Phoenicaulis
Over Phoenicaulis
Daggerpod, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit; http://flora.huh.harvard.edu:8080/actkeyObject/205/070-parrya.jpg
4 of 5 N. Amerikaanse soorten en een paar Aziatische, meest uit bergen of arctische gebieden.
Lage, meerjarige kruiden met dikke wortelstokken, smalle bladeren en meestal trosvormige, roze of purperen, opvallende bloemen.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
Phoenicaulis cheiranthoides Nutt. ( Parrya menziesii Greene) (Archibald Menzies, Schotse plantenverzamelaar, 1754-1842) Omgekeerd eivormige bladeren zijn tot 10cm lang en grijsachtig behaard, kleine stengelblaadjes.
Opstaande stengels.
Trosjes van zacht purper/roze bloempjes ma ca. 1cm lange bloemblaadjes in juni.
Uit Washington tot Nevada en Californië, wordt 15cm hoog.
Rijk bloeiende plant. Is beschreven in 1906.
Naam, etymologie.
Parrya, William Edouard Parry, Engelse Noordpoolonderzoeker, 1750-1855.
Phoenicaulis, phoenis; diep purper, caulis; stengels.
Engelse northern rocket, daggerpod.
Planten.
Deze soort is een mooie plant voor rotstuinen. Planten in zandige grond op een droge en zonnige plaats. In de winter is te veel vocht nadelig, dan ook wat bedekken.
Vermeerderen door zaaien en scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl