Diospyros

Over Diospyros

Ebbenhout, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit www.hort.purdue.edu

Een geslacht van houtachtige planten die gekweekt worden om hun mooie bladeren en gedeeltelijk om hun eetbare vruchten.

Sommige soorten zijn waardevolle houtleveranciers.

Bladverliezend of altijdgroene struiken of bomen. Afwisselend staande, zelden tegenoverstaande en kort gesteelde bladeren.

Bloemen zijn geel- of witachtig en vaak alleen staand, 1 of 2huizig en 4tallig, de vrouwelijke bloemen staan afzonderlijk, de mannelijke bloemen met enkele bijeen in bundels en okselstandig

De vrucht is groot en besvormig.

Het geslacht komt voor met 400-450 soorten,( inclusief Maba) in de oude en nieuwe wereld, vooral in het Indisch-Maleis tropengebied, Lagos, Gabun en Oldcalabar.

De paar gecultiveerde soorten zijn ornamentele bomen met weelderig blad dat zelden aangevallen wordt door insecten en met decoratief en eetbare vruchten. Het is een oud geslacht, fossielen kunnen terug gevonden tot miljoenen jaren gelden.

Ebenaceae, ebbenhoutfamilie.

=Diospyros digyna Jacq.(twee vrouwen, naar de twee omwindselblaadjes) is een 25m hoge, groenblijvende boom met een donkere bast.

Afwisselend geplaatste bladeren zijn 15-30cm lang, ovaal en gespitst, donkergroen, glanzend en leerachtig en aan de onderkant lichtgroen en dof.

Grote bloemen van 1.5cm kunnen n of tweeslachtig zijn, staan alleen of 707 7 stuks in de bladoksels van jonge scheuten.

Ronde vrucht van 13-10cm, glanzend donkergroene schil met bruine spikkels.

Vruchtvlees is bruinzwart, sappig en smaakt zoetig-nootachtig.

Groeit in Mexico en Guatemala.

Zwarte zapote, Engels black persimmon, black sapote.

Uit Flora de Filipinas.

=Diospyros discolor Willd. (tweekleurig) (Diospyros blancoi) 30m hoge, boom met een tot 80cm dikke stam, bossige kroon en uitgespreide, gedeeltelijk hangende takken.

Afwisselend geplaatste, 23cm lange en 10cm brede bladeren zijn leerachtig, ovaal, toegespitst, donkergroen, glad en glanzend en van onderen lichtgroen en zilverig behaard.

De 1,2 cm grote bloemen groeien in trosjes aan korte loten.

Vruchten zijn bol- of eivormig en 7-10cm groot, 1mm dikke, leerachtige schil is roze, bruinachtig, geel, oranje of paarsrood van kleur en is bezet met vele korte, goudbruine of koperkleurige haren. Het gelige, vitamine C- rijke vruchtvlees is matig sappig, smaakt naar appel en heeft een penetrante, kaasachtige geur. Deze geur kan verdwijnen door de vrucht enige tijd in de koelkast te leggen.

Komt uit de Filippijnen.

Mabolo, velvet apple, in de Filippijnen kamagong.

Uit www.stuartxchange.com

Diospyros ebenaster, Retz. (ebbenhout-achtig) heeft elliptisch blad.

De witte geurende bloemen worden gevolgd door zoete vruchten.

Ebbenhout is afkomstig uit de Indische archipel, voor- en achter Indië en kan 12m hoog worden. Is beschreven in 1792.

East Indian ebenaster.

Uit hortuscamden.com

Diospyros ebenum Koenig ex Retz. (ebbenhout) (Diospyros hebecarpa)(ebbenhouten zaad) Een boom uit tropisch Azië, waarvan het donkere hout wordt gebruikt voor de fabricage van kasten.

Ceylon-ebbenhout, Engels India ebony of Ceylon ebony, afhankelijk van zijn afkomst, is inlands in Z. India en Sri Lanka.

Het is waardevol vanwege zijn zware zwarte, fijne harthout.

Een middelgrote, altijdgroene boom die 20-25m hoog wordt.

Gave bladeren van 6-15cm lang en 3-5cm breed.

De vrucht is een kleine bes van 2cm in diameter.

Het is een van de meest intensieve zwarte houtsoorten met zeer grote dichtheid en zinkt in water, kan zeer glad gepolijst worden.

Ceylon ebbenhout komt uit tropisch Azië. Ceylon of Indian ebony.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘Ebbenhout, in het Grieks Ebenos, in het Latijn Ebenus of Hebenum en van sommige Xylo-alo officinarum, in het Frans ebene noir, in het Spaans ebano, in het Arabisch abanus.’

In oud-Egyptisch, wiens klinkers we niet kennen, heet het hout hbnj, (in Arabisch en Turks is het abenos, in Hebreeuwse Eben: steen, ebenezer: steen van mijn hulp) dit woord werd tot Grieks έβενος hebenos of ebenos en dit tot Latijn (h)ebenus. Vandaar stamt laat oud-Hoogduits Ebenus, midden-Hoogduits Ebenus, het Hebbenholtz van Luther in 1532 1 Koningen 10: 11 en zo werd het Ebenholz of Ebenaster, in Nederlands ebbenhout en in Engels, via oud-Frans ebaine, ebony, ook omander wood of Ceylon. In Perzisch abnus.

In het Egyptisch als hbnj geschreven, is dit woord van Afrikaanse spraken ontleend?

Op het eind van de 16de eeuw werden er mooie kasten in Antwerpen van gemaakt, vanwege de hardheid werd het als frame gebruikt die opgelegd werden met panelen met insnijdingen in laag-reliëf (bas-reliëf), meestal met allegorische afbeeldingen of scenes uit klassieke of Christelijke oudheid. Al gauw werden zulke kasten in Parijs gemaakt waar de makers bekend werden als bnistes dat nu de Franse naam is voor kastmakers.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Ebbenhout verscherpt het gezicht, belet alle zinkingen, ontstekingen of puisten en vooral als het op een steen gewreven en bij de oogzalven gedaan wordt of als men het schrapsel of het schaafsel er van vier en twintig uren lang in wijn of water weekt en daarna stampt en bij de oogzalven doet want dan neemt het weg al hetgeen dat de oogappel verduistert en wordt ook vermengd bij allerhande zalven die men bereidt tegen de verouderde zeren en puisten. De Indianen maken hun koningsstaf van ebbenhout en ook hun afgodsbeelden en ze maken er ook bekers, kroezen en schalen van en geloven vast dat dit hout alle toverijen, vervloekingen en kwade belezingen gans krachteloos maakt.

De allerbeste en meest geachte ebbenhout, zegt Dioscorides, is hetgeen dat uit Ethiopië gebracht wordt dat zwart is zonder enige aderen waarin het werken eenvoudig is als een horen, vast, dicht en dik en scherp van smaak en als het bij de berokingen gedaan wordt een goede en geenszins lastige reuk van zich geeft en als het noch vers is en bij het vuur gehouden wordt gauw ontsteekt door zijn vetheid, maar op de steen gewreven rosachtig wordt. Theophrastus zegt dat ebbenhout op palmenhout lijkt, maar van zijn uiterste schors beroofd is en heel zwart is en als het op de porfiersteen gewreven wordt zeer goed is tegen de gebreken van de ogen. Plinius zegt dat ebbenhout tweevormig is maar dat men de beste soort zelden vindt en een boom is met een stam zonder knopen, heel zwart hout en zeer lustig om te zien. De andere soort is klein als een heester zoals de Cytisus en groeit in Indien overal.’

Ebbenhout komt van de geslachten Diospyros en Maba, familie der Ebenaceae en van het geslacht Aspalathus van de Papiloniaceae familie.

Van het hout is alleen het binnenste hout bruikbaar, waardoor er maar weinig werkbaar hout overblijft. Het kernhout ligt ook niet altijd in het midden en loopt met bochten door de stam en is hoekig. Soms is het aan de kant zwart als ebbenhout en wordt het meer naar het midden grauwer of bruiner en tegelijk vozer. Het spinthout, waaruit derhalve het grootste deel van de boom bestaat, is dicht, hard en zwaar, fijn van draad en duurzaam. De boom is echter te zeldzaam dat het hout veel gebruikt kan worden. De Ambonezen gebruiken het voor dunne stijlen en balken waartoe ze meestal stammen nemen die nog geen man dik zijn, dikkere kunnen ze moeilijk bewerken. Van een normale boom blijft ongeveer 3‑5m lengte met een middellijn van 60cm. over.

Het ebbenhout is zwart, duurzaam en goed te polijsten. Vanwege de donkere kleur is het ideaal om met ivoor te verwerken. Door zijn hardheid en mooie glans is het hout zeer geschikt voor muziekinstrumenten. Het zuiver zwarte hout, zonder vlammen of aderen, wordt voor de beste gehouden. Vondel, Salomon

‘ ik ga voorbij die schat van dierbaar ebbenhout.’

Bijbel.

Ezechiël 27: 15’Ivoor en ebbenhout brachten zij u als schatting.’

In Ezechiël 27: 15 wordt het woord hobnim of havnim dan ook voor ebbenhout vertaald. Het is mogelijk dat dit door de Feniciërs van ver gehaald werd, uit India of van Ceylon. (Sri Lanka) Hoewel ze dit hout ook uit Afrika of Madagaskar konden halen als van Diospyros dendo, Diospyros haplostylis en Diospyros mespiliformis.

Van Dalbergia melanoxylon Guill stamt het ebbenhout van Senegal. Ebenoxylum verum levert het ebbenhout dat al in de piramidebouw gebruikt en later uit Somalië gehaald werd. Euclea pseudebenus levert ook zwart ebbenhout, komt uit de Kaap.

Het hout werd gebracht naar hun haven Tyrus en over land getransporteerd met kamelen Ebbenhout en ivoor werden gebracht, mogelijk omdat ze samen gebruikt werden, of dat ze uit hetzelfde land gehaald werden. In Afrika zijn is het ivoor van de olifanten groter. Nog wordt het witte ivoor ingelegd in het zwarte ebbenhout voor de contrastwerking.

Historie.

(Dodonaeus) ‘De boom zelf en is noch niet bekend, dan het droge hout wordt uit Indien gebracht en meest om er mooie werken van te maken zoals lijsten, kammen en bolletje voor rozenkransen. Het groeit veel in het eiland Mauritius dat anders Ilha do Cirne heet. Pyrard schrijft dat het beste in Mozambique groeit. De ouders hebben er weinig van verhaald want Vergilius en Theophrastus zeggen dat het alleen in Indien groeit, Herodotus meent dat het in Ethiopië alleen te vinden is. Maar Dioscorides schrijft dat het zowel in Indien als in zwart Morenland gevonden wordt.

(213) Herodotus vermeldt dan ook dat de Ethiopiërs aan de Perzische grootvorst schatting moesten betalen in de vorm van 200 blokken ebbenhout en puur goud. Plinius vermeldt ebbenhout bij de brand te Rome onder Nero.

Rosengarten: “De vrouwelijke farao Hatsjespoet of Hatschepsus 1485 v. Chr. haalde planten uit het fabelachtige Poent, voor de Rode Zee naar de Afrikaanse kust waar Poent zou liggen. Ze kwamen terug met mirre, ivoor, ebbenhout, goud, zilver, kaneel etc.’ Kaneel zou in Poent verkregen zijn vanuit China of zuidoost Azië, vanuit Indonesië werd dit naar Madagaskar gebracht in primitieve kano’s, een oeroude route bekend als kaneelroute.

1350 v. Chr. werd ebbenhout genoemd door Koning Assurnasirpal II op de Akkadische leemtafelen.

Volgens de klassieken was de koningstroon van Pluto (god van de onderwereld) gemaakt van het zwarte ebbenhout. De Pythische Apollo en de afbeeldingen van vele Egyptische goden en godinnen, vooral die van de nacht, duisterheid en zorgen waren gemaakt van ebbenhout.

(213) Uit dit materiaal waren standbeelden vervaardigd waarvan Pausanias er nog enkele heeft gezien op zijn tocht door Hellas. Bij de bespreking van een beeld in Megara geeft hij een hem door een Kuprier medegedeeld fantastisch verhaal weer. Ebbenhout zou geen takken of bladeren hebben, alleen wortels die dan door deskundigen werden opgegraven en wel in Ethiopië.

Ebbenhout werd wel gebruikt om er wiegen van te maken zodat kinderen niet bang zouden worden van zwarte gezichten.

Bij sommige volkeren werd ebbenhout als antimagisch beschouwd. Dodonaeus: ‘De Indianen. .. maken daar ook bekers, kroezen en schalen van en geloven vast dat dit hout alle tove­rijen, vervloekingen en kwade belezingen gans krachte­loos maakt.’

Maerlant, ‘Ebenaster, zoals Isidorus zegt, is een boom die in India staat en in Ethiopië, het Moren land. Omgehouwen wordt het en gelijk verhardt het als een steen. Het zal niet branden als een klein vuur en al werpt men het ook in grote vuren geen vlammen kan hij geven, maar hij verteert dan in as. Dat van Ethiopië komt is dat men de beste noemt, het is zacht en zwart alsof het horen was. En dat van India komt hier, dat is beide, zwart en wit, en niet zo goed als dit. Aan wiegen bindt men dusdanig hout want men zegt het is zo gebouwd dat het van het kind ijselijke vormen verdrijft die wij vinden en die ze in hun slaap zien. Platearius zegt van die dat als zijn hout aardig klein gepoederd is het de steen in de blaas breekt.’

Black as ebony komt voor in Love’s Labour Lost 3, 247 van Shakespeare.

King. ty heaven, thy love is black as ebony’.

‘Her ‘ss ebony like her? O wood divine

A wife of such wood were felicity

O! who can give an oath? where is a book?

That I may swear beauty doth beauty lack,

if that she learn not of her eye to look:

No face is fair that is not full so black.’

King. ‘o paradox! Black is the badge of the hell.’

Symbool van ‘Begraaf me tussen natuurlijke schoonheden’.

Hamlet.

Shakespeare laat de vader van Hamlet doden door wat sap in zijn oor te gieten. (Maar bilzekruid werkt voornamelijk door de huid, vooral door de slijmvliezen, in principe kon de vader van Hamlet zo niet gedood worden) Wat Shakespeare dan bedoelde in Hamlet 1,4, 60 met ‘cursed hebenona,’ Commentators doelen op een bijzondere plant met dodelijke effecten, in plaats van een plant die de dood aangaf. Hoe maken poten woorden en wat bedoelen ze? Zonder te weten wat het precies betekende moet Shakespeare het sap van Hebenon of Hebona opgepikt hebben van de youce of Hebon’, uit Marlows ‘The Jew of Malta.’ 1590. Barabbas hoopte dat het vergiftigde voedsel, dat hij naar zijn dochter zond, zou werken als de wijn van de Borgia ‘s en het bloed van de Hydra en de youce of Hebon, het gif van de Styx en de adem van zijn bewaarder, de Cocytus. Marlow en Shakespeare zijn beiden wel bekend geweest met The Garden of Proserpina uit Spenser’s Faerie Queene, II, 51-6, die bewaakt werd door de Cocytus waarin bomen en planten stonden.

‘Fireful deadly blacke both leafe and bloom

Fit to adorne the dread, and decke the drery toombe ‘met de ‘heben sad’ en de

mournfull Cypresse.

‘Dead sleeping Poppy, the blacke Hellebore,

Cold Coloquintida, and tetra mad

Mortall Samnitis, and Cicuta bad.’

Spenser, op zijn beurt, zal Gower’s hebenus that slepy tre, which furnished the boards of the couch of Sleep’ gekend hebben. Zo is Hebenon of Hebona simpelweg afgeleid van het Latijnse ebenus, het zwarte ebbenhout dat gebruikt werd in begrafenisrituelen.

Maar ebenus is de oude naam van Cicuta of Conium, zie daar.

Uit etc.usf.edu

Diospyros foliosa (J. R. Forst. & G. Forst.) P. S. Green (elliptisch, ovaal) (Maba elliptica, Forst.) een zeer hoge rechte boom met wat hoekige stam die op de Indische archipel en N. Guinea gevonden wordt.

Gebruik.

Dit boeroese ebbenhout is zeer gemakkelijk te kweken en groeit snel. Het spinthout is hard, dicht en wit, hier en daar doorregen met fijne zwarte adertjes die in aantal toenemen als je het kernhout nadert. Die harde en zware, zwarte substantie die men ebbenhout noemt, groeit door de gehele stam en de dikste takken. In boompjes die de omvang hebben van een dijbeen is de zwarte kern slechts een duim dik, maar bij volwassen exemplaren beslaat ze bijna de gehele dikte van de boom daar het spinthout niet dikker is dan vijf vingers. De kleur is diep zwart. In kwaliteit staat dit ebbenhout ver achter bij het Afrikaanse. In de eerste plaats is het veel grover en moeilijker glad af te werken. In de tweede plaats is het zeer onderhevig aan scheuren, in het bijzonder in het hart zodat er geen brede planken uit te halen zijn.

Uit J. Linden.

Diospyros kaki, L. (van het Japanse kaki-noki: een vrucht) Bladsteel is 1.5cm lang.

Bladen zijn ovaal/elliptisch, glanzend van boven en min of meer harig aan de onderkant, 6-16cm lang en 3-5.5cm breed met vaak toegespitste top.

Twijgen zijn grijs/bruin.

Geel/witte bloemen komen in juni, 4tallig met iets teruggeslagen kelk en kroonlobben, vrouwelijke bloemen zijn tot 15mm lang en alleenstaand, mannelijke bloemen zijn kleiner en staan met 3 bijeen, meer dan 16 meeldraden, helmdraden zijn evenals de stijl behaard.

De vrucht is een 3-7cm lang en zeer variabel in vorm en grootte, het meest gelijkend op een tomaat, oranje en roodachtig. Boomrijp zijn ze oranjekleurig, zacht en zoet met een aan abrikozen herinnerende smaak.

Een boom van een 12m hoog met een breed en rond hoofd met wat afhangende takken.

Is beschreven in 1739, komt uit China.

Er wordt bij de Chinezen een jam van gemaakt, de kasemek ki kwe. De vrucht moet onrijp geplukt worden omdat de rijpe vruchten aan de bomen in de nacht door vliegende eekhoorns en andere dieren geroofd worden. Om de zure smaak te neutraliseren worden de vruchten 24 uur in kalkmelk gelegd.

‘Sharon,’ lijkt op een vierkante tomaat en is een belangrijk ras uit de Sharonvallei in Isral.

Naam.

Het is de boom die de kau‑appel levert, het is de kaki uit China en Japan en Engelse Chinese date plum of keg fig, Duits Kaki en Persimone.

Uit S. Pallas.

Diospyros lotus, L. (Lotus; ik wil of verlang) Bladsteel is 1-1.5cm lang en behaard.

Bladeren zijn 6-12cm lang en 3-5cm breed, elliptisch en meestal naar beide zijden puntig toelopend vaak met toegespitste top, matglanzend donkergroen en van onderen langs de nerven blijvend behaard.

Twijgen zijn grijs behaard en rood/bruin.

Bloeit in juni met klokvormige groen/witte en wat rood aangelopen bloemen, vrouwelijke bloemen zijn ruim 1cm lang en alleenstaand, mannelijke bloemen zijn veel kleiner en staan met 1-3 bijeen, bloemen zijn 4tallig, kelk en kroonlobben niet of zeer flauw teruggeslagen, 16 meeldraden met behaarde helmdraden.

Vrucht is tot 2cm lang, rond eivormig, eerst groen/geel en later blauw.

Een hoge struik of kleine boom met een brede schermvormige kroon, bladverliezend.

Komt uit China/Japan, Z. O. Europa en wordt 12m hoog. Is beschreven in 1596.

De var. glabra met kale twijgen staat als oude boom in de Hortus Botanicus van Leiden die daar in 1736 is geplant.

Het goddelijk voedsel wordt gehaald van sommige soorten als Diospyros lotus en bekend is als lotusboom, de dadelpruim waarvan de kleine, op zwarte kersen gelijkende vruchten gegeten worden. Ze zijn 1-2cm groot, eerst gelig en glimmend waarna ze rijpen naar blauwzwart, smaken zoet en zijn niet lang houdbaar.

Naam, etymologie.

Diospyros, hierin zit het woord dios: goddelijk, en pyros; peer, of puros: tarwe, letterlijk een goddelijk voedsel.

Lotusboom, Duits Lotuspflaume, Dattelpflaume en Engelse date plum, uit Perzisch Khormaloo; dadelpruim of Engels date-plum, naar de smaak van de vrucht die op pruim en dadels lijkt.

Deze soort zou vermeld zijn in de Odysseus die zo heerlijk was dat ze hun land vergaten, de lotus-eters. Zie Cordia.

(213) De grote Lotusboom met zijn stevig en hard, onvergankelijk hout, heeft als vaderland de kusten van beide Syrten en Cyrenaica, van waar hij uiterst vroeg naar Italië gebracht zou zijn. Ten tijde van Plinius waren er te Rome drie Lotusbomen van hoge ouderdom: een in het Vulcanal, die ten tijde van de stichting van Rome geplant zou zijn, een tweede, die bijna vijf eeuwen oud was, en een derde met de bijnaam ‘capillata’; omdat men daarheen het haar van de vestaalse maagden bracht. Zes andere Lotusbomen in het domein van L. Crassus vergingen bij de brand van Romer onder Nero.

Uit W. Roxburgh.

=Diospyros melanoxylon Hassk. (zwart hout) Groeit 20m hoog.

Komt uit Sri Lanka en O. India.

Het hout is gevarieerd in bruin en zwart, geschikt voor meubels, snijwerk. Als er aan gewerkt wordt geeft een stoffige geur af, anders dan de iodine geur van de echte, D. ebenum, die in dezelfde gebieden groeit. Volgens de mythe van Adivasi Sarna is dit een van de eerste bomen die God maakte. Ze geloven dat de zwarte bast van de boom laat zien dat het verbrand was tijdens het regenvuur.

Coromandel ebbenhout, Oost-Indisch ebbenhout, Tendu, Engels Coramandel ebony, East Indian ebony, Tendu in Hindoe.

De bladeren van deze soort worden verbouwd in India om zogenaamde bidi-sigaretten van te maken.

Uit www.wildcard.co.za

Diospyros mespiliformis Hochst (mispelvormig) boom van 25m. met uitgespreide takken.

Stevige en hoge stammen met veel groeven en richels, schors is donkergrijs en schilferig.

Gladde en glanzende bladeren zijn ellipsvormig met gave of gegolfde rand.

Tweehuizige plant, vrouwelijke bomen geven vele witte, onopvallende, maar geurige bloemen.

De ongeveer 2,5cm grote bessen zijn rond tot eivormig, kelkbladeren en de stampers blijven aan de vruchten hangen, van geel naar paars, smaken zoet. Worden door veel dieren en mensen gegeten.

Komt uit Afrika.

Hout als timmerhout voor meubels en vloeren, Afrikaans ebbenhout, traditionele kano’s, stampblokken en stampers.

Bevat tannine waar bloedingen mee gestelpt kan worden, schorsextracten en gekneusde bladeren worden op wonden en bloedingen gelegd om genezing te bevorderen. Soms worden stukken schors op een braadrooster boven hete kolen geplaatst om mensen die last hebben van hoestklachten of sinusitis de stoom te laten inhaleren.

Afrikaanse ebbenboom, jakhalsbes, jakhalzen eten de bessen, Afrikaans jakkalsbessie, Engels jackalberry en African ebony, Duits Afrikanisches Ebenholz.

Uit W. Roxburgh.

=Diospyros montana Roxb. (van de bergen) is een groenblijvende, middelgrote boom met een dicht bladerdek en overhangende takken.

De schors is zwart en ruw.

bladeren zijn afwisselend geplaatst, leerachtig, glanzend en lancetvormig of ovaal.

bloemen staan in korte bloemtrossen in de bladoksels, tweehuizig, witachtig of bleekroze.

Vruchten zijn oranje besvruchten met een vlezige schil met een zoetzure, aromatische smaak, worden als handfruit gegeten, marmelade

Komt uit Zuidoost-Azië en in delen van Australië.

Bergpersimoen.

Uit kapiolani.hawaii.edu

Diospyros sandwicensis Fosberg, (van de Sandwicheilanden) is een 2-10m hoge boom met een donkergrijze tot zwarte, gegroefde schors.

Afwisselend geplaatste, doffe donkergroene en aan de bovenkant behaarde, leerachtige bladeren zijn 3–9cm lang en 1,5–4 cm breed.

Bloeit met onopvallende bloemen die solitair in de bladoksels staan.

Ovale 2cm lange vruchten rijpen van groen naar geel, oranje of rood en zijn eetbaar.

Heet in Hawaï lama, zijn groeiplaats. De plant is heilig voor de oorspronkelijke bewoners van Hawaï en gebruiken het hout van de boom om tempels en gewijde hekken te bouwen.

uit texastreeid.tamu.edu

Diospyros texana Scheele, (uit Texas) is een sterk vertakte struik of kleine boom

De vrucht is kleiner dan die van de Amerikaanse persimmon wordt gegeten door veel vogels en zoogdieren. Ook gebruikten Indianen de kleurstof gewonnen uit de vruchten voor het aanbrengen van schutkleuren.

Groeit in Texas.

Bladen zijn ovaal of elliptisch, glimmend aan de bovenkant en wat harig aan de onderkant, 8-14cm lang en 3-5.5cm breed met spitse top.

Twijgen zijn eerst aan de top grijs behaard maar worden al gauw kaal.

De kort gesteelde bloemen zijn groengeel in juni en onaanzienlijk, alleenstaand of met enkele bijeen, vrouwelijke bloemen alleenstaand en kort gesteeld, mannelijke bloemen met 16 meeldraden die met 1-3 bijeen staan, bloemen zijn 4tallig met later teruggeslagen kelk en kroonlobben, bloemkroon is klokvormig, meeldraden zijn korter dan de bloemkroon, helmdraden zijn behaard.

De licht oranje tot zwarte vruchten van 2-3.5cm in diameter zijn rond of ovaal en pruimachtig, vaak met een rode wang en varirend in vorm, grootte en kleur. De smaak zou beter zijn dan van de andere soorten. Deze Amerikaanse pruim stamt uit N. Amerika waar het 18 tot 30m hoog wordt met een ruige en kurkachtige bast en een rondvormige kroon en spreidende, wat hangende takken. Het is een pionier soort. Is hier ook winterhard. Is beschreven in 1629..

Gebruik.

Wordt ook door wolven, zwijnen en paarden gegeten. Na bevroren te zijn is de vrucht eetbaar. In broodjes wordt het gemaakt waarna er een soort van bier van bereid kan worden. Maar eet ze niet als ze onrijp zijn, dat zal je niet gauw vergeten. Het kan op vele manieren gegeten worden, ook als jam, pudding, muffins en cake.

Deze boom levert het zeer gezochte persimmonhout. Het is hard en zwaar en, bij ouderdom, wordt het bruin of zwart.

De bast werd soms medisch gebruikt.

Naam.

Amerikaanse persimoen, Duits Amerikanische Persimone, Amerikaanse date plum, American persimmon. Persimmon, van pessemmine of putchamin, van een Indiaans woord, van putchamin, pasiminan of pessamin, van Powhatan, een Algonquin taal, verwant aan Blackfeet, Cree en Mohican en betekent een droge vrucht. Hout is hard en wordt gebruikt voor golfclubs, woods, en gebruiksvoorwerpen. Wordt possum wood genoemd omdat de Opossum er dol op is.

Planten.

Diospyros virginiana is vrij winterhard.

Vermeerderen door afleggers of veredelen onder glas op Diospyros virginiana, en door zaad, de tropische vormen door stek of afleggers.

Diospyros kaki vraagt een beschutte standplaats, vooral jonge planten op een kalkhoudende vruchtbare zandgrond.

Vermeerderen door het zaad te stratificeren en in februari zaaien bij 15 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl