Elytrigia

Over Elytrigia

Kweek, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten,

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Naam, etymologie.

Elytrigia, Grieks elyo: ik bedek, naar de groeikracht, of de schede bedekkend of een combinatie van Elymus en Triticum. (Agropyron is de oude naam en betekent veldtarwe)

Een geslacht van meerjarige grassen, vaak met een kruipende wortelstok.

30-40 soorten komen voor in de gematigde zones van beide halfronden.

Het verschil met Triticum is voornamelijk het meerjarig voorkomen.

Vele soorten leveren in ruwe gebieden het wilde hooi.

Veel verdeelt men ze naar de rizomen in 2 geslachten, de hondskweek, Hundsquecken, Roegneria, (nu onder Elymus), die zonder rhyzomen zijn en echte kweek, Echte Quecken, Elytrigia.

Poaceae, grassen, Hordeae klasse.

Elytrigia repens, (L) Desv.ex Nevski. (kruipen, reppen) (Triticum repens, L. Agropyron repens, P.B. Elymus repens.) is mogelijk de Agrostis van Theophrastus.

De bladen zijn ongeveer 5mm breed en meestal wat ineengerold.

Aren zijn zeer lang en vormen een derde van de stengel, aartjes 4-8 bloemig, bloeit in juni en juli.

Kan een hoogte van 20-120cm halen.

Kweek is thuis in geheel Europa, N. Afrika, Azië. Er zijn 3 subspecies.

De plant reist rond in Australië en Noord en Z. Amerika.

Kweek is een harde groeier en vrijwel onuitroeibaar met een demonische vitaliteit. Verschijnt met ivoorkleurige toppen die als lansen door obstakels als aardappelen en zelfs boomwortels heen boren. De toppen van de uitlopers zijn bekleed met harde schubvormige blaadjes waarmee het zich ook op de hardste grond kan uitbreiden. De snelle groei van de lange witte wortelstokken, die op elk afgerukt stukje kunnen uitlopen als er maar een knoop op zit, is moeilijk te bestrijden. De geel/witte wortelstok moet eruit getrokken worden of alle bovengrondse delen er constant af schoffelen totdat de wortelstok (en de schoffelaar) uitgeput is. Dit gebeurt ook met maaien, het kweek dat zich in het gazon bevindt wordt door geregeld maaien eruit gemaaid. Of door zwart plastic erop te leggen. Ook leden van de nachtschadenfamilie werken ongunstig op de groei van de wortelstok en om die reden worden er wel aardappels op die velden geplant.

Het vormt zo’n sterk netwerk van wortels dat het als zandbinder in duinen kan dienen, het wortelstelsel lijkt matrasachtig.

Kweekgras is een algemeen lastig voorkomend (on)kruid en in allerlei storingsmilieus aanwezig.

Kenmerken.

Overblijvende grassoort met talrijke scherp gepunte, ondergrondse uitlopers.

Jonge bladeren gerold.

Bladschijf geleidelijk in een spitse punt uitlopend.

Blad dof, als regel grijsachtig groen.

Spaarzaam behaard.

Bloempakjes in twee rijen, dwars op de stevige zigzag verlopende aarspil geplaatst.

Tongetje zeer kort en vlezig.

Oortjes klein, in een fijne punt uitlopend.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van dit gras (tweede Agrostis canina) wordt van andere ledt-gras of anders lidgras, in het Grieks Agrostis genoemd. Dan de Griekse naam wordt geloofd van de akkers en velden zelf gekomen te zijn die in het Grieks Agri genoemd worden.’

De ineen gedraaide wortelstokken. Knotige verdikkingen die overal opkomt, Knopfligras, Knopgras of kruipkoren, led of lidgras.

Dodonaeus (b) ‘Het wordt met in het Latijn met een algemene naam Gramen genoemd en in het Spaans gramenha en grama.’ In Italiaans Gramigna. In het Hoogduits Grasz en Frans ook de lըerbe of herbe du pres.

Dodonaeus ‘Hetzelfde wordt insgelijks ook Hamaxitis en Aegicon in het Grieks genoemd en in het Latijn Sanguinalis (bloederig) en Uniola. Dit ledgras heeft bij Lobel noch meer namen zoals hondts-gras en daarnaar in het Latijn Gramen Canarium of ook Medicatum, in het Frans chiendent, (en is misschien Denticula canis van Ruellius).’

Kweek werd ook wel hondsgras genoemd, Frans chiendent rampant, Duits Hundsgras, Engels dogs-grass (zie Roegneria) Culpeper verhaalt ervan als je het kruid niet kent wacht dan tot je hond ziek is, het zal naar dit gras toegaan en je er snel naar toe leiden en er zijn maag mee vol eten om zo tot braken te komen. Of het is een verachtelijke betekenis om de plant als onkruid te karakteriseren.

Dodonaeus (d) ‘Het wordt van de landlieden in Brabant peen genoemd en heeft bij Lobel noch meer namen als peien of peyen.’

Pede: overal kruipt, verwant met Pfad (meervoud Pedi) en Padde: pad of Krote, Noordduits Petten: treden, Pade, Padergras, Peyer, Peien, Platengras.

Dodonaeus (e) ‘Dit ledgras heeft bij Lobel noch meer namen als in het Hoogduits Queken, Queckgrasz, in het Hollands ook queeck of queke, in het Engels quich gras.’

Quecke: levendig, kweek, Duits Quak, Quecca, Quecken, Quetsch of Wegg. De Engelse naam quitsch-grass, quickens, quack grass, of couch verwijst niet naar de matrasachtige laag wortels, dit woord zou afgeleid zijn van Angelsaksisch civice of cwicu: levenskrachtig, vergelijk quick, midden-Hoogduits Quec: levendig, zo ook kweek en Duits Quecke. In het Deense is het kvikker en in Noorwegen kveke. De Germaanse vorm is qiqa: levendig, fris of monter, vergelijk qucksilber, naar het taaie en moeilijk uit te roeien onkruid. Ze drukken allemaal hetzelfde uit, namelijk vlug, vief, zo vlug als kwik. Deze woorden stammen van een Indo-Germaans werk­woord giw: leven.

(f) Engels white couch, de witte draden, twitch, vergelijk Duits Flechtgras of Schnuren, ons leedgras, gelede verdikkingen.

(g) De ver kruipende wortelstokken, Schnurligras, Spulwurz en Sehnengras.

(h) De wortel is zoet en wordt medisch gebruikt, Duits Apothekergras of Suckerwortel.

(i) Overige. Dorth bij Hildegard, Spitzgras, Spissgras, Zwecke, Baier, Flaergras, Schosswurz, Zwitsers Chnopfgras, Schlirpgras, Schnurligras. Engels stroil en felt, lagoon grass, scutch grass, shelly grass, skally grass en squitch grass. Hollands Vijter, puingras, pijnen, duinreep en trekgras.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De wortel van gras is zoet van smaak als water, doch heeft er wat scherpte of bitterheid bij en is goed om de bloedige wonden te helen en te genezen, een drank ervan gekookt is de nieren en blaas nuttig en laat de spijzen tamelijk en gemakkelijk voortkomen, breekt het niergruis soms en laat het steenachtig gruis rijzen, als Galenus zegt.

Dioscorides schrijft het gras ook dezelfde krachten.

Deze wortels zijn soms heel mals en geschikt om te eten. Zelfs in de dure tijden heeft men ze gedroogd en het meel of poeder er van met ander meel gemengd en er goed brood van gebakken door er wat meel van de wortel van Arum of kalfsvoet bij te doen en die te mengen, beslaan en te kneden met water daar rijst of pompoenen in gekookt waren.

Het zaad laat sterk water lossen en stopt de stoelgang en braken en water daar dat in gekookt is geneest de zeerheid van de blaas en de beten van de slangen.’

Een kruid onder het beheer van Jupiter.

De wortelstok werd wel vermalen tot een meel, waarvan brood werd gebakken, wat ook zo in de laatste wereldoorlog gebruikt werd, broodgras. Gemalen zijn ze ook voedsel voor de paarden.

In de middeleeuwen werd kweek als geneesmiddel gebruikt en was een bestanddeel van blaas- en nierenthee.

Historie.

(411) ‘Kweek is in de oudheid moeilijk te herkennen. Er wordt hier en daar wel van grassen gesproken, maar nergens komt de beschrijving zo goed uit dat men met zekerheid over kweek schrijft. Theophrastus voert een gras άγρωσΤι (agrostis) op wiens wortels naar boven een spruit en naar onder een wortel groeit, wat ook voor andere grassen kan gelden. Dioscorides schrijft van een agrostis, de gestampte wortel is een wondmiddel, de gekookte wortel tegen beenpijn en blaasziektes, hier zou het op de hondstand Cynodon dactyledon kunnen slaan, een gras met vingervormige aren. Zijn wortelstok werd vroeger als Rhizoma graminis Italici net als de kweekwortel gebruikt. Uitvoerig laat Plinius zich over het gramen (gras) uit, Vandaar de Duitse naam Graswurzel. Hij roemt de wortel met dezelfde geneeskracht als Dioscorides. Plinius noemt het een sympathiemiddel door negen knopen in fris geschoren zwarte wol te wikkelen. Degene die kweek verzamelt moet nuchter zijn en bij afwezigheid van de patiënt moet hij/zij naar zijn huis gaan en als die thuiskomt dan in nuchtere toestand driemaal tot hem spreken, ‘ik breng je nuchter het heilmiddel’ je jeuno jejenum medicamentum dare.’ De patiënt moet het gras in de wol ombinden en dat drie dagen achtereen doen. Een gras met zeven knopen om het hoofd gewonden helpt absoluut onfeilbaar tegen hoofdpijn en krop. 7 en 9 zijn heilige tallen, de zwarte net geschoren wol, het driemaal dragen en spreken, slaat op tovermedicijn. Ook de analogie van de knoten of zwellingen van de stengels met hun gebruik tegen de krop als een zwelling van de hals. Plinius voert daarop ook een plaats op van Quintus Serenus Samonicus, mogelijk 3de eeuw v. Chr. die een medisch gedicht schreef waarin de ‘gramina septenis nodis’ of ԧras met zeven knoten’ als middel tegen hoofdpijn gebruikt wordt betekenisvol is ook dat Marcellus Empiricus een gras met 27 (=3x7, dus twee heilige getallen) knoten als middel tegen blaasziektes gebruikt. Kweek geldt nu nog als werkzaam tegen blaasziektes. Overigens vermelden nog andere artsen als Galenus, Oribasius, Alexander Tralles en Aetios de plasdrijvende en steenlozende eigenschappen van gras.

Als plasdrijvend middel is ze nog bij het volk in gebruik.’

Uit dbiods.univ.trieste.it

Elytrigia atherica (Link) Carreras. (luchtig, ather; kafnaald)

Overblijvende plant van 30-120cm.

Grijs grauwe bladeren.

Rechtopstaande bloeiwijze is dicht en vaak wat wit gekleurd.

Uit de kusten van west Europa.

Strandkweek of zeekweek, Fries seetaaite, Engels sea cough, Duits Dunen-Quecke, Dichtharige Quecke, Strand-Quecke, Fries Chiendent littoral.

= Elytrigia juncea Nevski, subsp. boreoatlantica, (biesachtig en Noordelijk Atlantisch) Is biesachtig en groeit op het strand en bij de duinvoet.

De plant wordt 30 tot 60 cm hoog.

De bladscheden hebben geen oortjes en de onderste bladscheden zijn meestal voor een gedeelte glanzend roodbruin.

Bloeit van juni tot augustus met een aarvormige bloeiwijze.

Biestarwegras, strandkweek, Fries stranweet, Duits Strand Quecke, Engels sand couch, frans chiendent a feuilles de jonc.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl