Ailanthus

Over Ailanthus

Hemelboom, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Ailanthus.html

Uit J. Saint-Hilaire.

Het geslacht komt met 6-10 soorten voor in Z. Azië en N. Australië.

Deze grote bomen zijn spaarzaam vertakt. Ze zijn bladverliezend en sierlijk vanwege de grote en geveerde bladeren. Het blad geeft een zeer onaangename geur af als die verwond wordt.

De onaanzienlijke groene bloemen staan in opgaande trossen

en worden gevolgd door gevleugelde vruchten die opvallend geel/rood zijn gekleurd. Bloemen zijn tweeslachtig of mannelijk met 10 meeldraden.

Simaroubaceae, hemelboomfamilie.

De schors van enkele soorten is zeer geurig. Ailanthus malabarica (uit Malabar) heeft een zeer geurige schors dat gebruikt wordt als een wierook in Hindoe tempels.

Twijgen en bladstelen glad of met een paar fijne haren, bladeren glad aan de onderkant.

=Ailanthus altissima, Swingle (zeer hoog) (Ailanthus glandulosa)

De soms meer dan een meter lange bladeren bezitten aan de voet enkele grote klieren of tanden met 6-15 kort gesteelde zijblaadjes van 7-15cm lang en 3-4.5cm breed. Donkergroen en van onderen iets blauw/groen, lancetvormig/ovaal met toegespitste top. Het blad komt laat, rond half mei.

De hemelboom heeft een gladde schors met opvallende, lichte lengtestrepen.

Bloeit in juni in losse en opstaande pluimen. De boom is tweehuizig en geurt. De vrouwelijke, geelwitte bloemen hebben het aroma van de vlier. De manlijke bloemen kan je beter helemaal niet ruiken, kattenurine. Ook de grote blaadjes worden herkend aan hun krachtige odeur als ze verwond of van de stengel getrokken worden. Die geur heeft wat weg van popcorn die met ranzige boter overtrokken is, een stank als een dierentuin.

Vruchten zijn 3-4cm lang en gevleugeld met een licht bruin/rode kleur. De vruchten verschijnen in grote massa’s aan de boom en lijken wat op een ruwe propeller met een gedraaide vleugel en een centraal zaad. De zaden moeten een heel eind naar beneden vliegen, vandaar dat ze vleugels bezitten. In warme gebieden kan opslag door de zaden voor problemen geven, vandaar ghetto palms of poverty trees.

De boom kan meer dan 120 jaar oud worden.

Een zeer snelgroeiende en hemel strevende boom. Het gewas ijlt naar boven met tropisch aandoende bladeren. Wordt hier tegen de 20m, elders 45m. Toch blijft de boom een luchtig geheel vormen met een open kroon. Takken staan eerst schuin naar boven en later meer afstaand en hangend en zo vormt het een brede kroon. Qua vorm is er ook niet veel aan. De bomen die hier groeien zijn meestal lantaarnpalen waarboven op een dunne bladerdos zit. Een andere manier om deze plant te gebruiken is om ze elk jaar te snoeien waardoor deze plant dan het effect geeft van een geweldige varen doordat ze dan per jaar wel 3-4m hoog kunnen groeien. Er zijn 3 vormen van.

Kan tegen zout, verontreinigde lucht, stadsomgeving en droogte.

Is afkomstig uit N. China en is in 1751 in Engeland ingevoerd door P. Collinson.

Naam, etymologie.

(a) Ailanthus is zo genoemd naar zijn volksnaam in Ambon, ailanto of ay-lanit: wat een boom betekent die met zijn takken naar de hemel rijkt. Franse ailante en Engelse ailanto, Chinees chouchun.

(b), Hemelboom of godenboom, Duitse Himmelsbaum, Bitteresche, Gotzenbaum, Gotterbaum, Engelse tree of Gods, tree of heaven.

(c) Engelse Chinese sumac en stinking shumac, Japan varnisch tree, Duitse Japanischer Firnuszbaum, Franse vernis du Japan, er zou een vernis van gemaakt zijn, false varnish tree.

De eerste beschrijving kwam kort na zijn invoering in Europa door de Franse Jezuet Pierre Nicholas d’ Incarville. Die had zaden gestuurd uit Peking via Siberië naar zijn botanistenvriend Bernard de Jussieu in 1740. dat zouden zaden zijn van een economische belangrijke boom op de Chinese vernisboom zouden lijken, (Toxicodendron vernicifluum), die hij gezien had in de Yangtze regionen en beter dan hij de hemelboom zag. D’Incarville noteerde dit wat voor veel verwarring zou zorgen. In 1751 plantte Jussieu een paar zaden in Frankrijk en stuurde andere naar Philip Miller, de superintendent te Chelsea Physic Garden, en aan Philip C. Webb, de eigenaar van een exotische tuin te Busbridge, Engeland. De verwarring begon toen de boom door de 3 mannen beschreven werd met 3 verschillende namen. Linnaeus gaf het de naam Rhus succedanea, (sap vloeiend) omdat het bekend was als grand vernis du Japon. In Londen werd de soort door Miller Toxicodendron altissima genoemd en in Busbridge werd er getwijfeld of het Rhus Sinese foliis alatis zou moeten heten. Meer namen verschenen, Jakob Friedrich Ehrhart zag er een in Utrecht in 1782 en noemde het Rhus cacodendron. In 1788 zag Ren Louiche Desfontaines de plant in Parijs en kwam tot de conclusie dat het geen sumach was en publiceerde een artikel en gaf het de naam Ailanthus glandulosa en plaatste die in hetzelfde geslacht van de toen bekende tropische soort, Ailanthus integrifolia (gave bladeren) (witte siris, nu =Ailanthus triphysa (drie blaren). Dat zie je nog steeds in de Franse namen, Frans lաilante glanduleux of faux vernis du Japon.

Gebruik.

De teelt van zijdemot, Samia cynthia, werd hierop uitgeoefend die een zijde levert die sterker en goedkoper is dan die van de moerbei, maar mindere glans en vorm en kan een ook geen verf aannemen. Deze soort zijde is bekend als pongee of Shantung silk, omdat het vaak uit de Shandong provincie van China komt. In Wenen probeerde men met behulp van deze boom zijdespinnerij te bevorderen en droeg daarmee bij tot de verwildering van de populatie in Wenen. In 1780 werd het in Berlijn al als sierplant gekweekt.

De boom komt in de oudste Chinese teksten voor en wordt genoemd in talloze Chinese medische teksten van geestelijke ziekten tot kaal worden. De gedroogde bast is nog steeds in gebruik en heet in de moderne Chinese materia medica chun bai pi; witte bast van het voorjaar. Hout is waardevol en er worden kasten van gemaakt, brandhout.

Twijgen en bladstelen, ten minste in jonge bomen, zijn prikkelig en harig, bladeren zijn harig aan de onderkant.

Uit luirig.altervista.org

Ailanthus vilmoriniana, Dode (Vilmorin, Andrieux et Cie, kwekers te Parijs) Een kenmerkende eigenschap van deze boom is wel dat de jonge twijgen en hoofdbladstelen behaard en fijn gedoornd zijn, soms sporadisch.

Bladeren zijn ook tot een meter lang en hebben 8-16 paar zijblaadjes met rood getinte hoofdbladstelen en 10-15cm lang en 2-5cm breed. De bladeren zijn vrijwel gelijk aan de vorige, maar hangen en zijn donkerder van kleur, meestal met meer zijblaadjes, 23-35.

Is hier niet voldoende winterhard om tot hemelboom op te kunnen groeien en komt daarom soms als struik voor.

Onder deze naam komen hier en daar wel exemplaren voor die uit zaad gewonnen zijn en van de vorige weinig afwijken.

Komt uit W. China en wordt 16m hoog. Is vermeld in 1897 in Engeland.

Valse hemelboom, Downy Tree of Heaven.

Planten.

De boom wordt wel voor straatbeplanting gebruikt, een licht eisende boom. Hiervoor worden alleen vrouwelijke exemplaren gebruikt omdat de manlijke vormen met de bloei te onaangenaam ruiken, tevens zouden de pollen oorzaak zijn van irritaties en ontstekingen. Daarentegen geven de vrouwelijke exemplaren veel broed, waarmee ze vermenigvuldigd kunnen worden. Zoals vaak voorkomt zijn de vrouwelijke vormen ronder en sierlijker door de bloei en de vruchten.

De boom wortelt vrij oppervlakkig. Het is een boom die van warmte houdt en zelfs op arme en harde vast getrapte gronden of door de zon gebakken aarde groeit, zelfs tussen stenen. Ook daar maakt de boom veel worteluitlopers die per jaar meer dan 3m kunnen groeien. Het is net kweek en onuitroeibaar, het hele wortelgestel moet gerooid worden. Als je een hemelboom wenst moet je zeker weten wat je doet, want je zal er weer gauw vanaf willen. Wel is de plant zo te gebruiken om kustland vast te leggen.

De boom is zeer goed bestand tegen rook en stof en luchtverontreiniging maar minder tegen onze winters en laat zich toch wat slecht verplanten. Kan op vrijwel elke grond groeien, droge en zure grond, liefst met kalk, en kan tegen schaduw.

Gewoonlijk en het gemakkelijkste is de vermeerdering via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en leg je ze horizontaal in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten. Het is lastig om rechte stammen te kweken omdat het eenjarig schot meestal aan de top bevriest.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl