Nardus
Over Nardus
Zwijnenhaar, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Poaceae, grassen, Festuca klasse.
Nardus stricta, L. (stijl of strak) is een zodevormende plant.
Aren zijn opgaand en dun, de aartjes wijzen allen een kant op in juni, vaak van een bronzen of purperachtige kleur en gewapend met kleine naaldjes.
De stengels en bladen zijn dun en hard, te harsig om veel gegeten te worden door het vee
Meerjarige van een 20cm hoog van vochtige weiden, heide, lichte bossen en vooral op kalkarme grond. Zeer verspreidt komt het voor in de Alpen en wel over de 2500m, verder in het Noordelijk Halfrond.
Engelse matt gras, hoewel de plant echter vreemde pijpachtige zoden maakt, wordt alleen in jonge toestand door het vee gegeten.
Naam, etymologie.
(a) In de ouderdom was Nardus de naam van vele welriekende planten, vooral de Indische nardus. In Indisch zou na, in samengestelde woorden, zoveel als welriekend betekenen. Omdat in de oudheid een grassoort nardus genoemd werd, waarschijnlijk een Andropogon-soort die Mannsbart genoemd werd, werd de naam op het huidige geslacht overgedragen, vergelijk de namen. Dit geslacht geurt niet, zie Cymbopogon nardus.
Frans nard raide, Engels common nard, Duitse Wiesenspeik.
(b) Zwijnenhaar, de dunne eenzijdig gerichte aartjes lijken na de bloei op een tandenborstel, borstelgras, Duits Borstgras, Borstengras, Bocksbart, Burstling, Hirschhaar, Sauborst, Schwinegras, Spitzgras, Wolf, Frans barbe de vieillard: grijsbaard, kleur, Engels wire bent grass, en mat-grass.
Zwitsers Fachs.
Planten.
Dit gras houdt van zure gronden en is kalkschuw.
Komt dus voor op de heide en andere droge plaatsen en maakt daar ronde kringen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl