Cuscuta

Over Cuscuta

Warkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt

Een geslacht van kruidachtige woekerplanten, parasieten, planten zonder bladgroen die met draden, die zuignapjes bezitten, op andere planten klimmen. 150-170 soorten komen voor in de koelere regionen. In India zijn sommige soorten zeer groot en krachtig en omstrengelen grote bomen in hun greep. De meeste warkruiden zijn van Aziatische oorsprong. Ze zijn nu ingeburgerd.

Ze bezitten meestal gekleurde stengels, rood, wit, oranje of geel.

Alle vormen zijn bladloze eenjarige die in kluwens groeien.

Ze kunnen een pest zijn in sommige gewassen. De meeste zijn gespecialiseerd in bepaalde gewassen, zoals de vlasdoder in het vlas, klein warkruid op klaver en luzerne velden, het veldwarkruid op bonenkruid en andere planten, oeverwarkruid op oeverplanten als wilg, warkruid op hop, wilg en eik, het duivelsnaaigaren op heideachtige als struikhei, tijm en bezembrem.

Cuscutaceae, warkruidfamilie, Convolvulaceae.

Uit; lora.indianbiodiversity.org/flora/angiosperm/solanales/convolvulaceae/cuscuta/cuscuta-campestris

=Cuscuta campestris Yunck. (van het veld) Eenjarige parasitaire plant.

Wordt 10-50cm hoog.

Geel, groen tot witachtige bloemen komen van juli tot de herfst.

Parasiteert op vlinderbloemige als luzerne.

Komt uit noord Amerika en is nu verspreid over andere delen van de wereld.

Veldwarkruid, golden of field dodder. Dodder, zelfde naam als vlasdodder, Camelina. Behoort bij dooier, midden Hoogduits toter, noord Hoogduits dotter, Engels dodder. Vergelijk oud Noord blumi; bloesem, oud Noors dŷa; schudden. Of van oud Iers dudhita; dik, stijf.

uit L. Watson.

Cuscuta epilinum, Whe. (op vlas groeiend) vlaswarkruid.

Bloemhoofdjes met schutbladen, zittend en zeer succulent. Minder bloemhoofdjes in een hoofdje en groter en meer succulent dan de volgende, lichter van kleur en meer groenachtig. De stengels draaien van west naar oost en omvatten dan vlasstengels als in een bundel koorden

Eenjarig.

Komt vooral voor in vlas.

Opvallend is dat de kiemplant geen zaadlobben bezit zoals andere tweezaadlobbigen. De kieming is gewoon in de grond en vormt daar in het begin nog wat worteltjes en een stengeltje dat al wel zo stevig is dat het andere planten al in een greep kan houden die dan belemmerd worden in de diktegroei. Is er geen geschikte plant in de buurt dan valt de kiemplant op een gegeven ogenblik weer terug naar de grond waar het weer een plant kan raken. In het slechtste geval komt het kiemplantje op de kale grond terecht, de groei houdt dan op. Zo kan het plantje wel een paar weken blijven liggen zonder te veranderen, na die tijd kan er wel een plant zo gegroeid zijn dat die het kiempje raakt of er vlak langs groeit waarna het zich er direct omheen wikkelt.

Nadat die wurggreep is uitgevoerd ontwikkelt het verscheidene worteltjes in de stengel van de gastplant waaruit het zijn vocht en voeding haalt, zijn eigen wortels worden dan ook overbodig en laat die los.

Duivels.

Dodonaeus behandelt het warkruid als Cuscuta, ‘dat is wrange of schurft’, in 1560. Het zonderlinge, dat de plant geen groene bladeren en wortels heeft, weet hij evenmin als zijn tijdgenoten te verklaren. De geleerden konden dit niet doorgronden en de eenvoudige vlasboer brengt het Boze in het spel. De duivel heeft zijn vlas aaneengenaaid.

Afmaaien en afbranden van het gewas, voordat het warkruid zaad had gezet, was vroeger het enigste middel om het te bestrijden.

Duivelsnaaigaren of warkruid zijn planten die uit alleen maar stengels lijken te bestaan of een kluwen stengels zonder bladeren, want het plantje parasiteert op zijn gastheer. De duivel spon het warkruid om de klaver te vernietigen, de klaver was geschapen door God, het warkruid was de duivelse tegenhanger. Symbool van ‘zonder inkomsten, het is ook het symbool van gemeenheid.

Het is een moordenaar. Met fijne vleeskleurige draden omwoekert de plant het klaverveld als een poliep in de zee, de fabelachtige monsters waar de ouden zo bang voor waren. Het warkruid plaatst honderden zuignappen op de omslingerende plant en zuigt het uit. Een onnutte plant die leeft van roven en stelen, geeft geen bladeren maar wel bloemen en vruchten. Wortelloos als het is kan het niet uitgeroeid worden en brengt het vlas geheel in de war en maakt het onbruikbaar. De omslingerende plant legt daardoor na verloop van tijd wel het loodje. Zo’n plant die ten koste van anderen leeft moet wel iets met de duivel van doen hebben en men zag hier het naaigaren van de duivel in.

Een plant van Saturnus.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De grootste en dikste soort van dit gewas is in Brabant gewoonlijk schorfte of wranghe genoemd.’

Het is als schorft, Engels tetter, vergelijk Frans teigne: hoofdzeer of schurft, het gevaar van deze plant, je wordt er arm van, beggarsweed.

Dodonaeus (b) ‘Het heet hier te lande doder-cruydt, in Hoogduitsland Dottern, in Engeland heten ze doder.’

De naam dotter, Duits Doter of Dotter, is als Noord-Duits Tuder of Dott: tezamen gedraaid snoer, onze vlasdoder en Engelse dodder, op dezelfde manier is Chrugel (als Kugel of Krausel) en Wranghe (van wringen) Wirrkraut en ons warkruid.

Dodonaeus; ‘In Frankrijk heet het goutte de lin en augurre de lin, sommige noemen het Podagra Lini omdat ze het vlas meest plag te omhelzen of Angina Lini en daarvan komen de Franse namen ook.’

Vlaswarkruid, Engelse flax dodder of wild flax, Frans, goutte de lin: vlasdrop, bourreau du lin: linnenbeul, angure du lin, van angere: wurgen, lin de lierre; lianen in linnen, cuscute, Duits Leindotter of Flachsdotter.

Dodonaeus (d) ‘De apothekers noemen het meest overal Cuscuta. De geleerde noemen het Cassutha of Cassytha in het Latijn, Gesnerus noemt het Linodesinon. De Arabise naam is kessuth en chasuth. In meest alle landen hebben ze de naam Cuscuta of Cassita.’ Fuchs; ‘Dat verwarde viltkruid wordt van ettelijke vlaszijde en dotter genoemd van de Grieken zo het laatste geschreven hebben is het Cassytha geheten geworden. Van de Latijnen Cassutha die de y in een u veranderd hebben. Vervolgens is het van de Arabieren Casuth en van diezelfde navolgers de apothekers Cuscuta genoemd geworden.’

Cuscuta is een naam die gebruikt werd door Matthiolus. Dit woord is afgeleid van het Arabische chasuth: hellweed. Of van het Arabische ar kuchuta: een kruid zonder blad en wortel.

Dodonaeus (e) ‘Het heet hier te lande soms vilt-cruydt, in Hoogduitsland Filtzkraut.’

Vilzkraut bij Bock. Nicol. Damascen. de plantis II.7: ҃”Cuscuta: Saepe etiam ex planta alia plantam - et crescit planta ut filia, et tenduntur super plantam; ut cuscute et similia’.

Dodonaeus (f) ‘Het heet ook sijde op het vlas en sijd-cruydt, sil-cruydt en in Hoogduits Flachsseyden.’ Flachs-Seide, Hopfenseide, (seide, omdat de plant andere planten omspint als zijdehaar) Dyetsche heeft side en het haar of zijdeachtige zie je ook in Feldseide. Naar haar ook falsches Frauenhaar (zie Adiantum) unser lieben Frauen Blumenhaar, Leithaar, Seide bij Bock, Side, Vogelseide en Schlangenseid, voor slang, vergelijk Engels adder’s cotton, Franse cheveux de Venus: Venushaar, barbre de moine: monnikenbaard, Engelse hairweed.

Dodonaeus (g) ‘Het heet hier ook duyvels naey-garen.’

Het is duivelswerk, duivelsnaaigaren, vergelijk Duits Flachs Teufelszwirn, Franse chevelure de diable: duivelshaar en teignasse, Engelse devilճ guts, hellweed, devil’s thread.

Dodonaeus (h) ‘Diegene die op de netels groeit en op de soorten van de gehorende klaver en op meer andere kruiden daar ze van velen op gevonden zijn hebben noch geen eigen namen of toenamen gekregen.’

(i) Het doodt de plant omdat het omringt, Rang, Ringel, Todtern en Tother, Wilder Flachs.

(j) Het klimmen, wijnsel of wilde klimmer.

Italiaans cuscuta en barba di Monaco. Russisch pawiliza.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Cuscuta europaea, L (Europees)de licht roze bloemhoofdjes dicht en zittend in juli en augustus.

Een eenjarige zonder bladen en zeer lange links windende, dikke draadvormige, groen- of geelachtige, meestal rood aangelopen stengels die met kleine borsteltjes bedekt zijn die als wortel dienst doen, 30 tot 150 cm hoog, Groot warkruid dringt met haustoria (zuigworteltjes) de waardplant binnen. Hiermee onttrekt de plant aan de waardplant de benodigde voedingsstoffen en water.

Bloeit van juni tot september met roodachtige of geelachtig witte bloemen.

De vrucht is een bolvormige vaak naar boven kegelvormig versmalde, 2,5 tot 3 mm grote doosvrucht, die aan de voet overdwars openspringt. In de vrucht zitten vier, hard schalige zaden. De draadvormige, bladloze kiemplant groeit aan de top en sterft aan de onderkant weer af, waarbij de voedingstoffen weer opnieuw gebruikt worden. Als de kiemplant in contact komt met de waardplant worden de haustorien gevormd.

Komt voor op hop, brandnetel en anderen in Eurazië.

Naam.

Groot warkruid, Fries grutte wynsels, Engelse greater dodder, Duitse grote Vogelseide.

Engels strangle tare, hell weed, greater dodder, Frans cuscute d’europe, Duitse Teufelshaar, Europischer Teufelszwirn, Hexesid, Nesseldoder, -seide, Sien, Schlangenseid, Hopfenseide, Quendel-Seide, Flachseide, Leithaar, Hasegarn, Klebe of Kleise, Klewersie, Brand, Brennkraut, Esselgrun, Grind, Hochfart, Ziguster, Zwitsers Chromer, Ringel.

Ssp. trifolium, de Klee-Seide.

Uit L. Watson.

Cuscuta epithymum, L (op tijm groeiend) bloemhoofdjes met vele kleine bloemetjes, zittend en vleeskleurig en zo dik dat ze wel wasachtig lijken.

Eenjarig.

Komt veel voor op heidevelden en windt zijn donker rode draden om de planten, vooral de stekelbrem is een favoriet.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘De kleine of dunste schurft.’

Klein warkruid en Engelse lesser of small dodder, Duits kleine Seide.

Dodonaeus (b) ‘Dat is die zichzelf om de Thymbra en meestal om de harde tijm plag te vlechten is van Dioscorides Epithymon genoemd, welke naam Epithymum in de apotheken ook gebruikt wordt. Andere (daar Actuarius er een van is) noemen de wrange die op de tijm alleen groeit eigenlijk Epithymum en diegene die op de Thymbra groeit Epithymbrum en insgelijks diegene die op de Stoebe groeit Epistoebe en geeft elke soort van dit gewas naar het kruid daar het op groeit een eigen en bijzondere naam of toenaam.’

Dioscorides noemt het epithymon, wat stamt uit epi: op, en thymus: de thym.

Engelse thyme dodder, Duitse Thymdotterkraut of Thymseiden, Kunelschorft en Quendelwolle; thymwol, Franse petite cuscute.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) ‘Aangaande het Epithymum is het noch te weten dat het van vele voor krachtiger gehouden wordt in het werken dan de tijm zelf en daarom zal dat nuttig de zwaarmoedige en gezwollen mensen ingegeven worden als dat in water met honig, zout en wat anijs op het vijfde deel verkookt is geweest en zo gebruikt geneest het de dagelijkse koortsen zeer gauw en op dezelfde manier maakt men er ook siropen en andere dingen van om de gele vochtigheden en andere overvloedigheden uit het lijf te jagen.

Schurft van netels is van Lobel in Engeland met grote menigte groeiend gevonden op de netels die krachtiger is om water te laten maken en de verstoppingen te openen.

Wrang van hop wordt veel geacht tegen de koorts.

Wrange van vlas wordt van de dokters en apothekers meest geprezen omdat ze zonder hitte minder tezamen trekt en meer vermurwt, verzoet en afveegt, ja tot uitbrengen en vaneen scheidende de materie bereidt. Warkruid heeft de kracht om te zuiveren en te purgeren, voornamelijk de zwarte gal en daarna slijm. Het water waar warkruid in gekookt is, is verwonderlijk goed tegen geelzucht. Tegen de stekende pijn in de maag: Kook warkruid met anijs en hazenoren, want het zuivert de vuiligheid van de darmen, van de baarmoeder en van de nieren. Avicenna.

De samengesteldheid van warkruid is naar de samengesteldheid van het kruid waar het aan hangt, want het wordt heet door het aanhangen aan een heet kruid of boom en wordt koud als het aan een koud kruid hangt, volgens Pandecta.’

Zijn krachten hangen echter af van de moederplant, de gastheer die de doder wurgt. Zo was het warkruid dat op de brandnetel parasiteert, C. europaea, L. (Europees) goed om urine te produceren. C. epithymon, L. (op tijm) parasiteert op de wilde tijm en was goed tegen verstoppingen en hoofdpijn.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl