Alchemilla

Over Alchemilla

Vrouwenmantel, zilvermantel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Alchemilla.html

Uit G. Ducerf.

Een geslacht van lage planten met palmachtig gelobde of samengestelde bladeren.

De groene of gele bloemen staan in groepen.

300 of meer soorten, mogelijk 1000, komen voor in Z. Amerika, Afrika, India en Europa en veel in de bergen. Onderling zijn ze moeilijk te onderscheiden.

Rosacea, roosachtige, Sanguisorba klasse.

=Alchemilla alpina, L. (uit de Alpen) op hogere plaatsen groeit de gewone vorm samen met de zilvermantel. Deze is zo genoemd omdat de onderkant van het blad glanst als zilver.

De wortelbladen zijn wat geveerd met 5 a 7 verdelingen, die stomp zijn en dicht gezaagd aan de einden.

Wordt tussen 5 en 30cm groot.

Groeit op kalkarme, humusrijke grond van Alpine gebergtes.

Naam, etymologie.

Zilvermantel, Alpine vrouwenmantel, Duits Silbermantel, Bergsinnaw of Alpen-Sinau, Alpen-Frauenmantel, Alpen-Silbermantel, Silberkraut, Silbermnteli, Engels silky of alpine Lady’s mantle.

Uit flickr.com

Alchemilla glabra Neygenf. (glad) Is een middelgrote vorm die 60cm haalt.

Bladeren hebben vaak 7-9 verdelingen en zijn aan de bovenkant kaal.

Bloemstengels zijn soms aan de onderkant wat behaard, meestal echter met de rest ook kaal.

Geelgroene bloemen in trosjes, mei-augustus.

Komt in het noorden voor en ook in het zuiden van Europa.

Kale vrouwenmantel, Kahler Frauenmantel.

Uit mooseyscountrygarden.com

Alchemilla mollis, Rothm. (zacht) de zachte komt voor in de Karpaten.

Die is meer gelobd, tot 11 lobben, met zacht golvend, dof grijsgroen blad, 30-100cm

De bloei is met groen/gele pluimen.

Naam.

Fraaie vrouwenmantel, Duits Weicher Frauenmantel, Engels lady’s mantle, Frans alchmille, manteau de Notre-Dame, patte-de-lion.

Uit; https://www.google.nl/search?

Alchemilla monticola Opiz. (berg bewonend) Wordt 8-30 cm hoog en vormt wortelstokken. De stengel en ronde, grijsgroene, gekartelde bladeren zijn dicht behaard met rechte afstaande haren. Op de jonge bladstelen staan de haren schuin omhoog. De bladeren aan de stengel zijn meestal duidelijk gelobd. De bloemstelen zijn onbehaard of hebben alleen aan de voet enkele, verspreide haren. Het bloeit van mei tot de herfst met 2-4 mm grote, geelgroene bloemen, die in een gedrongen bijscherm zijn gerangschikt. De bijkelkbladen zijn veel kleiner dan de kelkbladen. De plant komt voor op vochtige tot vrij natte, grazige grond.

Bergvrouwenmantel. Hairy lady’s mantle, Alchemille de montagne.

Uit O. Thome.

Alchemilla vulgaris, L. (gewoon of vulgair) komt uit de Noordelijke gematigde zone en wordt 30cm hoog.

Het blad is zeer decoratief, gelobd, gezaagd en mooi rond, verdeeld in 7-9 segmenten en is grijsgroen door de zijdeachtige haren.

De vrouwenmantel is een van de weinige planten met groen/gele bloempjes. De pluimpjes vormen een sierlijke bloeiwijze die druk door bijen worden bezocht. Het stuifmeel wordt beschut tegen nat worden door het sluiten van de helmhokjes. De bloei valt in mei/juni met soms met nog wat nabloei.

Ondanks de weinig opvallende bloemen vormt het gewasje een sierlijk en luchtig geheel en wordt gebruikt in de bloembinderij.

Komt voor op gemeste en wat vochtige weiden en bossen, graag op kalk. Is over de gehele noordelijke zone verspreid.

Naam, etymologie.

(411) Ofschoon de plant in gebergtegebieden van Italië en Griekenland voor komt en door zijn bladvorm zeker zou opvallen, vinden we dat het toch nergens beschreven is. Waarschijnlijk dat de ouden weinig acht geslagen hebben op bergplanten als onherbergzaam oord waarvan men het liefst wegbleef. Zo is ook de naam Alchemilla pas in het Latijn van de middeleeuwen gevormd en behoort niet tot de klassieken. In gedrukte schrift vinden we het pas in de Gart der Gesundheit uit Mainz in 1485 waar in het 32ste kapittel staat, Alchemilla, Synauwe. Het wordt hier met de plant λεονΤοέΤαλονv (Leontopetalon), λεονΤοόδιον (Leontopodion of leeuwenvoet) van Dioscorides gelijk gesteld wat zeker niet de vrouwenmantel is maar meer Leontice leontopetalum, L, (een verwant van Berberis) of de violet bloeiende Roemeria hybrida (verwant met Chelidonium) een akkeronkruid in M. Zeegebied. Dat verklaart ook de namen Lowenfuss die ze in oude kruidenboeken heeft, met de leeuwenvoet heeft ze geen overeenkomst. Linnaeus droeg die naam over op de edelweiss waar het beter op paste dan op de vrouwenmantel.

(Dodonaeus) (a) Men noemt dit kruid tegenwoordig in het Latijn Alchimilla en Achimilla, sommige noemen het Stellaria maar er is nochtans een ander Stellaria die men ook Aster Atticus noemtծ

Alchimistenmantel, Duitse Alchniss en Alchimistenkraut omdat door de porin in het blad water op de bladeren komt die er als fijne dauwdruppeltjes uitzien. Een edelsteen van het zuiverste water. Dit water kan opgezogen worden. Omdat de bladeren vrijwel altijd met die fijne druppeltjes bedekt zijn verwachtten de alchimisten dat ze met die druppels een wondermiddel bezaten om goud en de steen der wijzen te maken. Alchemilla komt van het Arabisch alkemelych, omdat de plant voor proeven van Alchimisten heeft gediend. Alchemilla werd wel vertaald als kleine alchimist ҳic appellatur, quod Alchimistarum praeconiis est celebrataӮ De afleiding van chemie is onzeker. In Arabië betekent al-kimija een vloeistof en het Egyptisch woord chemi betekent het land Egypte, (de zwartvoeten) het verborgene en zo betekent de naam oorspronkelijk de Egyptische of geheime wetenschap, dit was later geheime of zwartekunst. Een latere uitdrukking was scientia chimiae op het eind van de 3de eeuw en later bij de Arabieren alchimie. Het is de magische plant.

Dodonaeus (b) ‘De Hoogduitsers noemen het Sinnauw’. Sinauw, sinouw of synnauw, Duits der Sinnau, dit naar het oud-Duits Sintau, sin: altijd, en tau: dauw, (zie Drosera, mogelijk was dit wel het kruid der alchimisten) de dauw werd gebruikt als schoonheidsmiddel. Sindouwe, Sinndawe bij Tabernaemontanus, Sinaugl, Zinaugl, ook Immertau, Daufanger, Taubehalt, Taublatt, Taubecher, Tauschussel, Regendachle, Regenschirmchen, Nimm mir nichts in Oostenrijk da sie das Regenwasser auffangt. (zie Dipsacus)

Dodonaeus; ‘De Hoogduitsers noemen het Lewenfuss, Lewentatzen en in Frankrijk pied de lion en daarna hebben sommige het op het Latijns Planta leonis en Pes leonis genoemd. Het is bij de ouders niet bekend geweest dat men weet want al is het zaak dat sommige oordelen dat het echt Leontopodium van de ouders is, nochtans is het zeker dat ze bedrogen zijn geweest door de Hoogduitse naam die dat Lewenfuss noemen, want het is zeer verschillend van gedaante van het echt Leontopodium van de ouders.’

Leeuwenvoet is een naam die ook bij ons voorkwam. Duitse Lowenfuss–tapen of -klau, onze leeuwenklauw, Franse pied de lyon en Engelse lion’s paw of foot.

Dodonaeus (d) “Het wordt ook wel Sanicula major genoemd, in Hoogduits Gross Sanikel’. Engelse great sanicle.

Dodonaeus (e)’Het wordt in het Hoogduits ook Unser Frauwen mantel genoemd en hier te lande noemt men het ook naar de Hoogduitse naam vrouwenmantel en onzer vrouwenmantel, in Engeland ladies mantel’.

De naam is afgeleid van de schutmantelmadonna’s die sinds de 14de eeuw een beeldvorming van onze cultuur waren. Een zo krachtige plant heeft een Christelijk aureool nodig. Vrouwenmantel heet zo omstreeks 1500 naar de grote, ronde en ietwat gevouwen bladeren die met een mantel vergeleken werd die Maria op heiligenbeelden draagt. In middeleeuws-Latijn was het Mariae pallium, Nederlandse (lieve) vrouwenmantel, Engels in 1548 (our) Lady’s mantle, Duits Unser Frauen Mantel of Hergottsmantel, Marienmantelein, Jungfernmantl, Krusenmantelchen, Spaanse mantre de Neustra Senora, Franse manteau de Notre Dame of mantelet des dames, Zweeds in 1638 Mariekapa en Deens in 1772 vor Frues kaabe, Noorwegen heeft Marikaabe, IJsland Maria kapa of Maria stakker, Welsh mantel Fair en Iers falaing Muire, ook bratog Muire: Mariaճ weefsel en dearna Muire: Maria ճ palm of handpalm. Symbool van kleding.

Dodonaeus (f) ‘Het heet ook schenebladt’.

Medisch, Mutterkraut, Wundwurz, Helft en Omkraut bij Bock. Het oude en geheel verdwenen woord O(h)hm betekent ontstoken huid, zweer, mogelijk omdat het als verkoelend tezamen trekkende blad op ontstoken handen legde. Het is vooral een vrouwenkruid, daarvoor was het aan Freya gewijd, godin van liefde en vruchtbaarheid.

(g) Verder naar de bladvorm, Engelse bear’s foot en duck’s foot Duitse Gansfuss, Ganslatschen, Ganspratzerl, Kompelcheskraut, Kraglein, Zwitsers Mantelichrut, Mantelteni en Rockli.

(h) Folklore, Gշittagros of onweergras, bij processies werden kleine kransen ervan door de jongens gedragen, ze zouden daarna op het venster of dak opgehangen worden en de inslag van bliksem tegengaan.

(i) Het is een liefdesmiddel voor koeien, de Franse naam is herbe a la vache.

Gebruik.

Vroeger werd het zo gebruikt. (164, 311, 309) ‘Voor in- en uitwendige kwetsingen en wonden: Maak een afkooksel van dit kruid alleen of met andere wondkruiden vermengt en laat hiervan dikwijls drinken en druppel het in de wonden. Brunfels.

Tegen bloedspuwen, rodeloop en onmatige vloeden van de vrouwen: Kook dit kruid in water of wijn en laat hiervan drinken. C. Durantus.

De chirurgen gebruiken dit kruid om de breuken en inwendige kwetsingen te genezen en de uitwendige te laten sluiten en vooral in de schenen daar het vel af gestoten is. De vrouwenmantel is nuttig in alle wonden en gebreken daar sanikel goed toe is als het op dezelfde manier als de sanikel gebruikt wordt.

De alchimisten willen verzekeren dat ze met dit kruid hun Mercurius stremmen kunnen, immers ze doen alle dagen hun best omdat te proberen en te beproeven, maar of het naar hun hoop lukt dat willen we iedereen niet bekend maken.

Ze stelpt het bloed en de maandstonden die onmatig vloeden. Hetzelfde gestampt en op de vrouwen en maagdenborsten gelegd maakt die hard en stijf en belet dat ze niet te zeer zwellen en te bol of dik worden. Omdat het zo drogend en tezamen trekkend is daarom wordt het zeer geprezen tegen de witte vloed van de vrouwen en waterachtige vloeden die de baarmoeder zo nat en glad maken dat het zaad weer afschiet en het ontvangen van de vrucht belet wordt. Dit kruid wordt van de vrouwen veel geacht omdat het vooral goed is om de onvruchtbare vrouwen tot ontvangen te brengen, te weten een lepel vol van dit droge kruid twintig dagen achter elkaar met wijn of vleessap drinken. Dit water heeft zoծ kracht om het vlees bijeen te halen en de huid stijf en vast te maken dat sommige jonge dochters, nadat ze geschonden zijn geweest, door het gebruik van dit water voor maagden aangezien zijn geweest en vooral als ze ettelijke dagen gezeten hadden in het water daar dit kruid in gekookt is’.

Culpeper meldt dat vrouwen 20 dagen het water moesten drinken om te ontvangen, zo ook met geboorte.

Brunfels; ‘Een doekje daarin genat en welke vrouw weke borsten heeft en in de badkuip gaat en in dat uitgaan dat natte doekje oplegt dan worden haar borsten hard en sterk. Echter niemand veroorlooft men het om die wat bozere te voorkomen’.

Door de vorm van het blad of het gebruik werd het gewas vroeger wel vrouwenmantel genoemd of mantel van Freya omdat het ook goed zou helpen tegen vrouwenziektes. Onder de kussens of in een zakje genaaid zou een gezonde slaap opleveren. Het gewas heeft de reputatie dat het de vrouwelijke schoonheid terug kan brengen en geeft frisheid aan vergane vormen.

(411) De Duitse namen Frauenhilf en Aller Frauen Heil bewijzen zijn geneeskracht. ‘Manche Kinder hatten noch ihre Mutter und mancher geschlagene Witwer hatten noch seine Frau, wenn sie diese Gottesgabe gekannt hatten’, zegt de Zwitserse kruidenpater J. Kunzle. Als men van een aftreksel hiervan een doek nat maakt dan zal daarvan de zachte borst wederom hard worden als men het erop legt. Dat doet het ook in baden waar men graag de vaak bestormde Venus-berg verjongt en maagdelijk wil hebben. Dit kruid in regenwater of in water waar de smid zijn gloeiend ijzer afgekoeld heeft gekookt en met dat water de heimelijke plaatsen van de vrouwen wassen, dringen die tezamen zodat ze als maagden worden. Het handelt hier toch meer om de bladeren dan om de druppels. De dauw geldt overals als een middel om schoonheid te krijgen.

Oorspronkelijk zal het duivelse en duivelse krachten, momenten in een vrouwenleven, tegengehouden hebben.

De in juni en juli verzamelde bladeren geven in een afkooksel een wat bittere en tezamen trekkende thee die bij het volk tegen bloedvloed en doorval gebruikt werd.

Een aftreksel van de plant zou ook goed zijn om de vetzucht tegen te gaan en werd zo gebruikt als vermageringsmiddel. In Zwitserland werden de bladeren ook bij oogontstekingen gebruikt. In het algemeen werd de plant in het volk bij de etter van vingerworm (panaritium) gebruikte

Vooral als de plant vochtig is wordt het niet graag door het vee gegeten, verder geldt het als goed voerkruid. Het afgemaaide kruid groeit snel weer aan.

Elven.

Droppen als edelstenen van het zuiverste water parelen op zijn mantel. Dauw was magisch, het is zo een magische plant. De Keltische naam is dauwkop: copan an druichd.

In Ierland werd het gewas gebruikt om door elven beschoten dieren te genezen. Je koe was ziek, geveld door een flinterdunne pijl van de elven en genezen met vrouwenmantel.

Planten.

Groeit liefst op wat vochtige grond en kan zelfs tegen wat schaduw. Combinaties kan met vele planten als met een oranje Geum en blauwe lis.

Vermeerderen door scheuren in maart/mei.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl