Calamus

Over Calamus

Rotan, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Van Calamus zijn er ongeveer 200-400 soorten die voorkomen in het Indische florarijk. Het talrijkst zijn ze op de vochtige tropische gebieden van Malakka, de Sundai-eilanden en mogelijk in Nieuw-Guinea en 1 in Afrika.

De stengels zijn zeer dun en altijd min of meer prikkelig en meestal klimmend.

Bladen staan afwisselend en zijn geveerd, vaak eindigen ze in een soort krul waarmee ze zich vasthechten, deelblaadjes zijn smal met 1-5 nerven.

Een gemakkelijk groeiende groep palmen die zeer fraai is en zelfs al in jonge vorm.

Sommige soorten hebben de stengels een 50-60m lang die hen in staat stelt de bladeren op grote hoogte te ontvouwen, op de toppen van de grootste bomen. De bladeren zijn bijzonder goed ontwikkeld om de planten te helpen in het klimmen en hebben vele haakachtige haken in het middenrib.

Palmaceae, palmenfamilie, Lepidocarya klasse, Arecaceae. Voor drakenbloed, zie Daemonorops draco (Calamus draco)

Lyrisch.

Calamus maakt lianen als scheepstouwen die door de masten van het woud slingeren. Dikwijls klimmen ze langs de ene boom op en slingeren zich eromheen, tot verstikken toe. Vervolgens springen ze op een ander over en dalen weer in een grote boog neer om weer op te klauteren tot in de hoogste top van een volgende boom waar de plant mogelijk een bundel van de prachtigste bloemen in de ijle lucht laat wiegen. De argeloze wandelaar in het woud ziet niets anders dan zijn naakte stengels waarmee het struikwerk vaak schier ondoordringbaar ineengevlochten wordt.

Groei.

De meeste soorten zijn klimmend en alleen deze leveren de rotan. Calamus of rotan zijn touwvormige palmen die op grassen lijken met stengels van tegen 200m zodat ze in hoogte alle andere gewassen overtreffen. Er zijn ongeverifieerde vermeldingen van tegen 600m. De stengels, die vaak zo dik zijn als pijpenstelen of vingers, worden rattan of rotan genoemd en gebruikt voor meubelwerk.

De planten vormen eerst een grote met dorens gewapende heester. Uit het midden rijst een stengel omhoog die zich daarna in met bladeren versierde takken verdeelt en tenslotte vertoont zich de touwachtige stengel die zich hier en daar door het woud slingert op zoek naar een steunpunt. Langzamerhand komen er uit de struik 3-4 van zulke touwen tevoorschijn met geledingen van een meter en elk is van onderen voorzien van een met een dorens gewapend blad. Het einde van het touw verdeelt zich in twee haken waarvan de kortere een blad draagt terwijl de langere steeds verder groeit. De schors is ook met naalden omgeven. Middels deze organen bevestigen deze klimmende palmen zich tussen andere bomen en bereiken zo ondanks hun zwakke stengels geweldige hoogtes en maken daar een ondoordringbare haag.

Naam, etymologie.

Calamus, Sanskriet kalamos: riet-pen, kalama: rijstsoort, Semitisch en Assyrisch kanu, Grieks kana en Latijn canna. (nog is de naam van een schrijfstift bij vele volkeren in de oost bekend als kalam.) Arabisch qalam betekent pen of rietpen en is ook van die talen in de oudheid ontleend of van Indo-Germaans zelf. Calumet in de naam van de Amerikaanse vredespijp die vaak van hol riet gemaakt werd. Chalumeau register zijn de lagere tonen van de klarinet, ook een rietinstrument.

Afleidingen zijn, vanwege de rietvorm: canalis, dat van uitgietriet tot kanne werd en kannen­gieter etc.(zie Arundo, Canna en Acorus)

(Dodonaeus) ‘Indiaans riet dat heel voos is, in het Latijn Juncus Indicus porosus, is een wonder geslacht van riet dat uit Oost-Indi of uit de eilanden die daar omtrent liggen gebracht wordt. Het schijnt als voor tenen of twijgen te strekken in de landen daar het groeit omdat het zo taai, buigbaar en sterk is. Het is bleekgeel en glad en met ettelijke leden afgescheiden die soms niet herkenbaar zijn, soms honderd twintig meer voeten hoog en zo dik als een asperge, van binnen zo voos en met gaten dat wanneer iemand het ene einde aan de mond houdt en er aan blaast de wind in een ogenblik aan het andere eind gevoeld wordt wat noch opmerkelijker is als men aan het eind wat speeksel of andere nattigheid strijkt want men zal er terstond bobbels aan zien komen als men aan de andere zijde ademt of blaast dat zeer vreemd is om te zien.

Indisch riet van ongelooflijke lengte wordt in het eiland Sumatra gevonden dat zichzelf om de bijstaande bomen zo vlecht en windt en zo ver kruipt dat een van deze rieten soms meer dan drie honderd vademen lang wordt zodat het begin noch het eind daarvan niet te vinden is wat zo taai en sterk is dat men er kuipen of tonnen mee zou kunnen binden.’>

De naam wordt verbonden met de Griekse mythologie waar Kalamos, zoon van Maiandros, de god van de rivier Meander verhaald wordt. Het verhaal wordt verteld door Eros aan Dionysus over de liefde van Kalamos aan de jeugdige Karpos. Karpos verdrinkt terwijl ze aan het zwemmen waren in de Meander, in zijn verdriet laat hij zich ook verdrinken en wordt in een waterplant veranderd. Het geluid van het rusteloze riet wordt voor altijd verbonden aan zijn gezang en klagen. De Latijnse versie van de namen Kalamos en Karpos zijn Calamus en Carpus.

Gebruik.

Onder die schors bevindt zich wat men met de naam rotan bestempelt, vers is dit kleverig. Slaat men er iemand mee op de naakte huid veroorzaakt het blaren. Na schuren en drogen verdwijnt dit. Droogt men het in rook dan levert de buigzame stengel het zogenaamde Spaanse riet.

De jonge spruiten van vele soorten werden rauw en gekookt gegeten. De hazelnootgrote vrucht lijkt op een omgekeerde dennenappel. Calamus palmen zijn een sier voor een plantenkas.

Uit C. Martius.

Calamus equestris, Willd. (paardenstaartachtig) hiervan worden vooral zwepen gemaakt. Palm tree.

Calamus oxleyanus Teijsm. (Thomas Oxley, dokter bij de East India Company in Penang en Singapore) var. montanus And. (van de bergen) die in de Himalaya tot 2000m komt en van wiens stammen men hangbruggen maakt. Verder voor touwen, meubels en andere zaken.

Uit A. Ypey, www.BioLib.de.

Calamus rotang, L (rotan) (Calamus petraeus, Lour. (steen minnend).) is de grootste en bezit de dikste stammen.

Deze palm is in Indi vrijwel onmisbaar voor de inboorlingen. Wordt gebruikt voor allerlei vlechtwerk. Jonge twijgen worden geroosterd gegeten.

Naam.

De naam rotan, rotang is in de 19de eeuw ontleend aan Maleis rotan, van raut: pellen, in de gelijke betekenis het Engelse rattan en in de Nederlands rotting, de Duitse Rotangpalme.

Uit www.flickr.com

Calamus rudentum, Lour. (kabel) is de algemeenste en taaiste vorm, wordt 60m lang, is beschreven in 1812.

Wordt gebruikt voor wandelstokken, pijlen en spiesen. Chair bottom cane, great rottan cane.

Uit C. Martius.

Calamus viminalis, Willd. (roedevormig) de bindrotting, is de dunste en geschikt voor matten, schilden, ankerkabels en dergelijke. Bitter rattan palm.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl