Atriplex

Over Atriplex

Melde, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, Bijbel, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten.

Uit J. Weinman.

Ongeveer 200-250 wijdverspreide en zeer variabele soorten komen voor die wijd verspreid zijn.

De soorten zijn ruwweg te verdelen in twee groepen, die op zilte gronden voorkomen en die op afvalplaatsen en ruigtes groeien.

Een enkele is geschikt als veevoer, maar de meeste zijn lastige onkruiden.

Het zijn soorten met onaanzienlijke groene bloemen in aren.

De vrucht is een nootje.

De onderste bladeren zijn deltavormig en vaak getand, de bovenste smaller en meestal niet getand. Meestal zijn de bladeren witviltig, de Melige Melde.

Chenopodiaceae, ganzenvoetfamilie.

Sectie Atriplex. eenjarige C3-planten.

=Atriplex hortensis, L. (van de tuin, hortus) tuinmelde is een eenjarige lage struik met succulente bladeren. De vaak bloedrood overlopende plant bereikt een hoogte van ongeveer een meter. De onderste bladeren zijn hartvormig, driehoekig, de middelste spiesvormig en de bovenste lancetvormig en gaafrandig. In jeugdtoestand zijn ze melig bestoven, maar dat verliezen ze later.

Onaanzienlijke bloemen staan in losse schijnaren.

De vorm stamt mogelijk uit Siberië. Vermoedelijk werd ze al duizenden jaren geleden gecultiveerd uit de gelijke soort Atriplex aucheri die in Midden-Azië voorkomt. De Romeinen kenden het en werd ook al in Tibet en Bengalen gekweekt. De Romeinen brachten het naar het Noorden. Na 1200 kwam spinazie op waardoor deze als keukenplant vrijwel verdween.

Deze vorm is wel eetbaar en wordt meestal als een soort spinazie gekweekt onder de naam Franse spinazie, waar het veel gekweekt werd, of bergspinazie, in Engels French spinach en mountain spinach, Duits Spanischer Salat, Spanischer Spinat.

Er zijn een paar vormen, gele melde, Duitse Gelbe Melde of Wessie Melde var. atrosanguinea. (donker bloedrood) Bladeren zijn zeer licht groen bijna geel. Groene melde, Duitse Grune Melde, var. hortensis ook sativum. Krachtige planten met sterke, kantige vertakte stengel, donkerder bladeren dan de witte. Rode melde, Duitse Rote Melde, var. rubra. Karmijnrode stengel en bladeren, onderkant van de bladeren is donkerroze, meest als sierplant. De rode kleur verdwijnt met koken. In 1596 werd deze vorm geselecteerd.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Latijnse naam is Atriplex en Aureum olus, (gouden groente) van sommige hier te lande ook gulden moes-cruydt, welke namen in de apotheken ook gebruikt worden, in het Grieks Atraphaxis cepaeos in sommige apotheken, de Griekse naam is Atraphaxis en Chrysolachanon. De eerste soort heet Atriplex sativa of Atriplex hortensis, dat is tamme of hofmelde, ook tamme witte melde, in het Latijn Atriplex sativa alba. (Tweede Chenopodium alba) De derde Atriplex rubra of rode melde. Lobel: ‘Chrysolachanon, van die de bladeren als zij vergaan naar het gele of goudgele kleuren of gelijk de rode vallende wijngaardbladeren.’

Atriplex is afgeleid van Grieks atraphaxis: spinazie. Of van ater: zwart, en plexus: samenvlechten, naar de donkere kleur en vorm van sommige soorten. De jonge meldebladeren hebben een driekantige vorm, daarop kan ook het woord Atriplex slaan. Dat woord is dan samengesteld uit a: zeer, en triplex: drievoudig. Of van a: niet, en trephein: voeding, een nutteloos onkruid.

Dodonaeus (b) ‘Deze kruiden heten hier te lande melde, in Hoogduitsland Milden en Milten, Kuwurtz, maar meest Zam Molten of Heymisch Molten en Garten Molten of Milten.’

Tuinmelde, Duitse Gartenmelde. Melda bij Hildegard, Meilde, heimisch Molten bij Fuchs, Mylde of Milde in midden-Hoogduits, melde of milde in Herbarius in Dyetsche. Mel heeft dezelfde stam als meel en mogelijk is deze naar de wit/viltige en melige beharing of omdat de zaden vermalen werden. Mel betekent malen en vandaar stuiven, zie Chenopodium.

Sommige denken dat Mel van mild komt, vanwege de zachte bladeren. Of van het Grieks voor verzachten vanwege de purgerende werking, vergelijk de Duitse naam Scheismelde.

Dodonaeus ‘In Frankrijk het het arrouches of arroche, in Italië atriplice, rappice, armola en ook trapese, in Spanje armolles of armueles, in Bohemen leboda.’ Lobel: ‘in Engels orrage’.

Orach, arach of orage heet in het Engels orache en via 15deeeuws Engels arage, Frans arocche of arreuce eb in Walloni arose of aripe en bij Namur aurause komt uit oud-Frans arasche, in Italië atrepice dat uit Latijn atriplic-em en dit uit Grieks atraphaxus stamt. Bij Culpeper heet het arrach, orach en arage. Een kruid onder beheer van de Maan. In Engeland orrage en orach, Duits Orache.

Dodonaeus (d) ‘In het Frans heet het bonnes dames’. Frans bonne dame of belle dame, gebruikt als geneesmiddel.

(e) Melganzevoet omdat de bladeren een gelijkenis vertonen met de poten van een gans.

(f) Verder komen in het Engels butter leaves en mountain spinach voor.

Iers ceathramma caothrach: lamb’s quarter: lams kwart en Russisch lebeda.

Uit L. Reichenbach, Atriplex halimus.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (141, Dodonaeus) ‘Dioscorides zegt dat melde gekookt en als andere moeskruiden gegeten wordt en zo veel gebruikt dat het de buik zacht maakt.

Die melde, hetzij groen, hetzij gekookt is zeer goed gelegd op de bloedzweren en hete gezwellen want ze laat die verdwijnen en vergaan.

Het zaad van melde met honigwater ingenomen is goed tegen de geelzucht gebruikt, zoals dezelfde Dioscorides betuigt.

Galenus zegt ook dat dit kruid en vooral het zaad een afvegende kracht heeft en de verstopping van de lever openen kan.

Melde zaad dat in radijswater met wat saffraan gemengd wordt waarvan matig lauw een goed deel gedronken wordt laat walgen en niet alleen dat, maar het laat ook schijten, ja, als je twee of drie drachmen van het melde sap neemt laat het spuwen en schijten, volgens Serapio.

Leg melde die met honing gewreven is op de jichtzijde van de voet, het geneest de jicht.

Als je de bladeren van melde in vleessap of warme groente eet verdrijft het de pijn van de blaas.

Gestampte melde die met heemstwortel gemengd op de baarmoeder gelegd wordt, verzacht de menstruatiepijn.’

Bijbel.

Job 30: 4 ‘zij plukken de melde bij het struikgewas af, en de wortel van de brem dient hun tot voedsel.’

Het Hebreeuwse woord dat voorkomt in Job 30:4, malluach of malloeach, zou op een zout smakende plant duiden of naar een plaats waar die groeit aan de oevers van de Dode Zee. Mogelijk wordt hier op Atriplex halimus, L. Gedoeld, zoutmelde. In tijden van nood werden de zuur/zout smakende bladeren wel door de armen en uitgestotenen gegeten. De Talmoed vermeldt dat de Joden werkende aan de reconstructie van de tempel, deze plant als voedsel gebruikten. Anderen hebben er de maluweplant, Malva, van gemaakt.

De gewone en kleine kaasjeskruid komen ook voor tot India. De kleine wordt gecultiveerd in de tuinen van Rosetta waar het hobere genoemd wordt. Het is daar een gewone groente en wordt dagelijks met vlees gegeten. Vele schrijvers veronderstellen dat het deze of een nauw verwante soort is, waar Job over verhaalt en dat ze het kaasjeskruid afsnijden voor hun vlees’. De Malva van de patriarch heet in Hebreeuws malluach wat een gelijkenis heeft met Grieks malakhi dat malva betekent en ook met de maluch wat de Syrische naam is van de Atriplex. Mogelijk dat beiden gegeten werden. Ook de Jew’s mallow mag bedoeld worden, dat is Corchorus olitorius van de botanisten, een soort Malva. Het wordt in Oosters eten veel gebruikt en door de Arabieren mallow keali genoemd. Maar die komt oorspronkelijk uit India, misschien werd het wel in Jobs tijd gezien, maar een inlandse plant zou hier beter passen, een plant die zout smaakt of aan de zoute kust groeit. Andere denken aan een zoutkruid, Atriplex halimus of Salsola.

De Talmoed maakt er grauwe erwten van en de Vulgaat boomschors.

Atriplex section Teutliopsis Dumort.: eenjarige C3-planten.

Uit L. Reichenbach.

Atriplex littoralis, L. (zeekust bewonend)

Stengels opgaand en 50cm hoog.

Bladen zijn lancetvormig en gaafrandig of scherp.

De onderkant is melig net als de bloemen die in een krans in de oksels staan, ook eindstandig, van juli tot september.

Groeit langs het strand van Midden-Europa.

Naam, etymologie.

Waarschijnlijk wordt met deze zeemelde bedoeld. ( Dodonaeus ) ‘De vijfde heet Atriplex Marina, dat is zeemelde. De zeesoort noemt dezelfde Lobel kruipende zeemelde, in het Latijn Atriplex marina repens. Men vindt het veel omtrent Venetië en heeft soms rood en soms graskleurig zaad. Enige noemen deze zeemelde op het Frans blanche putain’.

Strandmelde, Engelse grass leaved sea orache, tropical saltbush.

Uit G. Oeder.

Atriplex patula, L (uitstaand of wijd geopend)

Stengels opgaand of kruipend en 70cm hoog.

Bovenste bladen zijn lancetvormig en gaaf, de lagere met twee uitstaande lobben van uit een wigvormige basis.

Eenjarige van akkers.

Een van de soorten die vroeger als een soort spinazie dienstdeed, maar de zaden zouden toch wat vervelende eigenschappen bezitten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘De vierde heet Atriplex silvestris humillima, dat is wilde allerlaagste melde.

Het wild geslacht wordt genoemd in het Grieks Atraphaxis agria, in het Nederduits kleine melde of kleine wilde melde, in het Latijn Atriplex silvestris Polygoni aut Helxines foliis, in het Hoogduits Kleyn Sceisz milten, Wild Molten en Acker Molten, in het Frans arroches sauvages, in het Engels wilde orrage. De ouders hebben het voor een Olusatrum (groente) gehouden’.

Uitstaande, lage wilde melde of smeelje, Engelse spreading narrow leaved orache, common orach of delt orache, Duitse Milten en Mistmelten, Ruten-Melde, Spreizende Melde, Spreizstige Melde, Scheismilten bij Bock.

Uit G. Oeder.

Atriplex prostrata, Boucher (neer liggend) (Atriplex hastata (spiesvormig) De vaak melig bestoven uitziende plant wordt 20 tot 90 cm hoog. Is zeer variabel van vorm en kleur, waardoor er door sommige taxonomen ondersoorten worden onderscheiden. De plant kan donkergroen tot grijsgroen zijn en vaak ook roodachtig. De vaak verdikte, driehoekige, spiesvormige bladeren kunnen tot 10 cm lang worden. Spiesmelde bloeit van juli tot september. De mannelijke bloemen hebben alleen kelkbladen. De vrouwelijke bloemen hebben geen kelkbladen en ook geen kroonbladen. De vrucht is een nootje.

Een eenjarige plant van vochtig, stikstofrijk kleibouwland, langs wegen, op vloedmerken, schorren en kwelders. De plant komt van naturen voor in Eurazië.

Naam.

Spiesmelde, Duits Spie-Melde, Engels spear-leaved orache, triangle orache, Frans arroche haste.

C4-Atriplex-Clade.

Uit G. Oeder.

Atriplex laciniata, L. (gelobd) (Atriplex sabulosa, Rouy) (zand, kiezel beminnend)

Eenjarige met door elkaar gegroeide en gevoorde twijgen van 50cm hoog, de stengel is kruidachtig, opgaand of spreidend, hoofdstengel is meestal opgaand, de anderen kruipend.

Lagere bladen zijn driehoekig tot eirond met twee horizontaal gespreide lobben en onregelmatig getand, dicht wit of zilverglanzend, de bovenste zijn bijna gaafrandig.

Bloeit in de zomer met kleine harige trossen die vaak wat roodgekleurd zijn.

Komt langs de kust en op ziltige plaatsen voor.

Naam.

Gelobde melde, Duits Gelappte Melde, Engelse spreading halberd leaved orache, frosted orache.

C4-Atriplex-Clade.

Uit swbiodiversity.org

Atriplex lentiformis (Torr) S. Wats, subsp. Breweri (S. Wats) Hall & Clements (zacht gevormd) (Atriplex breweri, S. Wats.) (Amerikaanse botanist William Henry Brewer, 1828-1910) is een populaire lage haagplant in Z. California. Groeit in zandige en winderige plaatsen. Is beschreven in 1900.

Een houtige struik van een 2m hoogte.

Ovale en zilverachtig/grijze bladeren. Quail bush, big saltbush.

De volgende worden wel tot Halimione gerekend.

Atriplex pedunculata, L. (gesteeld) (Halimione pedunculata (L.) Aellen.)

De stengel is kruidachtig en gaat zigzag, is vertakt.

Bladen zijn omgekeerd eivormig en gaaf, smaller aan de onderkant.

Lange bloemstelen.

Varieert veel naar de grondvochtigheid.

Groeit aan de kust in zilte kwelders.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘De andere vreemde soort (zie Atriplex portulacoides) mag men Halimus longioribus foliis noemen, dat is zee postelein met langere bladeren. Ze heet in Portugal salguedeiras naar haar zilte smaak, elders marisma en is de tamste soort of Mitius genus Halimi van Plinius’.

Gesteelde obione of gesteelde zoutmelde, Engelse stalked sea orache, de steel is het kenmerk.

Uit L. Reichenbach.

Atriplex portulacoides, L. (Portulaca-achtig) (Halimione portulacoides (L.) Aellen) (van Grieks halimos: zeekust) (Obione portulacoides)

Meerjarige plant met een houtachtige stengel en blad van een zilverachtige witheid en succulent

Lage struik of kruiper van 50-150cm en komt voor aan de kust, op modderige of moerasachtige gronden.

Bladen zijn omgekeerd eirond en lancetvormig, gaaf en smal.

Draagt okselstandige trossen van kleine geelgroene bloemen in augustus tot oktober als de andere melde ’s, maar verschilt door de vruchten.

Komt voor langs de kusten van Eurazië en in delen van Afrika. Het met het water opgenomen zout wordt via haartjes op het blad uitgescheiden, doordat de haartjes met het opgehoopte zout afbreken of openbarsten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘In het Grieks wordt dit gewas Halimos genoemd en verschilt van de Alimos die we elders beschreven hebben. In het Latijn heet het ook Halimus, maar gewoonlijk Portulaca marina, in het Nederduits zee porceleyne, in het Engels sea porcelline.

De eerste en gewoonste soort zal eigenlijk Halimus of zee postelein heten.’

Gewone zoutmelde of obione, Engelse shrubby orache of sea purslane, Duits Portulak-Keilmelde, Strand-Salzmelde, Frans obione faux-pourpier.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) De bladeren van Halimus of zeepostelein, zegt Dioscorides, worden gekookt en voor spijs gebruikt.

De wortel is goed om de gebroken, gescheurde en gekwetste leden binnen het lichaam te genezen en alle rommeling en buikzweren te verzoeten en te verdrijven, te weten het gewicht van een drachme tegelijk met honigwater ingenomen. Die laat de zogende vrouwen veel melk krijgen.

Hier te lande worden de jonge spruiten en ook de bladeren van zeepostelein in azijn van sommige gelegd of met zout en pekel bewaard net zoals kappers en worden in de winter in salade gegeten en op tafel gebracht en op die manier gebruikt zijn ze aangenaam en lieflijk van smaak. Galenus zelf vermaant ook dat de jonge spruitjes of knopjes van de zeepostelein in Azië, te weten in het landschap van Cilicië, gegeten worden en weggelegd of bewaard om daarna te gebruiken. De bladeren van de gewone inlandse zeepostelein in pekel bewaart en in salade gebruikt versterken de maag en verwarmen die en maken lust om te eten en laten de plas rijzen. Beide soorten van Halymus, zegt Plinius, met brood genoten genezen de rodeloop al waren de darmen ook gekwetst en bezeert, maar met azijn zijn ze de maag behulpzaam. Hij zegt dat als ze rouw opgelegd worden de verouderde wonden genezen en de verse wonden verzoeten en de pijn van de verstuikte voeten laten vergaan en ook de pijn in de blaas. Maar hij zegt dat de wilde soort de meeste kracht heeft en vooral om de schurft van de mensen en ook van het vee te genezen en hij zegt ook dat als het zaad onder de tong gelegd wordt het de dorst verslaat en schrijft ze noch meer andere deugden toe.’

Van zijn bladen zijn goede pickles te maken.

Planten.

‘Rubra’, rode melde, is een stevige plant die tot 1m komt, zaait zichzelf uit. De meeste melde soorten worden op 15 graden gezaaid.

Staat in de tuin mooi naast blauwe, gele of oranje bloemen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl