Calocedrus

Over Calocedrus

Wierookceder, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

De wierookceder werd door Kolonel Fremont in 1848 ontdekt op de droge zonnige berghellingen van Oregon en Californië.

In 1852 is de plant ingevoerd in Engeland.

Uit Netscype geographic.

Het geslacht Libocedrus omvatte vroeger 13 soorten. Drie ervan komen voor op het noordelijk halfrond en een in westelijk Amerika en twee in O. Azië. Deze drie soorten werden later afgesplitst van Libocedrus en tot het geslacht Calocedrus gerekend. Alle resterende soorten, die nog tot het geslacht Libocedrus en Austrocedrus behoren, komen uit het tropische en subtropische zuidelijke halfrond. Ze zijn vanwege de gevoeligheid voor vorst niet van belang in ons gebied.

3 soorten komen er nu nog voor in dit geslacht. Het geslacht is verwant aan Thuja en heeft gelijke overlappende schaalbladeren. Calocedrus verschilt van Thuja omdat de schaalbladeren in kransen van vier staan met niet zo’n ruimte als in Thuja, verder verschillen de kegels.

Pinaceae, Cipressen.

Calocedrus decurrens Florin (aflopend, het blad is met de stengel verbonden, zelfs eromheen aflopend) (Libocedrus decurrens, Torr.)

De wierookceder is een opvallende slanke zuilvormige boom, terwijl die in zuidelijker gebieden wat breder wordt. Als zuilvorm veert de wierookceder mee met de striemende westenwinden, buigt mee en komt weer terug. De boom is zo meer windvast dan de Italiaanse populier.

Qua loof kan de wierookceder verward worden met de Erectav ormen van de Lawson cipres. Heeft korter en onregelmatiger loof, korte en schuiner omhoog gerichte twijgen. De kleur van de gehele plant is heldergroen. In zijn beginjaren is de plant over het geheel dicht bebladerd en op oudere leeftijd begint de boom er wat schraal uit te zien.

De bloei en de kegeltjes zijn interessant. De manlijke katjes zijn felgeel en geven de boom een massale gele gloed. De lichtgroene en hangende kegeltjes steken mooi af tegen de glanzende en donkergroene naalden.

Groeit in de bossen van Amerika langs de noordwest kust van de Stille Oceaan. Een vruchtbare en vochtige standplaats heeft de boom daar waar die een 45m hoog kan worden met een stamdoorsnede van meer dan 3m. Bij ons groeit het langzaam tot een hoogte van 30-35m in 100 jaar.

Er zijn een paar kleiner blijvende vormen in de handel, hoewel dezen vrijwel niet te verkrijgen zijn. Voordat een Calocedrus groot wordt, en hinderlijk, gaan er toch al vele jaren voorbij. Interessant is de cv. ‘Riet.’ Dit is een lage compacte vorm die gevonden is door Sir Harold Hillier. Hij vond deze plant als een heksenbezem op een reis in het oosten van de V.S. in 1971 en noemde de plant naar zijn vrouw Riet.

‘Aureovariegata ‘is de geel gevlekte vorm.

Naam, etymologie.

De oude Libocedrus is nu dus bekend onder Calocedrus, Grieks kalos: mooi, cedrus: ceder. De oude naam is overal ingeburgerd en is zo moeilijk om te zetten in de nieuwe naam. De boom bezit over het geheel een zoete en harsachtige geur. In het Engels wordt het incense cedar: wierookceder genoemd. Ook de geslachtsnaam, Libocedrus, is genomen van Libanos: de boom die wierook geeft, Grieks libas: druppel, en kedros: de ceder, een verwijzing naar het geurende hout. Duits Weihrauchzeder, Schuppen- of Fluszeder. Witte ceder of zuilcipres.

Planten.

Dit is een mooie boom die geschikt is als solitair of om in groepen van 3-5 te verschijnen.

De wierookceder benadert de slanke vorm van de cipres. Als aparte pilaarvorm geeft het effect aan de tuin. Ook geschikt voor de kleine tuin omdat de groei zo matig is.

Groeit op elke voedselrijke en vochthoudende grond.

Zaaien gaat het best. Dit in april en het zaad wat bedekken.

Dit is een moeilijk geval om te stekken. Stek er dus verscheidene om er een paar over te houden. Soms zie je alleen maar een knobbeltje verschijnen, soms met wat wortelvormige draadjes.

Neem in oktober de topstekken, plaats de twijgen in een oplossing van 100 mg ibz per liter water. Laat dit een 10-12 uur staan. Dan zuigen ze de groeistof op.

Plaats de coniferen in een koele ruimte, 10 graden, de bodemwarmte moet wel hoger zijn, een 14 graden. Dan gaat de wortelvorming door en heeft het gewas geen last van de voor hen hoge temperatuur, gaat dus niet groeien.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl