Berberidaceae

Altijdgroene of bladverliezende struiken komen voor in deze familie, zelden zijn ze klimmend. Of het zijn meerjarige met kruipende of bolvormige wortels. Gewoonlijk bezitten ze stekelige stengels en bladen.

Enkelvoudige of samengestelde bladeren, zomer of wintergroen.

Bloemen tweeslachtig met 12-15 bloemdekbladen, 6 meeldraden en een uit 1 vruchtblad bestaande stamper, meeldraden met tweehokkige helmknoppen, de spleten of poriën meestal met kleppen openspringend. Zaden met kiemwit.

Meer dan 8 geslachten en ongeveer 300 soorten komen voor. Alleen Berberis en Nandina zijn struiken, de rest zijn kruiden met kruipende en ondergrondse stengels.

Het zijn mee van de mooiste en bijzondere kruiden die we kennen. Zie bijvoorbeeld Podophyllum, Caulophyllum, Aceranthus, Achlys, Diphylleia, Jeffersonia en Vancouveria. Een studie van deze planten zou een goede zaak zijn.

Ze zijn inlands in de koelere regionen van de gematigde zone en ook in het zuidelijk deel van Z. Amerika, langs de Andes tot de Straat van Magellaan zijn het voor een deel hoogtegebergte bewoners. Weinig soorten zijn er in de bergen van Tropisch Azië en Amerika. Niet een komt voor in Z. Afrika of de Pacific-eilanden.

Fossiele soorten vanuit het Tertiair zijn bekend.

De familie is verwant met papaverachtige en ranonkelachtige.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl