, maar ook malaria kan veroorzaken. Hij nam dagelijks een dosis kininebast en na twee weken voelde hij malariasymptomen. Zijn veronderstelling was daarom dat met het gelijkende het gelijke zou kunnen worden genezen: similia similibus curentur. Het idee van genezen door hetzelfde was de startpunt van zijn homeopathie.

Vernietiging van bossen.

Doordat dit product zo goed was en daardoor in het begin zo duur, begin 1800 was de waarde van een kg 2‑300 gulden, werden er miljoenen bomen in Peru omgehakt. De bomen bevatten het meeste aan kina op 6‑9 jarige leeftijd en de beste kinine zit in de wortels, zodat hele wouden vernield werden. De kinaverzamelaars of cascarilleros, trokken als vandalen door de bossen met de gedachte van ‘apres nous, le deluge’.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

Java.

Men probeerde deze struiken elders te kweken. In Z. Amerika sloeg de cultuur niet aan en men probeerde het elders. Condamine probeerde levende planten naar Europa te brengen wat op niets uitliep. Cinchona officinalis (geneeskrachtig) (Cinchona condaminea (Franse onderzoeker Charles Marie de la Condamine, 1701-1774) ) is de loxa crown bark. Het lukte Weddell wel om zaden bij elkaar te zoeken die in Parijs kiemden. Vanuit Weddells collectie werd een exemplaar ontvangen voor de Leidse hortus. Deze boom werd in 1852 naar Java verscheept en in Lands Plantentuin te Buitenzorg geplant, de tegenwoordige kebon Raya in Bogor. Van daaruit kwam de soort terecht in de bergtuin Tjibodas waar het voldoende groei vertoonde zodat de regering besloot om nieuwe exemplaren uit Z. Amerika aan te voeren. Ook omdat het kininegehalte van de bast zeer laag was. Hierna gaf men de botanist Hasskarl, hortulanus van ‘s Lands Plantentuin, met steun van de Nederlandse regering opdracht om in Z. Amerika een kinaverzameling aan te leggen en naar Java over te brengen. Twee expedities werden ondernomen. Het Z. Amerikaanse verbod op de export van kinabomen ten spijt bereikten in 1853 en 1854 duizenden zaden Holland en een 75 jonge planten in 10 soorten Batavia die naar de bergtuin Tjibodas overgebracht werden. =Cinchona calisaya Wedd. (een verkeerde naam, het hoorde gespeld te worden Collisalla, van colla wat remedie betekent en salla; rotsgrond) Het bleek de beste soort te zijn, hoewel toch met een laag percentage om tot een lonende productie over te gaan. Calisaya bark of yellow cinchona bark.

In 1865 kocht de Nederlandse regering van de Engelsman G. Ledger een partijtje zaad dat door van Gorkom, de toenmalige inspecteur van de kinaondernemingen, op Java werd uitgeplant en een bast bleek te leveren met een zeer hoog kinagehalte. Door vermenigvuldiging en selectie van deze kininerijke soort (later Cinchona ledgeriana, Moens genoemd naar die G. Ledger) werd de grondslag gelegd voor een economische lonende kinacultuur in Indonesi. In 1873 kwam hiervan voor het eerst kinabast op de Amsterdamse markt. In 1876 had men reeds een oogst van 2 000 000 kg. De planten werden in W. Java op de hellingen van de Gedeh uitgeplant. Van daaruit verspreidde de cultuur zich over West Java tot een uiteindelijke en vooroorlogse oppervlak van 18 000 ha dat 90% van de wereldproductie aan kinine opleverde.

Engelsen.

In 1859 probeerden de Engelsen de kininebomen in India te kweken. Die hadden namelijk door Markham, Spruce en Cross al hoogst waardevolle en alkaloïde rijke soorten verkregen die in Utakamand waren uitgeplant, later kwam het naar Sri Lanka, Sikkim, zuidoost Himalaya, N. Zeeland en Australië.

Fransen.

Eerdere pogingen door de Fransen om ze in Algerije te planten, in samenwerking met de Jezuïeten, waren op niets uitgelopen. Dit werd vooral veroorzaakt door de droge wind, de verzengende sirocco. In 1851 lukte het wel, maar waar het evenals te Réunion geen vervolg had door het klimaat. Nu worden ze overal in de warmere streken gecultiveerd. Het wereldgebruik aan kinine bedroeg in het begin van deze eeuw 600 000 kg, waarvan 7/8 geleverd werd vanuit Java.

Synthetisch.

De hoge prijzen van kinine, die voortvloeiden uit het Nederlandse productiemonopolie, leidde tot synthetische vervaardigde geneesmiddelen van gelijke of zelfs betere kwaliteit. Het eerst verschenen deze middelen in Duitsland en tijdens de laatste wereldoorlog in grote hoeveelheden in Engeland en Amerika. Ten gevolge van de Japanse bezetting van Java bleven de geallieerden verstoken van kinineaanvoer. Door de oorlog werd het zoeken naar een vervanger gestimuleerd. Men slaagde in de VS en in Engeland om bruikbare synthetische antimalaria middelen te bereiden.

Doordat andere middelen eerst niet voorhanden waren zijn de mensenoffers die veroorzaakt zijn door malaria aanzienlijk groter geweest dan die van de oorlog zelf. Tot in de dertiger jaren was malaria ook in sommige streken van ons land een voorkomende ziekte. Momenteel behoort het tot de zeldzaamheden. Kinine wordt nog steeds gebruikt, nu niet meer als geneesmiddel maar als genotmiddel in quinine tonic.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl