Lapsana
Over Lapsana
Akkerkool, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit ja.wikipedia.org
Naam, etymologie.
Lapsana, een Grieks woord. Lobel: ‘Bij de stekrapen en mosterd moet ook gesteld worden het Lapsana als diegene die hier voortijds van de Romeinen wilde stekrapen geheten werd en wordt van de gewone man in Frankrijk geheten Sanves blanches, wat betekent als witte wilde mosterd en schijnt in Latijn Lampsane genoemd te zijn van de vergankelijke zachtheid van de bladeren en het liggen op de aarde alsof ze die lijkt te likken, want likken is in Latijn Lambere te zeggen, tenzij dat ze eerder die naam heeft van het woord Lasana wat een pispot of strontpot te zeggen is omdat ze veracht was. Want het blijkt uit de liedjes van de krijgsknechten van Julius Caesar dat hier voortijds de Lapsana een zeer veracht kruid is geweest, maar profijtelijk en voornamelijk het gewone volkje om de honger van de arme mensen te stoppen en van de krijgslieden als de proviand ontbrak waarmee zij hem verweten dat zij voor Dyrrhachium daarbij hadden moeten leven, loos schimpende op de spaarzaamheid van het loon als Plinius verhaalt.’ Mogelijk werd gedoeld op Raphanus raphanistrum.
5 soorten waarvan 3 in Azië, 1 in N. Afrika en 1 in Europa. De soorten uit oost Azië worden nu echter ingedeeld onder Lapsanastrum. Nu is alleen Lapsana communis nog over.
Asteraceae, Cichorium klasse.
=Lapsanastrum apogonoides Maxim (Apogon-achtig, dus zonder baard) (Lapsana apogonides) is een tweejarig plant van 10-100cm hoog.
Gele bloemen 1,2-1,5cm doorsnee van maart-mei.
Komt voor op vochtige grond in Japan.
Jonge bladeren zijn eetbaar, maar worden vrijwel nooit gebruikt.
Japanse namen zijn ko-oni-tabirako en tabirako.
Uit A. Masclef.
= Lapsana communis, L. (gewoon of algemeen) akkerkool.
Bladen zijn gesteeld en getand, hartvormig aan de basis, gevarieerd aan de verschillende delen van de plant.
Stengels zijn vertakt en worden 50-100cm hoog.
Vele bloemen in juli en augustus, lichtgeel en klein in verhouding tot de plant.
Een of meerjarig.
Komt algemeen voor in stikstofrijke heggen en langs wegen, loofbos.
Er zijn wel een 6 subspecies, uit Europa en Z. W. Azië.
Lapsana communis subsp. communis uit Europa uitgezonderd zuidoost, eenjarig.
Lapsana communis subsp. adenophora (Boiss.) Rech.f. Z.O. Europa. (klieren dragend)
Lapsana communis subsp. alpina (Boiss. & Balansa) P.D.Sell. Crimea. (uit de Alpen)
Lapsana communis subsp. grandiflora (M. Bieb.) P.D.Sell. Z.W. Azië. (grote bloemen)
Lapsana communis subsp. intermedia (M. Bieb.) Hayek. Z.W. Azië en Z.O Europa, meerjarig.(er tussen in)
Lapsana communis subsp. pisidica (Boiss. & Heldr.) Rech.f. Griekenland.(uit Pisidie, Z. Turkije)
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In het Grieks noemt men dit moeskruid Lampsana, in het Latijn ook Lampsana, anders zijn er geen namen bij ons bekend.’
Franse la lampsane commune en Spaanse lampsana. Lapsane, als eetbaar kruid, is beschreven door Marcus Terentius Varro uit Rome.
Dodonaeus (b) ‘Van onder de bastaard of oneigen namen vindt men dat het op het Latijns Napium plag te heten, te weten naar de gelijkenis van bladeren die dat met het Napium, dat is met de stekrapen, heeft. Het heet in het Frans sanves blanches, (witte mosterd) in het Italiaans di landri, di lasana en soms caulo salvatica, rapo falso en rapastrella.’
Akkerkool of akkermoes, Duits der Rainkohl, in Schlesi Hasenkohl, Milchen bij Gessner, Niplewurz in Markbrandenburg.
Dodonaeus ’Het heet in Pruisen Herba papillaris, dat is tepelkruid. Bellonius vermaant dat Lampsana in Griekenland rouw gegeten als radijzen smaakt, maar gekookt bitter wordt en dat ze daar Lapsana heet, maar rouw is als ze stelen begint te krijgen en te bloeien.’
Engels nipple wort, swine’s cress, succory dock cress, de voorjaarsbladeren hebben wat de geur van radijs en worden wel in salade’s gegeten.
Gebruik.
Jonge bladeren kunnen als salade gegeten worden, werken wat laxerend, later worden ze wat vezelig.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Galenus zegt dat Lampsana in spijs gebruikt kwaad en grof bloed in het lichaam laat groeien, dan Dioscorides schrijft dat ze meer voedsel geeft en de maag nuttiger is dan zuring en daarom, zegt hij, plag men de bladeren en de stelen van dit gewas te koken en voor spijs te gebruiken. De tegenwoordige Lampsana is niet zo geschikt om bij het moes te doen als hederik. Maar het wit sap dat uit de stelen en bladeren vloeit als ze gekwetst zijn is goed om de verzworen of bezeerde borsten en tepels te genezen en daarvan heeft dit gewas de naam tepelkruid gekregen.
De soorten van Lampsana bij andere beschreven zijn beter om voor moes te strekken, ja de wortels van sommige smaken als rapen.’
Dat waren wel kruisbloemige planten en geen Lapsana die nu beschreven is.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl