Sesamum
Over Sesamum
Sesam, Bijbel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik.
Uit M. Vogtherr.
Een geslacht dat uit kruiden bestaat.
Ongeveer 20 soorten komen voor in Tropisch en Z. Afrika en O. Azië. Het geslacht is nauw verwant aan het strikt in Afrika voorkomende geslacht Ceratotheca zodat het zelf mogelijk van Afrikaanse afkomst is. Vele wilde verwanten verschijnen er in Afrika en een klein aantal in India.
Kruiden, opgaand of liggend en zelden glad. De laagste bladeren zijn tegenoverstaand en daarboven meestal afwisselend geplaatst, gesteeld.
Bloemen zijn violet.
Pedaliaceae.
Sesamum indicum, DC. (Indisch) Vierkante stengels en kort gesteelde bladeren.
De bloemen staan afzonderlijk in de oksels van de bovenste bladeren en zijn wit, dikwijls licht paars of roodachtig gekleurd. De bloemen lijken wel wat op die van het vingerhoedskruid.
De vierkante doosvrucht springt van boven naar beneden open (sesam open u). De cultuur is zeer gemakkelijk.
De platte zaden zijn klein, 3mm lang en 1,5mm breed en wit, geel, bruin of zwart al naar gelang de cv.
Sesam is een eenjarig kruid van 150cm hoogte. Is beschreven in 1731.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ´Dit gewas is in het Grieks Sesamon of Sisamon genoemd, in het Latijn ook Sesamum en Sisamum of soms Sesama, in de apotheken van deze Duitse landen is het onbekend en daarom heeft het hier ook geen eigen naam, de Italianen noemen het ook sesamo of sosimano’.
Sesamum, het woord Sesamum is genomen van sēsámon of sesame, een oude Griekse naam, dit is een Semitisch leenwoord die door Hippocrates uit het Arabisch is aangenomen, Arabische semsen of simsim, Aramees shūmshĕmā, laat Babylonisch shawash-shammu, dat van Assyrisch shamash-shammū, van shaman shammī; plantolie en dit uiteindelijk van Akkadisch samassammu. Engels E. Indian sesame of oily grain, gingelly of gingilie oil plant, tit of teet oil plant. Sanskriet tila (Hindoe/Urdu til is de bron van de namen in N. India, de Dravische talen in Z. India hebben een onafhankelijk woord, Tamil, Maleis en Kannada ellu, poop wat in alle talen ook vet of olie betekent.
Dodonaeus (b) ‘In Spanje is dit zaad alegria of jorglilin genoemd en wordt er veel gebruikt, maar veel meer in Sicilië daar het girgilena, giurgiulena of gurgulena heet en op het brood gestrooid wordt en met honig ingemaakt wordt van hun zoetwerkers die ze capaitari noemen. De koekjes Sesamides heten capaita in Sicilië, hoewel die ook van andere dingen met honig gemaakt worden en niet alleen van deze zaden van Sesamum. Men mengt dit zaad veel met Nardus zaad of Melanthium in de voor vermelde landen om bij het brood te doen, maar het is in Afrika en Turkije noch veel gebruikelijker dan in het Christenrijk. In Italië is het ook bekend met de naam ingiolina, jugiolina en in Frankrijk ook jujokne´.
Portugees gergelim en Spaans en Hindoe gingli zijn ontleend aan het Arabische noun jaljala; geluid, echo, naar het rammelend geluid van de rijpe zaden in de vrucht.
Dodonaeus kende het niet, wel de ouders.
Dodonaeus © ‘Het is een vruchtbaar en veel zaad krijgend gewas, welk zaad olieachtig is en vet en in huisjes of laatjes besloten en wit van kleur, als Plinius ervan schrijft. Theophrastus zegt; ‘Een geslacht van Sesamum is wit en hangt aaneen met zijn enkele of rechte wortel.’ Het groeit in Egypte en ook in India. Uit India, zegt Plinius, komt de Sesama, en daar maken ze olie uit. Sesamum is een zomergewas zulks als zijn alle diegene die voor het opstaan van de Zevengesternte of Virgilie, dat is in het begin van de lente, gezaaid worden, zegt Plinius. Columella schrijft nochtans dat ze omtrent half oktober gezaaid moet zijn, dan hij voegt er noch bij dat hij zelf in Cilicië en Syrië gezien heeft dat men dit zaad in juni en juli zaaide en in de herfst als het heel rijp was weg nam en verzamelde. Palladius zegt; ‘Nu wordt de Sesama in september gezaaid op rotte aarde of vette zavelachtige of zandige gronden of in aarde die bijeengeraapt is’. Plinius schrijft dat Sesama veertig dagen nadat ze gebloeid heeft rijp wordt, maar nochtans dat er bijster groot verschil is en verandering naar de aarde en naar de lucht.
Dan Prosper Alpinus beschrijft dat aldus: ‘Sempsem of Sempsen, alzo in Egypte genoemd, heeft een rechte steel van vijf en veertig cm hoog met vele dicht bijeen staande bladeren regelmatig begroeid en deze bladeren zijn die van nachtschade gelijk, de bloemen zijn klein en wit en daarvan komen kleine hauwen die langs heen in vier voren gedeeld zijn en bevatten geel zaad als lijnzaad dat zoet van smaak is daar de Egyptenaren ook een olie sitis (of zeit) genoemd uit persen die bij de spijs veel gedaan wordt en meer geacht is dan de olie van olijven. Het heet in Syrië sem sem of sensera en bij de geleerde Sesamum officinarum.’
In Afrika heet het ajonjoli of benne.
Het land van oorsprong is niet met zekerheid bekend. Linnaeus onderscheidt de licht zadige Sesamum indicum, (uit Indië) en de donker zadige Sesamum orientale, (oosters) Hun vaderland is mogelijk Afrika, omdat 10 van de 12 soorten uit dit werelddeel stammen. Of uit Mesopotamië en Klein Azië.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Zaad van Sesama (zegt Galenus ‘De aliment.facult.) is vet en daarom als het weg gelegd wordt, wordt het bijster gauw olieachtig en daarom ook al diegene die dat eten worden daarmee gauw vervuld, het keert of werpt de maag om en wordt traag verteert en geeft het lijf een vet voedsel. Hieruit blijkt dan dat het de delen van de maag (zoals de woorden van dezelfde Galenus luiden) geen sterkte of kracht kan geven net zoals ook andere vette dingen niet kunnen doen. Het is dik van sap en daarom gaat het niet gauw door de darmen of ganse ingewand. Daarom wordt dat zelden, ja nimmermeer alleen gegeten, maar men maakt er met honig koekjes van die men Sesamidas noemt. Het wordt ook op het brood gestrooid en is warm van aard waarom dat ook dorst verwekt.
Dan dezelfde Galenus in de boeken ‘De facult. Simpl.’ zegt er aldus van: ‘Sesamum heeft niet weinig lijmerigheid en vetheid in zich waarom dat ook de zweetgaten stopt en zacht makend is en matig warm. Dezelfde kracht heeft ook de olie die er van gemaakt wordt en insgelijks ook het water daar het kruid in gekookt is.
Sesamum is een kwade spijs voor de maag, zoals Dioscorides betuigt, het maakt een sterke adem wanneer het in het kauwen tussen de tanden blijft steken, het verdrijft de dikke gezwellen of grofheid van de zenuwen als het daarop gelegd wordt en hetzelfde geneest de kwetsingen of blutsingen van de oren, alle verhitting, verbranding, smarten van de leden en de beten van de slangen en vooral van die gehorende slang die men Cerastes noemt. Met olie van rozen gemengd verzoet het de hoofdpijn die uit grote hitte gekomen is. Al het voor vermelde doet het kruid zelf of de bladeren in wijn gekookt. Maar vooral is het goed tegen de verhitting en pijn van de ogen.
In Egypte, zegt Proper Alpinus, worden de bladeren, het zaad en de olie van Sesamum geacht van een aard te wezen, als Averroë daar bijna ook van zegt, ontdoende en murw makende van krachten.
Deze bladeren (of het ganse kruid) gekookt worden op de zere ogen gelegd.
Die verzachten ook alle harde versteende gezwellen. En de vrouwen zitten in een afkooksel gemaakt van deze bladeren met het zaad en wat honig er bij om de gezwellen aan de baarmoeder en schaamdelen te vermurwen.
Hetzelfde afkooksel van deze bladeren gebruiken ze tegen de gebreken van de huid als tegen de zemelachtige vuilheid van het hoofd en ook tegen de blauwheid van het aanzicht en de zwartheid van de kaken die van gestold bloed gekomen zijn, warm er op gestoofd.
De vrouwen spuiten dat afkooksel van onderin om hun maandstonden te verwekken en het is voor hun een zekere baat wanneer die zuivering door dik bloed en verstopping van de aderen belet is geweest.
Het zaad zelf wordt bij alle Egyptenaren naar de oude wijze met de spijs gebruikt, het voedt nochtans weinig, maar geeft vet en dik voedsel zodat de vrouwen van Egypte er wonderlijk vet en poezelachtig van worden. Om dat te weeg te brengen zo beroven ze dit zaad van zijn schillen.
Van Sesamum wordt olie gemaakt, zegt Plinius, die van die van Egypte gebruikt wordt om de gebreken van de oren te genezen.
De olie uit dit sesamzaad geperst wordt nimmermeer stijf en is de lichtste van alle oliën, nochtans in wijn of gebrande wijn gedaan gaat ze te gronde. Ze wordt in Turkije zoveel gebruikt als de notenolie in Frankrijk, want ze is zoet van smaak en niet duur, doch duurder dan de olie van olijven, gemerkt dat ze ook meer geacht wordt dan die.
De olie van dit zaad veel gebruikt maakt de mensen noch vetter dan de gepelde zaden en boven alles het grondsap van die olie die ze thaine (tien in het Arabisch als of men drab of slijk zei) noemen, want deze drab of droesem met de olie zelf plegen de vrouwen in de badstoven te drinken om vet te worden.
Van deze olie vier ons tegelijk in elke keer en ettelijke dagen achter elkaar gedronken nemen alle jeuk van de huid weg.
Die Egyptenaren gebruiken deze olie noch tot vele andere dingen, namelijk tegen de puisten aan de huid, alle verharde kwade ruigheid of ruwheid en lelijkheid die van zwaar melancholisch bloed veroorzaakt is, hetzij gegeten, hetzij anders binnen het lijf gebruikt of van buiten opgestreken’.
Palestina kweekt de fijnste sesam en het is daar, net als in Egypte, meer dan een broodvrucht, gebruikt voor gebak, dagelijkse gerechten en specerijen. Gepeld sesamzaad wordt verwerkt in de Joodse lekkernij halvah.
Sesamzaad is momenteel een van de belangrijkste olieleveranciers. De zaden bevatten 44‑45% olie, 18‑22% eiwitten en 15% koolhydraten. Sesam levert een olie die bekend is onder de naam gingilic-olie of benne-olie. De olie wordt gebruikt als slaolie, bakolie en in cholesterolarme diëten, het is een van de bronnen van meervoudig en onverzadigde vetzuren. In India wordt de olie ook gebruikt als een lichaamsolie. In de geneeskunde wordt het gebruikt als laxerend middel en tonicum. Sesamolie wordt niet ranzig, droogt niet op en kan de olijvenolie vervangen. Het zou vroeger wel eens als valse olijfolie verkocht zijn.
Historie.
Met de olijfolie zou het tot de oudste consumptieolies behoren. Sesam zou al duizenden jaren gecultiveerd zijn. Het kruid wordt vermeld in de Eberspapyrus en daar als sesemt 1550 v. Chr., en in Sanskritische geschriften. In een 4000 jaar oud Egyptisch graf is er een afbeelding waar een bakker sesam in deeg roert, in het graf van Toetanchamon werden er zaden van gevonden.
De productie van sesam aan de Eufraat en Tigris gaat terug tot 1600 v. Chr.
In het keizerrijk Urartu (Armenië, het vroegere Turkije) werd 700 v. Chr. sesamzaad gekweekt en uitgeperst in de stad die in het Oude Testament Ararat genoemd wordt. Het is mogelijk het oudste toekruid dat de mensen kennen en waarschijnlijk het oudste gewas dat gekweekt werd vanwege zijn spijsolie. Zaden en bladen werden van oudsher in India en Afrika gegeten. Bij de volkeren van de klassieke oudheid is het zeker bekend geweest. (Engler echter vermeldt dat de oude Egyptenaren het niet kenden, eerst Theophrastus vond het daar)
Herodotus op zijn reis in het Babylonische land meldt “Olijfolie kennen ze in het geheel niet, maar zij persen olie uit de Sesamos”. Rosengarden: “Al heel vroeg gebruikten de Assyriërs sesam als een plantaardige olie”. Sesamzaad was voor de gemiddelde Perzische arbeider echter te duur; het kostte hem twee maanden loon om een schepel zaad te kopen.
Darius III stuurde Alexander de Grote een zak vol sesamzaden om daar mee te kennen te geven dat zijn manschappen bijzonder talrijk waren, Alexander stuurde een zak met mosterdzaden terug daarmee te kennen te geven dat ze niet alleen talrijk, maar ook bijzonder sterk waren. Sesam werd in de oude Arabische (vermoedelijk Syrische) sage van Ali Baba met een vrijwel onuitputtelijke rijkdom verbonden. De formule daarvoor; ‘Sesam open u’ hangt daarmee wel samen dat sesam al sinds Babylonische/Assyrische tijd (Shamashammu) ook voor toverij gebruikt werd en men toen grote rijkdom van de kleine zaden voor het mensengeslacht hoog achtte. De spreuk zelf is wel daarop terug te voeren dat de zaaddozen openspringen als de zaden rijp zijn.
Sesamolie werd door de rijken gebruikt als voedingsmiddel, als zalf en geneesmiddel en in de rituele lampen van de tempels. In de R.K. kerk dient het nu tot de olie van de altijd brandende lamp.
Sesamolie was de enige vervanger in Perzië voor dierlijke vetten die voorhanden was. Soesroeta de oudere, 4 eeuw na Chr., raadde na een operatie een papverband aan van sesam op de wonden. Dit is een van de theorieën omtrent antiseptica van onze dagen.
In de eerste eeuw na Chr. werd de sesamolie uit Sind (Pakistan) en India via de Rode Zee naar Europa gebracht. In de middeleeuwen werd het in Egypte verbouwd en naar Venetië uitgevoerd. In 1298 berichtte Marco Polo dat de mensen van India sesamolie gebruikten bij het koken. In de 17de eeuw werd het naar Amerika gebracht door de slaven die het benne noemden.
Doodskruid.
Sesam wordt gezaaid voor de komst van de zeven sterren en was gecreëerd door de doodsgod. Vandaar dat men in het oosten sesam gebruikt bij droevige gebeurtenissen als berouw, boete of zuivering. Met rijst en honing, tot koekjes gemaakt, wordt dit aan de doden aangeboden. Het offeren van de zes sesamzaadjes is te danken aan zes verschillende tijden waarbij de gever gelooft dat de overledene zijn boodschap in de hemel ontvangen heeft. Als een Hindoe begrafenis over is en het lichaam verbrandt, laten de vrienden een half pond sesam achter bij de rivieroever en waar de as wegdrijft zal de dode zich kunnen voeden en kracht verkrijgen voor de lange tocht in het hiernamaals.
Bijbel.
Exodus 16: 31 ‘Het huis Israëls noemde het manna, en het was wit als korianderzaad’.
Numeri 11: 7 ‘Het man leek op korianderzaad en het zag eruit als balsemhars’’
Het Hebreeuwse woord gad, dat koriander werd in alle vertalingen, lijkt duidelijk te wijzen op korianderzaad. Het wordt geregeld vermeld in de Talmoed.
In Exodus en Numeri komt het woord gad voor. Gath is de koningsstad in het land van de Filistijnen. De Hebreeuwse naam betekent persbak, vergelijk Geth-semane: olie-persbak.
Gad komt ook voor in Jesaja 65: 11 waar Gad een Aramese god is die samen met Meni een godenmaaltijd gebruikt. Baal‑Gad zien we in Jozua 11: 17. Gad is ook een persoonsnaam, de zoon van Jacob, een ziener in de tijd van David, verder komt Gaddi en Azgad voor. De stad Gadera lag aan de overzijde van de Jordaan, wat bij Josephus en andere vroegere schrijvers vermeld wordt. Bij Markus 5: 1 en Luk. 8: 26 staat in het Grieks Gadarenen (in plaats van Cerasenen) een plaats die Plinius Gaddara en Strabo Gadaris noemt. Verder is Gadda een stam in Juda tegen het O. van de Dode Zee, Gadda of Engaddi. Gaddi komt voor in 2 Koningen 10: 33, Gader de toren waar Ruben zijn vaders bed schond, Genesis 35: 21, Gaderoth of Gederoth 2 Kronieken 28: 18, Gadgad Numeri 33: 32, een berg Gador, 1 Kronieken 4: 39, een koning van Gader 12: 13 etc.
Gadeira, Gadir of Gades heet nu Cádiz en is een oude Phoenische havenplaats die van 1100 v. Chr. stamt. Naar Parthenius was dit de oude Sesamus die 300 v. Chr. een naamsverandering kreeg.
Naar het vele voorkomen van Gad en zelfs als afgod moet die naam, als het op een plant slaat, wel een zeer belangrijke plant zijn. Volgens Meyers betekent Gad geluk.
De meeste schrijvers verwijzen in Exodus en Numeri het het woord Gad naar de koriander en zou zo genoemd zijn de in de Talmoed.
Naar de persbak en als olievrucht, een zeer belangrijke handelswaar, kan ook aan de sesam gedacht worden, temeer omdat de olijf landinwaarts geen vruchten levert en sesam dan een goede en gemakkelijke vervanger zou zijn.
Sesam met zijn witte kleur en parelvormige zaden beantwoordt dan ook meer aan de gestelde normen van Exodus en Numeri dan de koriander. Bovendien groeit de olijf, de andere olieproducent, alleen aan de M. Zeekusten zodat meer landinwaarts alleen olie verkregen kon worden door dit te importeren, of door het zelf te kweken, maar dan van de Sesam.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl