Althaea

Over Althaea

Heemst, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Althaea.html

Uit J. Grandeville.

Grote een-, twee-, of meerjarige kruiden. Bloemen zijn okselstandig, alleenstaand of staan in trossen in de oksels of midden in de stengels. De stengels worden 1-2m hoog en bloeien in de zomer. De bladeren zijn palmachtig gelobd met 3-7 lobben.

Ongeveer 6-12 meerjarige soorten zijn er in de gematigde delen van de wereld. Ze worden aan de oevers van rivieren en zoute gronden gevonden. Vroeger hoorden hier ook soorten van Alcea bij.

Malvaceae, kaasjeskruidfamilie.

Uit J. Saint-Hilaire.

=Althaea cannabina, L. (hennepachtig) Bladen zijn 5delig en de lobben sterk getand.

Bloemen zijn niet groot, roze kleurig en staan in veelbloemige okselstandige trossen die langer zijn dan de bladeren.

Een vertakte meerjarige van anderhalve meter hoog.

Heeft vezels die als vervanger van hennep gebruikt werden. Ook het blad lijkt op hennep.

Komt uit Z. Europa.

Hennepheemst, Engels hemp leaved marshmallow.

Uit J. Sowerby.

Althaea hirsuta, L. (ruig) Bladen zijn hartvormig en ruig met haren, gelobd en getand.

Stengels zijn harig.

Bloemstengels met een enkele bloem die langer is dan de bladeren en roze/lila.

Een eenjarige van 10-40cm hoog uit M. Zeegebied tot Z.W. Azië.

Naam.

Ruige heemst, Engelse hispid of hairy marsh mallow, Duits Rauher Eibich, Frans guimauve hrisse.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de

Althaea officinalis, L. (geneeskracht)

g) is een meerjarige plant die een dikke meter hoog wordt met overal een viltige en grijs groene beharing.

Aanvankelijk heeft de heemst een spindelvormige wortel van 30cm lengte en een paar cm dik die met bruine nerven bezet is en snel door een kruipende en vingerdikke knoestige wortelstok vervangen wordt.

Uit zijn wortel komen meerdere opgaande of weinig vertakte stengels.

De onderste bladeren zijn hartvormig en 3-5lobbig, geheel bovenaan staan ongedeelde bladeren. De bladeren zijn rond en zacht, zeer wolachtig en grijs, getand.

Bloemen zijn wit tot rosachtig met een dubbele kelk, bloembladen zijn van boven uitgerand. De vele trossen kleuren nu in zeer rijke variaties van wit tot het lichtste blos roze, met een tint blauw, granaatrood en dieppaars, zelfs in geel. Ze zijn okselstandig en veel bloemig.

Groeit hier en daar in het wild op zoutachtige gronden, zeestrand, vaak in tuinen. Komt oorspronkelijk wel voor in Noordelijke gematigde gebieden. Komt wild voor in de steppenzones van Zuid-Rusland en Kazachstan oostelijk tot Altaj. In het westen rijkt de verspreiding in Z. Europa van Balkan over Italië tot het Iberische gebied. Naar midden Europa zou de plant door mensen gebracht zijn. (Archophyt)

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Grieken noemen het Althaea’. Dat woord is afgeleid van een Griekse woord dat betekent zoveel als helen.

Uit Latijns Althea kwam in de 14de eeuw het midden-Hoogduits Alte en Altea van A. Magnus. In de volksmond werd dit aangepast tot All, Alt, Ehe, Alter Tee en Alttee en in Oostenrijk zelfs een alte Eh, Frans altee, altea van de Spanjaarden.

Dodonaeus (b) ‘De Grieken noemen het ook Ebiscos of Ibiscos, sommige Arisalthaea en de Latijnen noemen het ook Althaea en Ibiscus, de apothekers Bismalva en Malvaiscus, als of men Malva Ibiscus zei, ook Malvaviscus (kleverig). In Itali malmavischio en malvavisco, in Spanje heet het malvavisco cassamera en marmaie, maar meest malamiscio’.

Daarnaast staat het Noord Duits Dialte wat gevormd is naar het midden-Latijnse Dyalthea of Bismalvas van Capitulare de villes.

Dodonaeus; ‘Deze heet hier te lande witte maluwe, witten huemst, witte hemst of witten hoemst, Malva alba.’

Heemst komt uit Hibiscus, vergelijk de Duitse namen Hemisch en Hunst.

Dodonaeus (e) ‘In Hoogduitsland heet het Ibisch’.

De Gart der Gesundheit heeft ook Althaea malva hyspanica, dan zou de plant uit Spanje stammen. De naam Ibiscus en Eniscus is daar de naam in Latijn, agria is van het veld. Het is de Keltische naam van de plant die Vergilius in de Povlakte in het Latijn als Ibiscum noteerde, van waaruit Iebiskos en Grieks Hibiscus kwam. Van daaruit is het woord door monniken in het oud-Hoogduits gekomen, Isbisca, midden-Hoogduits Ibische en Ybisch, Ibischa bij Hildegard, wat tot der Eibisch is geworden. In Zwitserland wordt het nog Ibisch en Ispe genoemd. Het Ebich lijkt op dat van Apium =Eppich en Hedera =Epich. Maar als de plant uit Spanje kwam zou de naam Ibiscum ook van Iberia afgeleid kunnen zijn.

Dodonaeus (f) ‘In Frankrijk heet het guimaulve.’.

In het Engels guimauve en in Frans guimauve, dit uit ibisco-malva (zie Malva) De Fransen noemen het la guimauve en mauve-gui, dat betekent klamme malva. De oude schrijvers noemden het Malva visca (kleverig) wat vooral in de wortel voorkomt en wat gemengd is met een suikerachtige stof. Een goede soort werd door de Fransen naar de grote steden gezonden waar het verdikt werd met suiker en gemaakt tot hoesttabletten die ze pats de guimauve noemden.

Dodonaeus (g) ‘In Engeland heet het marshe mallowe’.

Het zijn de originele marshmallows. Oude Engelse namen zijn mersmalewse en mershe mallowe, de mallow die langs de moerassen groeit. De marshmallows die gemaakt worden van meel, stroop, gelatine en suiker werden oorspronkelijk gemaakt van de wortels van deze plant dat op het Franse pte de guimauve teruggaat. In sommige Engelse streken heet het wymote.

Dodonaeus (h) ‘Sommige noemen het in het Latijn Malva Hispanica. Althaea of witte maluwe heet hier te lande ook Spaanse maluwe of hoge maluwe, in Hongarije mazola of mazoa en feyer malva, Malva palustris, maar eigenlijk Malva agrestis, in het Grieks heet ze Althiocon, Hebiscos en Anadendron. De bladeren lijken veel op de bladeren van de populierboom. Sommige apothekers zeggen dat als men de wortels van dit kruid van de zeekant haalt (daar het veel groeit) en in de hoven ver van de zee verplant dat het dan in de gewone maluwe verandert en daarom hebben sommige dit kruid zee maluwe genoemd’.

Engelse white mallow, Duits Malve uit Grieks, malakosһ; week en rustig makend.

Duitse Weisse of wilde Pappel. De naam pappel is later door die van de populier verdrongen.

(i) Genezend, Heilwurz en Hulfwurz bij Bock.

(j) De naam tandwortel slaat op het gebruik dat moeders die geven aan kinderen waarvan de tanden doorkomen.

Gebruik.

Die wortel is gevuld met een slijmig sap wat in water gelegd zich verdikt als ware het stroop.

De in het voorjaar of herfst opgegraven wortel worden gesneden en bij 35 graden gedroogd. Beter is grotere stukken. Het afval en kleinere stukken worden tot poeder verwerkt. Het waterige afkooksel is een geliefd hoestthee die met suiker wordt gebruikt. Voor kleine kinderen wordt zo een hoestsiroop gemaakt. Uit 20 delen wortel en 400 delen water wordt na koken en zeven met 500 delen suiker een siroop gekookt en met een theelepel vol dagelijks gegeven. Het poeder werd wel aan huisdieren gegeven, vooral paarden tegen problemen met de luchtwegen.

Deze plant werd gebruikt als siroop- of theebestanddeel. Op grond van het slijmgehalte werd het ook gebruikt als inhullend, opwekkend, hoeststillend en pijn verminderend middel bij hals- en borstziektes. Een plant die onder hoede van Venus staat. Ook de gesneden bladeren worden vaak als een bestanddeel van hoestthee gegeven. De gestampte bladeren worden als week makende kruiden gebruikt, species emolliens van de artsenijboeken. Vanwege de beroemdheid van het geheel onschuldige slijm bevattende Eibischtee mag het volgende spreekwoord getuigen die Joodse kinderen in Silezië spraken. God heet in het jargon Ҥer Eibersteՠ (de bovenste) Men zegt bij het bezoeken van een licht zieke: ‘Der Eibeschte (God of de Eibischtee) zal zeker helpen’.

De wortelstok werd gebruikt in salades. Van de bastvezels maakte men touw en papier.

De donkergekleurde bloemen worden gebruikt bij het verven van wijn, likeuren en siroop. Verder met gelijke delen wolbloemen als hoestthee, 5 gram op een kop thee. De zwarte bloemen kunnen ook alleen of met saliebladeren gekookt en als gorgelmiddel gebruikt worden, 10 gram op een kwart liter water. Naar Kneipp worden ze ook met wolbloemen, Verbascum, als afkooksel tegen verslijming van de luchtwegen en als gorgelwater gebruikt, ook om te dampen bij oorpijnen.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) ‘Naar de lering van Galenus en andere oude meesters laat de witte maluwe scheiden, verdrijft en vermurwt, maar de wortel en het zaad werken krachtiger dan de bladeren of bloemen en hebben daartoe enige afvegende kracht. Sommige verzekeren dat ze daarom Bismalva genoemd is alsof men dubbele maluwe zei om dat ze noch eens zo krachtig en nuttig is in alle gebreken daar de maluwen in gebruikt worden zoals de gewone maluwe.

De wortel is meest gebruikelijk in zalven, pappen en pleisters om de builen, knobbels, gezwollen en blauw geslagen leden te genezen en vooral haar slijmerig sap dat Muccago of Muccilago Althaea genoemd wordt. De wortels van witte maluwe in wijn of honigwater gekookt en klein gestoten genezen en helen de verse wonden, laten scheiden en verdelen allerhande harde koude en ook andere gezwellen als ontstekingen, blaren of zwellingen en zweren achter de oren en van de borsten, vermurwen de klieren, laten rijpen en uittrekken alle verouderde gezwellen en blaren, genezen de kloven van het fondament en verdrijven dat beven en schudden van de zenuwen en zenuwachtige leden.

Die in vers zoet melk gekookt genezen de hoest, als Plinius zegt, maar in wijn gekookt en gedronken zijn goed diegene die slecht hun water kunnen maken en tegen pijn van niergruis, jicht, en ook diegene die van binnen geborsten en gescheurd zijn.

De dokters en beste apothekers van Italië koken de wortel alleen in water en duwen dat sterk door een doek of zeef en hetgeen dat doorgedaan is vermengen ze kunstig met suiker, altijd roeren, en maken daar hapjes of koekjes van die ze Polychteston noemen en nuttig is tot vele gebreken, maar die meest tot de zinkingen en dunne catarre die op de longen vallen.

Die wortels gekookt en gelegd daar een mens zich verbrand heeft trekken er de grote hitte uit en verdrijven ook alle plekken in het aanzicht.

Tot de tandpijn zijn ook deze wortels goed en verzoeten de pijn als men ze in azijn kookt en in de mond houdt.

Met olie vermengt genezen de bladeren verbranding van vuur of van heet water en helen de beten van de honden en mensen en de steken van de wespen en bijen en hetzelfde doet het sap wat ook helpt de vrouwen die de arbeid hebben en het water daar witten heemst in gekookt heeft jaagt af de onzuiverheid van de baarmoeder en de naweeën.

Het zaad droog of groen gestoten en gedronken geneest de rodeloop en stopt alle bloedgang en loop van de buik en breekt de steen en met azijn vermengt verdrijft de witte en zwarte plekken of vlekken van het aanzicht als men het daarop in de zon of in de badstoof bestrijkt.

Tegen het uitvallen van het haar, kook heemstwortel met averone in azijn en bestrijk het in de zon want het geneest al drogende.’

Historie.

(411) 'Het is een oeroud cultuurgewas. De plant zou in Nederland en Engeland inheems zijn, getuige stuifmeelresten uit N. Holland van 2200 v. Chr.

Bij Grieken en Romeinen was het bekend. Dioscorides, Theophrastus, Galenus en Plinius vermeldden het. Van de plant άλζαί (althaia) zegt Theophrastus dat de gewreven wortel in water en het geheel in de vlakte geplant iets stromende maakt. Hij zal daarmee bedoelen dat de in de wortel bevattende en in wateroplosbare slijm in het water een gomachtige vloeistof maakt. Aansluitend is de plant met andere soorten een geheimzinnig toverkruid dat bij de oude Pruisen het water in ijs veranderen kan. Theophrastus noemt het al een hoestmiddel zoals het nu nog gebruikt wordt. Uitvoerig behandelt Dioscorides de plant die ook έβίαχος (ebiskos) genoemd wordt. Hij beveelt het aan als week makend, verdelend en openend middel, ook bij plasmoeilijkheden en dysenterie, jicht en beven en innerlijke wrijvingen. De bladeren zouden bij wonden en brandwonden opgelegd worden. Isidorus XVII.9.75: ‘`althaea quod in altum surgit’, Althaea komt voor bij Dioscorides wat afgeleid is van altheo: genezen, en van daar werd de plant aangeduid met de naam Polyathes, ook wel met Dialthea of Bismalva. Het Griekse aldainein: helen, ligt hieraan ten grondslag, mogelijk verwant met altus: hoog, omdat ze snel omhoog groeit, de heilzame heet zo omdat ze vele ziektes geneest en veel gebruikt wordt. Karel de Grote beval de aanbouw aan als misvalvas dat wel ontstaan is uit uismalva, oud-Frans bismalve en bimauve. Waarschijnlijk werd het door Benedictijner monniken gekweekt en kwam zo in de boerentuin. In de 16de eeuw brengen de kruidboeken vrijwel hetzelfde als hiervoor beschreven is.

Althea is de moeder van Meleager, een van de Argonauten.

Geneeskrachtig omdat de heemst de eerste lentebloem is waaruit bijen honing halen. Deze bloem is, mythologisch gezien, even belangrijk als de klimopbloesem, de laatste bloem.

Planten.

De plant groeit het liefst op vochtige weilanden, marsh‑mallow, vooral in kuststreken op zoutige plaatsen.

Is geschikt voor achtergronden terwijl dan gelijk de niet zo fraaie voet gecamoufleerd kan worden.

De plant is gevoelig voor roest.

Zaaien in maart bij 15 graden, bedek het zaad licht met potgrond.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl