Pteridium
Over Pteridium
Adelaarsvaren, vorm, varens, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Varens, Dennstaedtiaceae, adelaarsvaren familie. Een geslacht dat met tien soorten van grote varens voorkomt. Het heeft de grootste verspreiding van varens over de hele wereld en wordt op alle continenten gevonden, uitgezonderd Antarctica. 1 geslacht was het met 1 soort die vrijwel over de gehele wereld voorkomt en nu verdeeld is in meer soorten.
Pteridium aquilinum, Kuhn. (adelaarsachtig) (Pteris aquilina, L.)
In het woud staan de jonge varenspiralen onbewogen en zien eruit als kleine wollige bruine slakkenhuisjes. Bij het ouder worden spreiden de bladeren zich schermsgewijs uit met hun fijne en herhaaldelijk gedeeld loof en vertoont het zich met een bevallige sierlijkheid aan de toeschouwer. Daar in het woud wordt het blad door het lichtste tochtje in trilling geraakt. Onder de viltige haren gaat het leven rustig verder. Als je ten minste loopt op zandhoudende gronden en op open plaatsen in het bos dan waan je je in de tropen. Kan, onder gunstige omstandigheden, tot 4m komen, maar meestal een paar meter. In september wordt het heldere groen goudkleurig wat uiteindelijk bruin wordt.
De stengel is meestal meer dan de halve lengte van het blad, groen en in jonge toestand wat donzig, bij ouder worden hard en ruig met zovele haken erop dat een wandelaar het er lastig mee.
De sporenhoopjes zitten langs de bladrand en zijn door de omgeslagen rand bedekt.
Sterk woekerende varen met een lange en kruipende wortelstok krijgt.
Is onderaards moeilijk uitroeibaar door de ver kruipende en vertakte wortelstok. Groeit niet, zoals andere varens, in pollen, maar in losse zodeachtige vegetaties.
Het is een van onze machtigste varens die als palmen tegen je hoofd aanwuiven tot 2m hoog. Groeit vrijwel in de hele wereld.
Naam, etymologie.
(a) Pteridium is de Griekse naam voor een vorm van pteris, uitgang eides: gelijkend. Pteris betekent een varen en komt van een woord dat vleugel betekent.
(b) Een scherpe stengeldoorsnede tekent het beeld van een adelaar op de vaatbundels, vandaar aquilinum.
Adelaarsvaren, Duitse Adlersaumfarn of Adlerfarn, Frans aigle-imperiale en aquiline, Engelse eagle farn, omdat bij het doorsnijden van de grote bladstelen onder aan de voet, door een rangschikking van de vaatbundels, een gelijkenis met een dubbele X of adelaar te zien is, vandaar de naam aquilinum.
Dodonaeus © Anderen zeggen dat die vorm op de letters J.C., Jezus Christus lijkt. De varen wordt daarom in Oostenrijk en Zwitserland wel Jezus Christuswurz genoemd. Vandaar dat de heksen er bang van zijn. In Ierland zien ze er de G in, een O en een D, vandaar de varen van GOD. Anderen zien er een eik in en zou gegroeid zijn ter herinnering aan de boom die schaduw gaf aan koning Karel tijdens zijn vlucht. Dit idee zien we ook in een van de colloquia van Erasmus toen een van de sprekers het over de paddensteen had, ‘mogelijk verbeeld je de gelijkenis met een pad, als een doorgesneden varenwortel met een arend’.
(d) Het is voor het vee niet te eten als het in hooi zit, Rossfarn, en voor paarden dodelijk, gross Farnkraut bij Bock, Franse grande fougere; grote varen.
(e) Vanen, adderkruid, die eronder leven, Engels adder spit. Duits verder Paprosch, Saumfarn.
(f) In Engelse brak, brake, bracken en in oud-Engels bracu. Dit woord werd vermoedelijk gebruikt in de zin van iets gebroken en is verbonden met het woord to break, mogelijk naar het karakteristieke twisten van zijn gebroken stengels of omdat de wilde beesten als herten, eruit “breken”. Oudnoors brakni. Het blad werd onder bijzondere plechtigheden in de Johannesnacht gesneden en had dan ook bijzondere krachten. Als langdurige droogte de oogst dreigde te vernielen dan werden zulke varenbladen verbrand om wolken op te roepen en de regen tot vallen te dwingen. Dat slechte weer wordt vooral verhaald van de brak, adelaarsvaren. Dit woord komt van Duits Brache, ongecultiveerde of braak liggen de gronden. Die velden waren vaak bedekt met deze varen die graag in de volle zon groeit en vaak in arme gronden. Vaak ontstonden die varens na een brand. Hieruit ontstond het verhaal dat het verbranden van het veld, waar ze groeiden regen zouden veroorzaken. Er is zelfs nog een brief van Karel I, koning van Engeland. Daarin verbiedt de koning, die een reis naar Staffordshire wilde ondernemen, de boeren van de streek om varens te verbranden. Hij wilde zijn uitstapje niet bedorven zien worden door slecht weer.
(g) Het zou de fearn zijn van old England en gaf aan vele plaatsnamen haar naam, Landisfearn, Fernham of Fearnham, Farnhurst, Fernhurst, Farndale, Farnham (farn home) Farnsfield, Farnsworth, Fearnall, Fearnow, Farningham en Farnborough.
Ostrich fern.
Gebruik.
Door de grootte van de bladeren werd de adelaarsvaren wel gebruikt als een ondergrond voor het stalvee en om er kussens en bedden mee te vullen. Het werd boven zeegras verkozen omdat het gewas niet klontert en meer veerkracht bezat. Op graanzolders zou het de muizen weg houden. Gebruikt om fruit in te verpakken.
In Schotland haalden de vrouwen de jonge bladen om er de varkens mee vet te mesten. Zijn as bevat alkali en werd zo wel in Wales gebruikt als wasmiddel en in andere landen als zeep en glasfabricatie. De wortelstok bevat zetmeel en plantenslijm, smaakt bitter. Door Theophrastus werd de wortel aanbevolen tegen wormen. Dioscorides looft ze als bandwormmiddel, tegen spoelworm. De wortel zou bij de vrouwen het ontvangen verhinderen en de zwangere misgeboorte geven. Van buiten werd het op slecht helende wonden gelegd. Jonge bladen werken afvoerend. Er zou ook leer mee gelooid kunnen worden.
Op de Canarische eilanden werd het, onder de naam helech, gebruikt voor de bereiding van helechobrood. Een eetbare soort eet men ook in N. Zeeland. Men verbrijzelt de geroosterde wortelstokken tussen twee stenen en verwijdert het houtachtige gedeelte. In Siberië, Japan en Normandië eet men in tijden van gebrek het loof en wortelstok. Uit meel hiervan bakt men een brood. P. esculentum. De jonge gekrulde toppen worden ook hier en daar gegeten.
Planten.
Algemeen in eikenberkenbossen op zure voedselarme zandbodem die wat fosfaten bevat. Neemt dikwijls grote terreinen in en is dan aspectbepalend.
Niet op kalk en kalkhoudende grond.
Vermeerderen door scheuren van de wortelstokken, of sporen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl