Asphodelus

Over Asphodelus

Affodil, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen.

Uit hortus eystettensis.

Van dit geslacht zijn 7-8 M. Zee soorten bekend.

Ze groeien op kalkhoudende en doorlatende grond.

Het zijn planten die in bosjes groeien zonder dat ze duidelijke stengels bezitten.

In de lange, lijnvormige en riemachtige en soms zwaardvormige bladen zijn vaak kanalen aanwezig.

De wortels zijn koord- of takkenbosachtig. Hieruit ontwikkelt zich een rozet van smalle bladeren waaruit een rechte bloemstengel verschijnt. Op de top verschijnen de stervormige bloemen.

Liliaceae, Asphodel klasse.

=Asphodelus albus, Mill. (wit) Blauw/groene, lijnvormige en donkergroen bladen die tot 60cm lang en ongeveer 1.5cm breed zijn.

Opstaande en alleen aan de voet bebladerde stengels.

De vlakke stengel komt uit een vlezige, dikke wortel.

De bloemtros is ongeveer 40cm lang en bezet met grote, trechtervormige, stervormige witte bloemen, soms wat roze, met lijnvormige, stompe en tot 3cm lange bloemdekbladen in mei/juni.

Eivormige vrucht.

Uit Z. Frankrijk, Pyreneeën en Spanje, wordt 60-100cm hoog. Is beschreven in 1820.

‘Delphinensis’, heeft meer groene bladeren en veel dichter bezette bloemtrossen.

‘Occidentalis’, heeft groene bladen en los gevormde trossen van zachtroze/witte bloemen.

Naam, etymologie.

De echte of witte affodil, de Engelse white flowered asphodel, Franse asphodle blanc, Duitse Weier Affodill.

Uit www.fands.org.uk

Asphodelus aestivus Reichb. (bloeien of rijpen in de zomer) (Asphodelus microcarpus, Salm. & Viv. (kleinvruchtig) Bladeren zijn lijnvormig, vlak, dik en lang toegespitst, 3cm breed.

Een sterk groeiende plant met opgaande stengels.

Een vertakte bloemtros met talrijke trechtervormige bloemen met lancetvormige witte bloemdekbladen en roodachtige middennerf in mei/juni.

Vrucht is omgekeerd eivormig.

Uit Z. Europa, Balkan en Klein Azië, wordt 60-100cm hoog. Is beschreven in 1831. Zomer affodil, summer asphodel.

Bijbel.

Dit gewas groeit op de heuvels van N. Negev. In cultuurgronden komt het niet voor omdat de knollen zich vlak onder de oppervlakte bevinden en dan omgeploegd worden. Die knollen lijken wel wat op die van de Dahlia en zijn veel vertakt. Is het de “Susan’ van Hosea 14: 4 ‘Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. Zijn loten zullen uitlopen, zijn pracht zal zijn als een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon.?’ Gewone affodil, Kleinfrchtige Affodill, asphodle, common of summer asphodel.

Uit Redoute, Asphodelus fistulosus.

Asphodelus fistulosus L. Komt in het hele Middellandse Zeegebied voor.

De kleine soort van Affodillen zonder knobbelachtige wortel wordt door de Spanjaarden gamoncillos genoemd zoals ze de grote soort gamones noemen en die van Salamanca noemen het eigenlijk cebolla de cudelra, dat is slangenui, die van Padua noemen het Asphodelus fistulosus, misschien omdat de bladeren holachtig en bijna gootachtig zijnծ (Asphodelus fistulosus L, (synoniem Asphodelus tenuifolius)

(c) Met een naam als Lilium martagon, Gelbwurz, Gelwurz, Goldgilgen, Goldwurz en Schopflilie.

(d) Midden-Hoogduits Wijswurtz en Witlock, van alba; wit.

(e) Herbarius in Dyetsche heeft affodillus of hondert hoefde, naar de vele bloemhoofdjes.

Engelse branching asphodel of silver-rod, onion weed, Duits astige Affodill.

Uit Redoute.

=Asphodelus ramosus, L. (sterk vertakt)

Witte bloemen komen in april.

Uit de wortelstok komt de 1-1,5m hoge bloemstengel. De wortelstok is kort en dik waaruit wortels groeien die er als langwerpige knollen uitzien.

Bladeren zijn een meter lang en 1-4cm breed.

Komt uit Z. Europa en is beschreven in 1551.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt bij de Grieken Asphodelos genoemd, in het Latijn Asphodelus en daarvan komt de bedorven Nederduitse naam affodille, de Latijnen noemen het ook Albucum of Albucus en Hastula regia. De steel met de bloemen heet in het Grieks Anthericos. Plinius schrijft ook dat de steel die de bloem draagt Anthericus heet, maar dat de wortels, dat zijn de bollen of klisters, Asphodelus genoemd pleeg te zijn.’

Asphodelus is een Griekse naam van onzekere afkomst. Grieks Asphodilos: een lelieachtige plant met eetbare wortel, werd in Latijn asphodilus. Het is de narcis van de oudere Engelse en Franse poten. In Tudor tijden, 14de eeuw, was het affodil en aaffodil en dit van middeleeuws Latijn asphodelus, affodil, Duits Affodill, Franse asphodele en alede.

Dodonaeus (b) ‘De gewoonste soort die we voor de echte Asphodelus houden hebben we Asphodelus major of Asphodelus albus major genoemd, dat is grote affodillen of grote witte affodillen. (A. albus)

De andere soort, Asphodulus minor of ook Asphodelus albus minor geheten, dat is kleine witte affodil, wordt van sommige voor een bastaardsoort van affodillen gehouden en daarom Pseudo-asphodelus genoemd of valse affodillen, andere zien het aan voor een soort van Phalangium en geven het de toenaam van Phalangium Cretae Salonensis, dat is Phalangium van Craux in Provence bij Salon. De wortels komen uit een oorsprong voort en zijn langwerpig en lijken op kleine raapjes, maar onder dikker of breder en gaan in sommige vezels af, vol sap, witachtig en onaangenaam en scherp van smaak. Hij heeft deze wortel soms in Portugal in zo’n menigte van kleine knobbeltjes of raapjes zien voortbrengen dat er aan een plant over de twee honderd waren die alle tezamen meer dan vijftig pond wogen. Daarom is het geen wonder dat Plinius dit gewas soms tachtig worteltjes aaneen schrijft te hebben en om dezelfde oorzaak wordt het in Italië niet alleen anfodillo, of zo Lobel zegt, asfodele, maar ook centa capi genoemd’. Branched asphodel, vertakte affodil.

Gebruik.

Volgens Theophrastus kan de bol gegeten worden net als de zaden. Uit de bollen wordt een slijm gehaald dat als een lijm gebruikt wordt door de boekbinders en schoenmakers.

De melige wortelknol was bij de stam der Pelasken en bij de Pythagoras een geliefd voedsel, met kaasjeskruid en vijgen leverde ze een goede maaltijd. De zeer zetmeelrijke wortels bracht een inwoner van Duitsland in de vorige eeuw op de gedachte om een paar ton in te voeren voor consumptie. Waarschijnlijk vanwege de smaak werd dit experiment een fiasco.

Bij de Grieken en Romeinen was het gewas ook in gebruik als medische plant, tegen slangenbeten en bij vrouwenziektes.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus, 141, 311, 309) ‘Van deze Asphodelus vermaant de poet Hesiodus in zijn boek dagen en werken genoemd en zegt dat het dwaze mensen zijn die niet weten of immers niet bevroeden wat een nuttigheid er in de affodillen en maluwe is, want de wortels van deze affodillen zijn zeer geschikt om te eten. Galenus is nochtans van mening dat Hesiodus aldaar niet van deze gewone witte affodillen spreekt, maar van de andere soort van Asphodelus met bollen of lookachtige wortels daar hij nochtans zelf bekent dat die bollen of klisters van die Asphodelus niet eetbaar zijn voordat ze lange tijd in water te week gestaan hebben of goed gekookt zijn zoals de lupinen plegen bereid te worden en als dat zo is als het is dan is het geenszins te denken dat Hesiodus van de bolachtige affodillen gesproken heeft want terwijl hij de affodillen prijst schijnt hij een spijs te verstaan die zeer gauw en gemakkelijk om te bereiden is en niet moeilijk om te koken of om te zieden. De woorden van Hesiodus luiden bijna in deze manier:

‘Het zijn dwazen onbedacht, want ze merken niet goed,

Dat dikwijls beter is de helft dan het heel te willen:

En dat de maluwe slecht en ook de affodillen

Zeer nuttig zijn en zeer goed en krachtig in hun werken’.

De wortels van affodillen, zegt Dioscorides, te drinken gegeven verwekken de maandstonden en laten gemakkelijk plassen. De wijn daar deze wortel in gekookt is en gedronken jaagt uit de stenen van de nieren en daar een roemertje van ingenomen en gedronken van een vrouw die haar maandstonden niet krijgen kan nadat ze in een badstoof goed gezweet heeft laat die van stonden aan voortkomen.

Dezelfde genezen de pijn van de zijde en de hoest en ook de krimping van de zenuwen, spanning en breuken van de inwendige leden als men daarvan een vierendeel lood zwaar met wijn vermengt drinkt.

Tegen etterachtige en lopende oren: Druppel er het sap van affodillen in. Dioscorides

Tegen pijn van de lever: Kook de wortel van affodil in mede en laat ervan drinken, dit neemt de pijn wonderbaarlijk weg. Apuleius.

De wortels met wijnmoer of droesem gekookt worden zeer nuttig gelegd op de vuile en voorts etende zweren en zeren en op de ontstekingen en zwellen van de borsten en van de klootjes of kulzakjes en op andere gezwellen, opdrachten en bloedsweren en de fijt.

Het sap van deze wortel met oude zoete wijn en met mirre en met saffraan vermengt en tezamen gekookt is een zeer bekwaam en nuttig ding om er de ogen mee te bestrijken in verschillende gebreken ervan en verscherpt of verheldert het gezicht wonderbaarlijk zeer.

Sommige verdrijven de tandpijn met hetzelfde sap als ze dat gieten of druipen in het oor aan die kant daar de tandpijn niet is.

Deze wortel gebrand en die as op het hoofd gestrooid belet het uitvallen van het haar, Alopecia genoemd, en laat het haar wederom groeien en voortkomen. Sommige jonge mannen die genoeg te doen hebben om gekruld haar te krijgen laten hun gans hoofd met het scheermes scheren en kaal maken en wrijven dan hun hoofd met deze wortel, hetzij rauw, hetzij gebraden, en het haar dat ze daarna krijgen zullen zal geheel krullen en niet recht voortkomen als tevoren. Ze laten ook het haar zeer gauw groeien in de littekens van de oude zeren.

Om de witte meelachtige plekken en onzuiverheid van de huid te verdrijven wrijven sommige de huid eerst goed met een doek in de zon en daarna bestrijken of wrijven ze die met deze wortel en vinden daar zeer grote baat in zodat ze de plekken daarmee dikwijls gans laten vergaan en verdwijnen. De vrouwen van Italië braden deze wortels onder de as en wrijven met deze zo gebraden en noch tamelijk heet bestrijken ze de huid van het aanzicht of van de handen die met sproeten of andere onreinheden bevlekt is en nemen die op korte tijd weg.

Deze wortels met enige drank ingenomen verwekken de vleselijke lust en vermeerderen de kracht en met wijn gedronken geneest het de geelzucht en leverzucht’.

A. Magnus; ‘Het eerste kruid is van de planeet Saturnus en is genoemd Affodillus of Affodily. Het sap ervan is goed tegen de pijnen van de voeten en benen. Laat hen die lijden aan pijnen van de blaas het eten. De wortel er van een weinig koken. En mensen die bezeten zijn van kwade geesten of gekke mensen dragen het in een klein napje en ze zullen bevrijd zijn van hun ziekte. En het duldt geen duivel in het huis. En als kinderen waar hun tanden uitkomen het bij zich dragen zullen ze uitkomen zonder pijn. En het is goed dat een man het in de nacht bij zich draagt want hij zal niet bang zijn om beschadigd te worden of anders.’

Mythologie.

De Asphodelus weiden zijn een begrip. Hier dwaalden de schaduwen van de helden en aten de bollen. Zie Atlantis.

De raapachtige verdikte wortels, die diep in de steenlagen kunnen doordringen, geven hun een ongelofelijk weerstandsvermogen en kunnen daarmee zelfs bosbranden overleven. Om die reden komen ze ook veel voor op woeste gronden en op plaatsen die eertijds door bos en maquis bedekt waren. De affodilweiden zijn een voorbeeld van overbegrazing door geiten en schapen. Deze vernietigers van de natuur lusten geen Asphodelus en laten die staan en op den duur vormen zich zo hele vlaktes met alleen Asphodelus.

Die dorre, woeste en onvruchtbare oorden waren verdorven plaatsen waar duistere verschijningen samenkwamen. Naar zijn vele voorkomen in Griekenland zou dit de Asphodelus van de ouden kunnen zijn waar de bleekgele bloemen verbonden waren met duistere plaatsen en kerkhoven. Symbool: ‘mijn berouw volgt je tot in het graf’. Het is mogelijk de Narcis van Homerus die over de weiden des doods sprak, de affodilweiden, waar de schaduwen van de helden verzameld waren in de Hades. Homerus Odyssee, XI 539 - 540 en XXIV 12 - 14. Omdat het ‘t favoriete voedsel van de doden was plantte de oude Grieken ze bij de graven.

Hades is de Griekse naam voor de onderwereld en de god ervan. (Pluto) Hades was verdeeld in twee secties, Erebus en Tartarus. Erebus was de plaats waar de doden voor het eerst het rijk der doden binnenkwamen. Charon voer ze dan over de rivier Styx waar ze dan in de Tartarus kwamen. Tartarus is dan weer verdeeld in drie subsecties, de Elyseese velden, de Affodil weiden en Tartarus. Zijn de schimmen eenmaal binnen de poort van Hades duistere rijk, dan moeten ze voor de drie rechters verschijnen, Minos, Rhadamanthys en Aiakos, zonen van Zeus die wijze koningen op aarde waren en nu oordelen over het aardse bestaan van de doden.

Wie goed noch slecht geleefd hebben, en dat zijn de meeste mensen, worden verwezen naar de Affodilweiden die zo genoemd zijn de onopvallende bloem die er bloeit. Ze leiden er een vreugdeloos bestaan en kunnen niet meer denken en voelen en weten ook niets meer van hun bestaan op aarde, ze hebben gedronken uit de Lethe, de rivier van Vergetelheid. Alleen, als door de levenden een bloedoffer van lammeren wordt gebracht, krijgen ze even hun gewone bewustzijn terug.

De dappere helden, buitengewone edelen en edele burgers gingen naar het Elysion. Dit is een heerlijk land, vergelijkbaar met onze hemel. Dit ligt terzijde van het Dodenrijk. Het heeft een eigen zon en maan die nooit verduisterd wordt door wolken of noodweer, het is er altijd zomer met zoele westenwinden die koelte brengen. Op de Elyseese velden bloeien de prachtigste bloemen en men geniet er van muziek en voordracht van dans zoals op de mooiste oorden op aarde. Men zou zelfs na verloop van tijd weer in een nieuw lichaam op aarde kunnen terugkeren en dat tijdstip mochten de zielen zelf bepalen.

Nog heerlijker stelde men zich het leven voor van diegenen die, na beëindiging van drie levens, telkens door de rechter van de Elysische velden waardig gekeurd zijn. Zij mogen naar de Eilanden van de Gelukzaligen die aan het eind van de wereld gelegen zijn. Zij zijn vrij van alle verdriet en zorgen en hoeven nooit meer terug naar de aarde.

Tartarus is de plaats waar de kwade en bedrieglijke zielen gingen om voor eeuwig verschrikkelijk gestraft te worden, vergelijkbaar met onze hel.

Men schreef deze plant wonderbare krachten toe en zette deze plant rondom de graven, om reden dat de zaden en wortels voedsel zouden vormen voor de geesten van de doden, hoewel ze ongekookt niet te eten zijn. Waarschijnlijk is dit een overlevering uit zeer oude tijden, voor de introductie van de granen was dit het basisbestanddeel van het Griekse menu.

De Asphodelus was aan Persephone (Demeter) gewijd. Op 28 april werden er ter ere van Flora wel kransen van gemaakt waar de huizen en graven mee versierd werden. Kransen van deze en andere narcissen werden gebruikt bij de doden. Nog dient het als grafversiering in Itali en Griekenland.

De affodil is gewijd aan Persephone of Proserpina in Romeinse mythologie die met geweld in de onderwereld gebracht werd door Hades (Pluto). Persephone is de dochter van Demeter. (Ceres)

Planten.

Vermeerdering is door de jonge en bewortelde scheuten rondom de plant weg te nemen in het voorjaar.

Ze groeien het beste in zandige kalkhoudende grond op goed doorlatende droge en beschutte plaatsen in de volle zon, 's winters licht bedekken.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl