Ziziphus

Over Ziziphus

Jujube, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Een geslacht van houtachtige planten die gekweekt worden vanwege de mooie bladeren en verscheidene soorten om hun eetbare vruchten.

Bladverliezende of bladhoudende struiken of bomen.

Bladeren staan afwisselend en zijn kort gesteeld, 3-5 nervig van de basis en gezaagd of gaaf.

Een 40 soorten die door de tropische en subtropische regionen van beide halfronden verspreid zijn. Ze zijn verwant aan en lijken op Paliurus, worden onderscheiden door de besachtige vrucht.

Het zijn dun vertakte struiken of bomen met prikkelige takken, meestal ovale bladeren en groenachtige of witte bloemen.

Rhamnaceae, wegedoornfamilie.

Uit A. Ypey, www.BioLib.de.

Ziziphus jujuba Lam.( Zizyphus zizyphus Karst) (Jujube) (Rhamnus zizyphus) Is bladverliezend, blad is afwisselend geplaatst en langwerpig/ovaal met 3 nerven die uitgaan van de bladvoet.

Takken zijn vaak zigzag groeiend en heeft een gladde schors.

De vrucht is pulpig en van een ovale vorm, ter grootte van een pruim en diep rood. De gedroogde of ingemaakte vrucht is bekend als jujubes.

Door die zaden wordt de plant ook vermeerderd.

Is droogte resistent en kan als boompje geplant worden in grote tuinen.

Het is een stekelige struik die in gecultiveerde toestand de vorm van een kleine boom krijgt met een wat hangende vorm, 5-10m.

De jujuba is een plant die in Z. Europa, N. en W. Afrika en W. Azië, China groeit. Is beschreven in 1759. Er zijn meer dan 400 cultivars.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste en gewoonste soort van deze twee bomen (tweede Elaeagnus angustifolia) heet in het Grieks Zizyphos en Ziziphos, in het Latijn ook Zizyphus of, als Petrus Crescentius zegt, Zezulus, hoewel dat ze in het Latijn eigenlijk Zizipha en Serica heten net zoals ze in het Grieks ook Zizypha en Zizipha en van sommige Zinzipha genoemd worden. Galenus noemt ze ook Serica als duidelijk genoeg blijkt uit hetgeen dat Avicenna van de jujuben schrijft in zijn 369ste kapittel waar hij hetzelfde van de jujuben zegt dat Galenus in het boek De aliment.facult.van de Serica geschreven heeft. Columella noemt het Zizyphus rutila, dat is rode of roze jujuben. Andere houden hem voor de Lotus Pharidis infulae van Theophrastus, Paliurus Africanus Theophrasti, Zizypha Graecorum of Jujube Arabum’.

(b) Zizyphus is afgeleid van zizouf, de Arabisch/Egyptische naam.

Dodonaeus © ‘De vruchten worden in onze taal jujuben genoemd naar de naam Jujubae die in de apotheken algemeen is, Het heet in Frankrijk ook jujubier, maar in Languedoc guindoulier, in het Spaans guindoules, jujubes, acofeisas, acufeisas en azufecizas, in Italië giuggiole en zingiole, in Hoogduitsland Brustbeerlin en Rot Brustbeerlin, hier te lande soms hanpoten en in Kreta zinziphia’.

Jujubes of Chinese dadelboom. Jujube stamt van oud-Frans jujube, dat van middeleeuws Latijn jujuba, dat van Latijns Zizyphus en dat van Grieks Zizyphos.

Jujubes of borstbessenstruik, borstbezieboom, Engels jujubier, jujub-tree, red date of Chinese date, Duits Jujube of Judendorn, Brustbeeren, rothe-, spanische- of franzoische Brustbeeren.

Het is een zoete vrucht, de Turken planten hem voor hun koffiehuizen voor schaduw en vrucht. Hünnap in Turks.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 141) ‘Jujuben als een medicijn of in dranken tegen enige ziekten gebruikt verzachten en bedwingen de scherpte van de bijtachtige en zoute vochtigheden en maken die dik en grof en daarom worden ze in de likkingen die er van gemaakt of in de apotheken bereid worden gedaan en ook de siropen er van zijn bijster nuttig en bekwaam om te verzachten de ruwheid van de keel, borst en longen en zijn goed tegen de hoest, tegen het bloedspouwen en andere diergelijke gebreken die uit zinkingen van de scherpe, dunne of zoute vochtigheden hun oorsprong nemen. Tot alle voor vermelde gebreken is ook zeer nuttig het water daar deze jujuben in gekookt zijn geweest gedronken, maar vooral tegen de hitte en brand of scherpte van de plas en tegen de druppelplas en is goed voor de lendenen, nieren en blaas die verhit en verzworen zijn of van enige scherpe zoute vochtigheden te lijden hebben.

De jujuben of hanpoten en vooral de roze voeren hun naam in Duitsland naar de grote kracht die ze hebben tegen de gebreken van de longen en borst.

Jujube zijn slecht voor de maag, haar voedsel is venijnig, haar verteringen zijn hard en maken slijm, volgens Serapio’.

Sommige zeggen dat deze vruchten alles kunnen wat de echte Lotus van Atheneus doet die er van schrijft dat als ze in Afrika rijp zijn geplukt worden en met gort gestoten en vermengt hele kuipen vol weg gelegd en bewaard plegen te worden om voor spijs van het huisgezin te dienen, net zoals Plinius van de Lotus ook zegt dat er hele legers mee gespijsd zijn geweest, anders neemt men de stenen er uit en men bewaart ze als tevoren en dan is die spijs zo goed als vijgen of dadels, maar beter van reuk. Daar wordt ook een drank of wijn van gemaakt als men er water over giet die zo goed smaakt als de beste mee of honigwijn, maar blijft niet meer dan tien dagen goed. Men maakt er ook azijn van.

Historie.

Die plant is inlands in India en China en wordt gekweekt om zijn vruchten.

Verscheidene wilde soorten van Zizyphus dragen eetbare vruchten. Zizyphus jujuba is de enige die waarde heeft in cultivatie. Het land van oorsprong zou Syrië zijn, waar het gewas vandaan gehaald was door Sextus Pompinius op het eind van de regering van Augustus Caesar, omstreeks het begin van de Christelijke era. ‘De eerste soort van jujuben groeit tegenwoordig op vele plaatsen van Italië waar ze vroeger vreemd plag te wezen en is eerst uit Syrië gebracht is en dat niet lang voor de tijd van Plinius zoals hij in het 14de kapittel van zijn 15de boek te kennen geeft’.

Al gauw verspreidde de plant zich langs de kusten van de M. Zee. Zijn geur is zoet, het maakt dat teenagers verliefd worden zodat het in de regionen van de Himalaya op de hoofddeksels gedragen wordt om een ander aan te trekken. In traditionele Chinese huwelijksceremonies wordt jujube en walnoot in het bed van de bruidegom gedaan als teken van vruchtbaarheid.

Uit www.alhadeeqa.com

=Ziziphus lotus, Lam. (ik wil of verlang) (Rhamnus lotus)

Een onregelmatig groeiende struik met sterk gehoekte dorens en een gele bes waar een soort van brood van gemaakt wordt wat een behoorlijk deel van het voedsel van de inlanders levert. Ook een drank wordt er van gewonnen. Men denkt dat dit de Nepenthes is van Homerus.

De vruchten worden gegeten waar ze gevonden worden. Ook komen ze voor op de markt.

Het is een N. Afrikaanse boom, M. Zee. Is beschreven in 1731.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Palirius Athenaei of Connorus is naar de mening van Prosper Alpinus hetzelfde gewas of een medesoort ervan dat in Egypte tegenwoordig nabca, nabra of nabuch genoemd wordt. Het is zo groot als de Lotus, stekelig en met doornen bezet als de Acacia en draagt bladeren die veel op die van de jujuben van vorm lijken, maar breder, de bloemen zijn ook heel als die van de jujuben, wit en klein en daarna volgen ronde appeltjes die welriekend, zoet en zeer aangenaam van smaak zijn en op de grote krieken lijken en bij de Turken en Arabieren veel geacht. Dan ze worden meest vers en groen voor spijs genuttigd en als onze krieken gegeten. Dit gewas is de sadar daar Serapio van schrijft: Sadar is tweevormig, het een is assin zonder doornen en het ander adhel met scherpe dorens, beide hebben brede ronde bladeren. De nabuch van het land Adhel zijn de beste en worden de koningen geschonken en zijn klein en zoeter dan alle andere, beter van reuk en geven de mond die ze eet een specerijachtige geur en laten de kleren ook een goede reuk krijgen zoals andere specerijen.

Ze zijn wonderlijk lieflijk om te eten en vooral als ze rijp zijn, nochtans geven ze weinig voedsel en bederven in de maag zeer gauw zoals de krieken als men er te veel van eet en de maag wordt er dan van ontstelt. Sommige hebben deze boom onder het geslacht van de jujuben gerekend en de rode jujuben heten ook Palirius Africanus sue Athenaei’.

Duitse Italische Brustbeeren of kleine Jujuben, Engelse lotus of lotos tree.

Lotusboom.

Mohammed zegt dat er in de Zevende Hemel aan de rechterhand van God een lotusboom staat, de sedrat of sidra, de wereldboom Het is de lotusboom die aan de rechterhand van de onzichtbare troon van Allah staat. Zijn takken reiken verder dan de afstand tussen hemel en aarde. Zijn bladeren lijken op de oren van een olifant. Elk zaadje van zijn vrucht bevat een houri en twee rivieren ontspringen uit zijn wortels. Ontelbare vogels zingen in zijn takken en in zijn schaduw rusten talloze engelen. Ze wordt door de wachter Risvan bewaakt zodat er niemand bij zijn vruchten kan komen. Deze boom zou een aardse afspiegeling hebben in de Arabisch/Indische Sidraboom (Ziziphus jujuba), waarvan de Moslims de bladeren in het water gooien om daarmee hun doden te wassen.

Naar de beschrijving in de Mohammedaanse traditie is ze zowel levensboom, lotsboom als wereldboom.

Bij de Mohammedanen bestaat ook de mystieke Tooba boom. Deze is zo groot dat zelfs de snelste ruiter in honderd jaar niet eromheen kon rijden. Deze boom heeft net zoveel bladeren als er mensen zijn. Bij geboorte komt er een blad bij en bij sterfte valt er een af.

Deze boom wordt gehouden voor de lotusboom die in de werken van Homerus voorkomt: “De bomen rondom hen waren vol voedsel, lotus was hun naam, het sap was als nectar etc.”. De vruchten ervan zijn eetbaar en werden in ouden tijden, evenals nu, door de bewoners van Tunis en Tripoli gegeten die daardoor de naam van Lotophagen: lotuseters, kregen. Toen Odysseus daar aan land ging werd hij en zijn metgezellen vriendelijk ontvangen en kregen zoveel lotusvruchten te eten als zij maar wilden. Door die vruchten uit te persen en te mengen met water wordt een wijn verkregen die maar een paar dagen goed blijft en waarschijnlijk dezelfde wijn is die zulke vreemde verschijnselen bij Odysseus en zijn mannen opriep. Het beviel hen bij de Lotophagen zo goed dat zij niet meer naar het schip wilden terugkeren en met geweld gehaald moesten worden en vastgebonden zodat zij niet meer zouden vluchten.

Mogelijk is het deze plant die door Hippocrates wordt bedoeld die het Lotophagi noemde, evenals Polybios en Herodotus die heilig geloofden dat het deze honingachtige vruchten waren waardoor men het geheugen verloor.

Clusius en Linnaeus deelden deze mening, volgens Hoefer en de Bonne zou dit echter niet kunnen, die verwijzen naar de bloemen van Ceratonia siliqua die wel naar honig smaken.

Vermoedelijk was de lotus afkomstig van Cordia myxa, L. Die draagt een eivormige en oranje/rode eetbare vrucht die gedroogd zwart is, sebestenae, myxae of jujube nigrae en een week, zoet slijmig vlees bezitten.

Dit is de lotus zoals aangegeven door Herodotus, 4.77. en Skylax in Periplous 10. Ze kenden de lotuseters als een volk dat in W. Libië leefde. Hun hoofdvoedsel was de smakelijke, voedzame en zoete kleverige vrucht die net als druiven in trossen groeit en die na geperst te zijn en gemengd met graan, Plinius 13.32, Theophrastus 4.3.1, het voedsel was voor een leger dat tegen Carthago optrok. De vruchten zijn bij de Turken in hoge aanzien. Zo ook bij de Arabieren. Die zijn van mening dat de gestorvenen terstond na hun dood daarmee verkwikt worden

Van Zizyphus lotus wordt een wrange cider gemaakt. Bovendien heeft die een harde pit in plaats van kleine pitjes.

De vergeetachtigheid die veroorzaakt werd, wordt soms verklaard als door de kracht van de drank. Maar het eten van de lotus is niet hetzelfde als het drinken van de lotus.

Wanneer de koning van de appel proefde die aangeboden werd door de mooie koningin kwam dit neer op het aanvaarden van de dood door haar toedoen. Daarom zal de behoedzame Odysseus, die heel goed wist dat de schimmen van koningen en krijgers in de onderwereld wegkwijnden vanwege een appel, geweigerd hebben te proeven van de lotus. (zie verder Malus)

Bijbel.

Job 40: 16 ‘Onder de lotus legt hij zich neder, in de schuilplaats van riet en moeras. Lotusplanten beschutten hem met haar schaduw’. Maar deze lotus groeit meer op droge plaatsen en niet bij de rivieren waar het nijlpaard of krokodil verblijft.

Uit www.etsy.com

Ziziphus spina‑christi, Willd. (dorens van Christus) (Rhamnus spina‑Christi L.) is een 6‑10m groot wordende boom.

Deze is vaak rijk gevuld met oranje eetbare bessen die ook geschikt zijn om er een likeur van te bereiden.

De struik/boom groeit in de meer warmere gebieden als Egypte, maar ook in Israël op de rotsheuvels van Huleh en in de Jordaanvallei, verder naar Z.O. Azië.

Opvallend is bij deze boom dat de stam meestal verdeeld is in twee of drie takken die de top van de boom een aparte verschijning geven, meestal komt de plant echter voor als een lagere struik.

De dorens staan in paren aan de basis van elk blad, een ervan is recht en lang, de ander kort en gedraaid. Deze plant is ook heel geschikt om er hagen van te maken, takken ervan zijn taai en buigzaam.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit geslacht van dorenachtig gewas wordt in het Grieks Rhamnos genoemd en in het Latijn ook Rhamnus en van sommige ook Persephonion in het Grieks en Leucacantha, dat is in het Latijn Spina alba en Spina Cervalis zoals men onder de bastaardnamen geschreven vindt. Marcellus noemt het ook Spina salutaris en Herba salutaris en zegt dat het vruchten als druiven of wijnbessen draagt, hier te lande heeft het geen andere naam dan Rhamnus, in Italië heet het marruca en rhamno, in Spanje scambrones’.

Dodonaeus (b) ‘De eerste soort van het eerste geslacht heet in het Latijn Rhamnus primus, dat is eerste Rhamnus en in Spanje eigenlijk scambrones. In Griekenland heet het tegenwoordig ook rhamnos en daarvan maakt men de hagen of tuinen van de landen en hoven’.

Dodonaeus © ‘De tweede soort heet Rhamnus primus alter, dat is tweede soort van de eerste Rhamnus en in Spanje spino, zoals dezelfde Clusius betuigt.’ Zie Hippophae.

Dodonaeus (d) ‘Bellonius geloofde dat de dorenkroon daar onze Heer Jezus Christus mee gekroond werd van de Rhamnus takken gemaakt is geweest want omtrent Jeruzalem groeit geen ander doornachtig gewas, tenzij de stekende of doornachtige kappers en de Italianen noemen hem daarom ook Spina Santa. Hij voegt er noch meer bij dat de heester daar de voor vermelde kroon onze Zaligmaker van genomen was van de Arabieren alhansegi genoemd is dat de Latijnse overzetters vertaald hebben als Corona spinae’.

Christ thorn, nubk tree of Palestina, Duitse Christdorn of Brustbeerboom, bij de Italianen bekend als spina Sancti.

Bijbel.

Deze struik/boom groeit in de meer warmere gebieden als Egypte, maar ook in Israël op de rotsheuvels van Huleh en in de Jordaanvallei. Opvallend is bij deze boom dat de stam meestal gedeeld is in twee of drie takken die de top van de boom een aparte verschijning geven, meestal komt ze echter voor als een lagere struik. De dorens staan in paren aan de basis van elk blad, een ervan is recht en lang en de ander kort en gedraaid. Deze plant is ook heel geschikt om er hagen van te maken, takken ervan zijn taai en buigzaam.

Dit is de nubh van de Arabieren, (Dalman zegt nebk), de nabq van de Egyptenaren. De Hebreeuwse naam voor dorens, neble, in Richteren 8: 7 verwijst dan vermoedelijk naar deze plant.

Mogelijk ook de dorens van Jesaja 7: 19, 9: 18. 55: 13 en Mattheüs 7: 16.

Doornenkroon.

Volgens de Joden zou de doornenkroon gemaakt zijn van de doornige pimpernel (R. Koppel) gezien zijn kleine afmetingen lijkt die minder geschikt. Takken van deze plant zouden klaar kunnen liggen en mogen dan niet te lang hebben gelegen omdat ze door de warmte al spoedig hun buigzaamheid verliezen. De Palestijnse boksdoorn, Lycium, zou afvallen vanwege de dorens op het uiteinde van de takken en is zo minder geschikt om te gebruiken.

De Christusdoorn wordt door velen aangewezen vanwege zijn ideale lengte. (88, (1933) Nadelig is evenwel dat de takken teveel in elkander winden en daardoor moeilijker te plukken zijn. De Jujube komt volgens de meeste schrijvers voor rondom Jeruzalem en de Christusdoorn niet. Ook Linnaeus noemde deze plant dan ook al Christusdoorn of Tornekrona. Als boomvorm is ze ook handig om er takken van te snijden. De doornenkroon kan ook gezien worden als de tegenhanger van de bonnet van de priesters. De bladeren, vooral van de Jujube, lijken veel op die van de klimop, Hedera, die sterk drienervig zijn, de oude magische tekens van het leven na de dood, de driespruit. Vanwege deze tekens werd de klimop bij de Grieken gebruikt in hun inwijdingsrituelen en veel op hun kerkhoven aangeplant. Van de klimop werden ook kransen gemaakt die degene die ze zou dragen zou behoeden voor dronkenschap. Een krans van de Jujube zou dan een spottende imitatie moeten voorstellen.

Ze groeit in de maquis, is een van de meest gewone struiken van Israël, verder in Syrië en Libanon.. In elk geval kan men aannemen dat Christus gekroond werd met doornen van dezelfde soort als die waarin het zinnebeeldige dier bij de opdracht van Isaac op Jeruzalem gebergte verward lag Gen. XXII, 13.

Zie Vondels Kruysbergh;

“.....Een roosenhoed

Wines blaen, vol geurs, geduurig bloeien

Door de gevloghten doornekrans

Waer van de Goddelijcke glans

Beschaduwt word en overwassen

De roosedruppels strecken schoon

Robijnen aen de doornekroon

De roosevlaegh verdrenckt, met plassen

De lelibloem van ‘t aengesicht

Waer uyt de sonne schept haer licht”.

De biezen waarmee de doornen gevlochten waren om er een hoofddeksel van te maken waren wel Juncus maritimus of Juncus acutus De relikwieën van de biezen worden in Parijs, de kerk van de N. Dame bewaard, bij de Karmelieten, verder te Atrecht, Lyon en Chablis.

De relikwieën van de doornen worden op verschillende plaatsen bewaard.

Planten.

Zaad 6 weken bewaren bij 0 graden, dan zaaien in januari/maart bij 15 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl