Urtica
Over Urtica
Brandnetel, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Ongeveer 30-45 soorten komen voor, ze zijn wijd verspreid, meest in de gematigde zone.
Het zijn één- en meerjarige opgaande kruiden.
De bloemen zijn klein, groenachtig en onaanzienlijk.
Urticaceae, brandnetelfamilie.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Urtica dioica, L. (tweehuizig) Eironde, kruisgewijs staande, gezaagde bladeren.
Vierkante stengels.
Dioica betekent twee verblijven, de manlijke bloemen schieten hun gouden pollen in de lucht die opgevangen worden door de vrouwtjes, het zijn windbloeiers. De meeldraden zijn gevoelig voor aanraken en springen dan recht waardoor het stuifmeel eruit geworpen wordt wat in de morgen van een zonnige dag zelfs hoorbaar is. Bloemen staan in okselstandige aren en zijn veel vertakt.
De brandnetel, is soms een manshoge plant met sterke uitlopers.
Een verdere beschrijving is niet nodig, je vindt deze plant op de tast. Of: achter ons huis brandt het dag en nacht en nog brandt ons huis niet af. Brandnetels zijn prikkelbaar, ze worden boos en slaan terug. Brandnetels kunnen steken, die stekels staan schuin opgericht, door ze van onderaan naar boven toe vast te pakken voel je die stekels niet en in hun jeugd steken ze evenals met oud worden minder.
Symbool van smaad, laster, wreedheid, boosheid.
Het zijn ruderale planten die graag in de schaduw groeien en vele ondergrondse uitlopers maken. Vroeger werden ze veel bestreden door een groeistof, 2‑4‑5‑T‑esther, wat ook in Vietnam gebruikt werd, wat nu een verboden middel is.
De brandnetel vergezelt de mens en groeit uit zijn rotzooi. In Amerika keken de eerste zendelingen vreemd op dat de plant meegereisd was. De brandnetel weeft sterke tapijten en netten in de ondergrond en dit is een prima grond om op te kweken maar dan moet je het eerst uitroeien.
Bovengronds is de brandnetel een kraamkamer voor vlinders. In een groep van deze planten komen veel vlinders voor als atalanta, dagpauwoog en kleine vos, verder vele zangvogels zoals de nachtegaal en de bosrietzanger. Er zijn niet minder dan 5 subspecies die soms geclassificeerd worden als afzonderlijke soorten.
Urtica dioica subsp. dioica, Europese netel, Europa, Azië, noord Afrika.
Urtica dioica subsp. afghanica, (uit Afghanistan) zuidwest en centraal Azië. (Gazaneh in Iran)
Urtica dioica subsp. gansuensis, (Gazaneh in Iran) oost Azië (China).
Urtica dioica subsp. gracilis (Ait.) Selander, (sierlijk) Amerikaanse netel, N. Amerika.
Urtica dioica subsp. holosericea (Nutt.) (dicht zijdeachtig behaard) doornige netel, thorne of hairy nettle, uit N. Amerika.
Grote brandnetel, Duits Große Brennessel, Engels stinging nettle, Frans grande ortie.
Uit Matthiola.
Ook is er een kleine brandnetel Urtica urens, L. (brandend) een eenjarige en eenhuizige brandnetel die tot 50cm hoog wordt, meestal 30cm.
Bladen zijn ei/hartvormig en versmallend tot een punt, dwarse nerven en spaarzaam getand, tegenoverstaand.
Groene bloemen in juli tot oktober. Is kleiner en heeft lichter gekleurd blad dan de gewone.
Uit Europa, N. Amerika.
Eenjarige netel, dwarf nettle, stinging nettle. Kleine Brennnessel.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘ Deze kruiden worden in het Grieks Acalyphe genoemd of ook Cnide omdat ze met hun schadelijke wolligheid stekend zijn en naar die brandende en bijtende kracht heten ze ook in het Latijn Urtica. De naam Urtica is gekomen van het woord Uro wat bij de Latijnen branden betekent als de poëet en dokter Macer betuigt en zegt;
‘Urtica heeft de naam gekregen van het branden.
Want als men die aanraakt ontsteekt ze onze handen’. In het Italiaans heten ze ortica, in het Spaans hortiga, in het Frans ortie’.
Spaans ortiga, Portugees urtiga en Italiaans ortica. Frans grande ortie: grote brandnetelt, grieche: jankerig wijf.
Urtica, is afgeleid van Latijn uro: branden. Alle groene delen van deze planten zijn bedekt met korte, prikkelende haren en met brandharen.
Isidorus XVII 9.44: “Urtica ex eo vocata, quod tactus eius corpus adurat. Est enim igneae omnino naturae, et tactu perurit, unde et pruriginem facit”. De oude Grieken kenden de brandnetel als άχαληφη, άχαλνφη, akalephe of akalyphe en χίοη, knide, de in M. Zeegebied veel voorkomende Urtica pilulifera.
Dodonaeus (b) ‘Daarvan is ook de Nederduitse naam gekomen, want men noemt deze kruiden hier te lande brandende of hete netels en soms ook bern-netelen, in het Hoogduits Nessel, in het Engels nettel en in het Boheems kopriwa’.
De naam netel is een oud woord dat alleen in west Germaanse spraken te vinden is en gaat terug op een woord dat ook in het oud-Hoogduits Nezzila gevonden wordt, midden-Hoogduits Nezzel en in tegenwoordig Duits Nessel, oud-Engels netele en Engelse nettle, Zweeds nassla: wat branden of jeuken betekent, meestal met een woord als brandend ervoor. Maar Angelsaksisch netel, van naedl, betekent in dezelfde taal ook een naald, vergelijk oud-Duits Nezzi: getwijnd garen. Deze woorden voeren op Germaans natilon terug, een verkleining hiervan zien we in het Noorse brenne-nata. Het woord behoort tot het Indo-Germaanse ned: tezamen draaien of knopen, een naam die verwant is met net, neteldoek. Dat ook de Germanen netten uit netels maakten leert ons de verwantschap van de namen: het Gotische nati, het Angelsaksische net, (het net) netele, de netel en nessel. Ook het naaien schijnt hiervan zijn oorsprong te hebben zoals we zien in Pruisische naam voor de netel, noatis en Lets natra.
Verder Arpant in midden-Hoogduits, Brennessel, Dunnernettel, Donnernettel, -nessel, Groznezzele, Nettel, Nietel, Sengelessel, Sengnessel behoort tot zengen of branden, Hanfnessel: Hennepnetel, vanwege de vezels. Zwitsers Essle, Souw-Nessle, als zwijnenvoer.
Dodonaeus © ‘Dat eerste geslacht wordt tegenwoordig in het Nederduits Roomse netels genoemd, in het Frans ortie Romaine, in het Latijn Urtica Romana, in het Hoogduits heet het ook Welsche Nesselen al of men in het Latijn Urtica Italica zei of in Nederduits Italiaanse of vreemde netels omdat ze hier zelden gevonden worden en alleszins niet groeien, maar ze komen voort van zaad dat uit andere landen gezonden is in de hoven van de kruidbeminnaars die dat om de nieuwigheid aan te tonen zaaien. Ze worden ook van sommige Urtica Mas, dat is netel mannetje genoemd. Dioscorides noemt ze wilde netels of Urtica silvestris en zegt dat ze ruwer, breder en zwarte bladeren voortbrengt en zaad heeft als lijnzaad, maar kleiner. Dan Plinius noemt de wilde netels, netels wijfje en schrijft in zijn 15de kapittel van het 21ste boek dat die zachter zijn en minder steken dan de ander. De Roomse netels heten in Egypte angia’.
Urtica pilulifera is de Romeinse brandnetel, Engelse Roman nettle, Duitse romisch Nessel bij Bock, welsch Nessel.
Dodonaeus (d) ‘Dat tweede geslacht wordt gewoonlijk netel wijfje genoemd, in het Latijn Urtica Femina en omdat van de derde soort te onderscheiden noemt men het ook grote netels, Urtica major of Urtica communis, in het Frans grande ortie, in het Hoogduits Brennend Nessel, hier te lande grote netels en in het Italiaans ortica volgare’.
Gewone brandnetel.
Dodonaeus (e) ‘Het derde geslacht wordt in Brabant hete netels genoemd, in Hoogduitsland Heyter Nesselen omdat het zo heet en brandend in het aanraken is, in het Latijn Urtica urens minima, dat is allerkleinste brandende netels, in het Frans petite ortie’. Plinius vermaant van een soort van netels die hij Cania noemt, dan of die voor deze allerkleinste soort te houden is of voor de eerste van de grote netels, dat laat ik de liefhebbers noch onderzoeken, want hij zegt; ‘onder de wilde netels is er een soort Cania genoemd die scherper is en heeft ook een brandende steel en gekartelde of gesnipperde bladeren’.
U. urens. De kleine netel of Duitse Luttje Neddeln, kleine Nessel, Granatnessel, Brennesel, Brennettel.
(f) Eiternessel bij Hildegard en Bock, Etternezzel, Habernessel bij Fuchs, Habernezzeln in oud-Hoogduits, Hiddernettel, Hedernettel, Heiter-, Heithernezel, -nezzel bij Hildegard, Heyterneschel, Eidernessel, Eitar is in oud Hoogduits gif.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309) ‘Tegen de jicht: Neem van netelbladeren een hand vol, van hadik bladeren twee handen vol, stamp het klein en leg het op het pijnlijke lid. Plinius.
Hetzelfde zaad zuivert de borst van alle taaie fluimen en ander vervuilde vochtigheden, en verteert en lost alle de ruwe slijmerigheden die daarin steken en is daarom goed tegen de kortheid van de adem, kuchhoest, zweren van de longen en veroudert pleuris als dat met honing gemengd is en dikwijls gelikt wordt. Rondeletius. Het zaad van de Roomse netels is zeer goed tegen de kortheid op de borst, astma genoemd, als men zijn adem niet kan ophalen dan met opgerichte hals.
Tegen harde zwellen, kropklieren en bloedzweren: Neem bladeren van dove netels, kook ze murw in water en leg het papvormig op. Fuchsius.
Tegen de witte vloed van de vrouwen: Maak een konserf van de witte bloemen van dove netels en laat hiervan elke morgen de grootte van een notenmuskaat innemen. C. Durantus.
Het sap van de bladeren in de mond genomen en gegorgeld is zeer goed voor de huig en zwellingen van het lelletje.
De bladeren van netels met warme moes genoten of met mossels gekookt en gedronken maken een zachte kamergang, zo Dioscorides betuigt en met zijn afvegende kracht. Ze bevorderen ook het rijzen van de plas en laten gemakkelijk water maken en drijven de steen of het niergruis uit de nieren. Het zaad van de netels en vooral met zoete wijn gedronken verwekt de mens tot bijslapen, want het heeft enige windergheid in zich, zo Galenus betuigt. De bladeren van de hete netels met wat mirre gestampt en als een pleister op de navel gelegd hebben grote kracht om de maandstonden van de vrouwen te verwekken, insgelijks ook met mirre gekookt en gedronken. Zaad van netels met malvezij ingenomen opent de mond van de baarmoeder en verwekt de vrouwen tot onkuisheid en wordt ook veel gebruikt van de mannen die niet zeer sterk van nieren of lenden zijn. En tot dat doel, zegt Prosper Alpinus, wordt dit zaad in Egypte veel geacht van mannen en vrouwen die koud van aard zijn. Dezelfde Egyptische vrouwen hebben niets waar ze hun baarmoeder beter mee verwarmen kunnen of die zuiveren en van verstopping verlossen dan dit netelzaad waarvan ze meestal het afkooksel gebruiken. Of ze leggen dat zaad op het vuur om de rook daarvan te ontvangen en vooral als er wat mirre bij gevoegd is. Als je het zaad in wijn kookt verwekt het tot onkuisheid. Het poeder van het zaad met een vers ei genomen is voor hetzelfde goed. Het opent ook de mond van de baarmoeder zodat de baarmoeder het sperma kan ontvangen. Als je het onder in de baarmoeder met mirre doet, dan laat het de stonden komen en opent het de baarmoeder.
De as van netelen is goed tegen kanker. Dezelfde as de met zout gemengd is, is goed tegen zweren die van hondenbeten komen of van andere zweren en tegen kanker.
Tegen wrijving van de zenuwen, maak een pleister van netel en zout.
Het gebroken zaad dat in de neus geblazen wordt opent sterk de verstopping van de neusgaten in de hersens.
Hetzelfde is ook nut tegen het kwaad dat de mens van de Cicuta of dollekervel (anders scheerlink) kan komen insgelijks ook tegen de kampernoelie of duivelsbrood dat sommige paddenstoel noemen en tegen de hindernis die de mens van het gebruik van kwikzilver zou kunnen gevat hebben zo Nicander ons leert. Apollodorus (wiens mening van Plinius verhaald wordt) houdt de netels voor een tegenbate van het bilzekruid of Hyoscyamus en voor een beschutting van alle steken en beten van de slangen en schorpioenen.
Men zegt dat de bladeren van de netels in de neus gestoken het bloeden verwekken, maar van buiten en op het voorhoofd gelegd dat stelpen.
Hetzelfde zaad met azijn pleistervormig opgelegd is goed tegen alle slecht genezende puisten die op de huid komen en tegen alle plekken en vlekken of onzuiverheden van de huid, insgelijks tegen de harde zwellen en vooral die achter het oor komen.
Als men de handen wast met het water daar de wortels van netels in gekookt zijn worden ze heel wit, maar om te beletten dat er geen haar aan groeit moet men die nadat ze daarmee gewassen zijn met mussenstront goed bestrijken en wrijven en met lauw water of was.
Diegene die de netels over zich draagt met wat bladeren van vijfvingerkruid die zal vrij zijn van alle geesten en verschijnselen die de mens plegen bang te maken, want ze benemen de mens alle vrees zoals sommige verzekeren.
Men maakt van de schors van de stelen van de netels die in water geweekt zijn een soort van web bijna zo fijn als dat uit Oost-Indië, Goa en andere omliggende plaatsen in deze landen gebracht wordt, maar dat is niet zo sterk als linnen en het blijft niet lang goed.
Noch heeft de netel deze kracht dat ze in de pot gedaan daar vlees in kookt het vlees gauw murw laat worden.
Andere verzekeren dat de kippen de hele winter door eieren leggen zullen als men hen de droge bladeren van de netels te eten geeft dat met ander eten gemengd is.
Men zegt noch veel meer andere vreemde, maar niet al te geloofwaardige dingen van de netels, te weten dat indien men de bladeren van de netels in de plas van de zieke vierentwintig uur laat liggen en de bladeren niet verflensen, maar groen blijven dat hij geen nood van sterven heeft, maar indien de netels verflensen en slap worden, dat betekent de dood of een zeer kwade ziekte. Maar dat zou ik niemand voor waar durven verzekeren’.
Megenberg; ‘Urtica heet netel. Dat kruid is drievormig. Een heet de dode netel en die brandt niet en is toch gesteld zoals een netel. De andere heet de Griekse netel en die is kleiner en brandt vaster dan de gewone netel. De derde is de gewone. De netel is aan kracht heet en droog, echter zijn zaad heeft niet zoveel hitte. Ze breekt de open zweer en is in goed en heilzaam. Echter zijn zaad en zijn as die een pleister daaruit maakt dat helpt voor de aambeien en voor die zweren die van hondenbeten komen en allermeest met zout. De bladeren gestoten helpen voor dat bloedvloeien uit de neus. Zijn zaad opent vast dat verstoppen in de neusgaten en ergens anders en een pleister daaruit gemaakt helpt dat men de tanden gemakkelijk uittrekt. Wanneer men zijn bladeren kookt met gerstewater dat reinigt de borst en werpt de taaie vochten daaruit. De netel verwekt de onkuisheid en allermeest zijn zaad met wijn en opent de kinderpoorten aan de vrouwen alzo dat de baarmoeder des te lichter ontvangt. En datzelfde doet ook de netel wanneer de vrouw het eet met ui en met eieren. Wanneer een vrouw een pessarium maakt met netel en met ruit die brengt ze haar gewoonheid en opent de baarmoeder deur. De netels frisse bladeren aan een pleister plaats gelegd leiden de uitgaande baarmoeder weer aan hun plaats. Zijn zaad uitgekauwd en gedronken met wijn of de netel zelf ontsluit het lijf en maakt hem klaar’.
(411) ‘Dioscorides beveelt de akalephe tegen alle mogelijke onheil, zweren, blaren, hondenbeten etc. Geheel anders schrijft Plinius van de netel en schrijft dat het merkwaardig is dat de netel zonder enige stekel schade kan veroorzaken en daardoor een lichte beroering en jeuk geeft en als een brandblaarachtige blaren ontstaan. Het tegenmiddel is olie. De beet komt niet gelijk met het kruid en wordt pas met de zonnehitte gemaakt.
Jong werden ze zelfs als groente gegeten en jonge delen werden wel geplukt om er soep van te maken en geven een ijzerhoudende thee en werkt zo bloed vormend en bloed reinigend en werd gebruikt tegen het bloed opgeven. Het sap van de bladeren 2-3 dagen achter elkaar genomen stopt het bloeden van de mond.
Het kruid en wortels gebruikt het volk als een afkooksel, 10 gram op een kwart liter water, als bloed reinigend, water afdrijvend en slijm oplossend middel bij borstziektes, netelzucht en aambeien. De brandneteltinctuur staat voor een goede haarwassing. Kneipp beveelt de brandnetel aan voor die vermelde innerlijke ziektes en als haarwater.
Een stamppot ervan kan als volgt bereid worden, plukken, wassen, wat zout erop, mengen met aardappels, voor de smaak wat kruiden en gewoon koken. Jonge planten zijn een goed veevoer en zouden in het voorjaar zelfs aanleiding zijn tot grotere melkproductie. Ze bevatten veel kalk, fosfor, ijzer en het is een van de zeldzame planten die vitamine D bevat, wat gebruikt wordt voor de vorming van de beenderen. Culpeper vermeldt dat het een Marsplant is. Mars is heet en droog, zo ook weet je dat de winter koud en vochtig is, de reden om de jonge toppen in het voorjaar te eten.
Veel geeft men de jonge en verkleinde brandnetels met zemelen gemengd aan vogels en vooral aan ganzen als voer.
De jonge toppen worden wel biologisch gebruikt om er luizen mee te bestrijden. Hiertoe moet je een halve emmer vol plukken, er water op doen en dit een week tot tien dagen laten gisten. Na die tijd moet dit onfris geurende watertje gezeefd worden dat dan 5‑10 maal verdund en over de luizenplanten gesproeid kan worden. Deze behandeling moet na 10 dagen herhaald worden.
A. Magnus: ‘Het tweede kruid wordt door de mensen van Chaldea Raybra genoemd, door de Grieken Oiseribus en van de Latijnen en Fransen Urtica, door de Engelse mensen een nettle. Hij die houdt dit kruid in zijn handen met een kruid genoemd duizendblad of yarowe of nosebleede is zeker van alle angst en fantasie of visies. En als het gemengd wordt met het sap van huislook en de drager zijn handen worden er mee gezalfd en het residu wordt in het water gedaan als hij dan in water gaat waar vissen zijn zullen ze zich allemaal verzamelen in zijn handen en alzo ad piscellum. En als hij met zijn handen verder gaat zullen ze allemaal naar hun eigen plaatsen terug gaan waar ze tevoren waren.’
Neteldoek.
Van de vezels zijn kleren te maken, zogenaamd brandneteldoek. Van 50kg is er al een hemd te maken. Hiertoe moet men eerst de vezels laten roten en dan rotten in water zodat de vezels los komen te liggen waarna ze geweven kunnen worden. Voor de invoering van katoen waren er zelfs neteldoekfabrieken die nog in het begin van de 18de eeuw bestonden, de laatste te Leipzig in 1720. In het wapen van Hohlstein is de brandnetel geplaatst. In Tirol zou men in 1917 nog doek geweven hebben. In Schotland nog tot de 18de eeuw. De Schotse poet, Thomas Campbell, 1777-1844, schreef over slapen in neteldoeken en dineren aan een tafel met netelkleed. In de 18de eeuw werd het nog gemaakt in Denemarken en Noorwegen waar bewijs is van cultivatie door het voorkomen in plaatsnamen. Zo ook in Engeland met plaatsen waarin netele voorkomt. In de eerste wereldoorlog had Duitsland en Oostenrijk te kort katoen en maakten ze uniformen van brandnetels.
Neteldoek werd gevonden in een graf uit het bronzen tijdperk te Denemarken rond gecremeerde beenderen.. Het doek was nogal hard en ruw zoals we kunnen lezen in Andersons sprookje, waar Eliza die hemden moest weven voor haar in zwanen veranderde broers.
Symboliek.
De brandnetel is geschilderd door Albrecht Durer, 1471-1528, waar een engel met een brandnetel naar de allerhoogste vliegt, mogelijk een getuige van zijn geneeskracht.
Tot de planten die Shakespeare koos tot Ophelia ‘s tragedie behoorden crow flowers, nettles, daisies, and long purples. Crow (ed) flowers zijn de koekoeksbloemen, ze duiden op zuiverheid en vertrouwen, de netels steken naar de snelle, het is het symbool van het voorbijgaande, de daisies, madelief, betekenen onschuld en maagdelijkheid en long purples, kattenstaart, zijn de koude hand van de dood. Een vergeten symboliek. To “nettle” iemand is hem lastig vallen. Shakespeare’s Hotspur; “out of this nettle, danger, we grasp this flower, safety”, Henry IV, part, Act.II scene 3.
Het is een symbool van wreedheid en straf, zie Spreuken 24: 31 en Jesaja 34: 13..
De netelen zijn het beeld van de gloed van de ondeugd naar Jesaja’s 43: 13, uitspraak: “In hun huis zullen doornstruiken en netels wassen’. Ook kunnen ze de prikkel van de aardse begeerten betekenen: ‘Ik kwam voorbij de akker van een luiaard en de wijngaard van een dwaas en zie, zij stonden vol netels’, Spreuken 24, 30.
Sage.
De Engelse namen devil’s leaf en devils plaything suggereren een plantenlore. Er was eens een hardvochtige voogd die een meisje, wiens ouders gestorven waren, niet toestond haar geliefde te trouwen. “Ik zal je huwelijk niet verbieden,” sprak hij, “niet eerder zal je zijn geluk proeven als je eerst twee hemden van netelen gemaakt hebt die op de graven van je ouders groeien”. Het ene zal je bruidshemd en de ander zal mijn doodshemd zijn. Geen een zal groter hoeven zijn als nodig is”. Bij zichzelf dacht hij, ze zal die opdracht nooit vervullen kunnen en daardoor ongetrouwd blijven. Het meisje ging rustig aan het werk maar al gauw merkte ze dat ze tot hoge ouderdom zou moeten werken om die kleden af te krijgen. Ze werd zeer bedroefd en huilde hartstochtelijk. In haar ellende kwam ze in een donkere nacht een bergkabouter tegen die haar troostte en zich aan de weefstoel zette en de hemden maakte. Vriendelijk gaf hij haar de hemden en zei: “Wees niet meer treurig, ga naar je voogd en laat hem de hemden zien, dat hij ze opmeet zodat hij je verloofde niet meer bij je weg kan houden’. Al gauw was nu de bruiloft.
Uit Bock.
Folklore.
De grote brandnetel werd ook dondernetel en in Duits donnnernetl genoemd. De brandnetel was gewijd aan Donar. Naar de brandende werking speelt de brandnetel in bijgeloof een grote rol.
De brandnetel gaf de primitieve mens een dubbel gezicht, aan de ene kant verschijnt het kruid als de vriend van de mens in het voorjaar. Het was een van de eerste groenten die te eten was na de lange wintertijd waarin de mensen zo zwaar ontbeerd hadden. Aan de andere kant verscheen het als een kruid dat in het bezit is van een boze demon omdat het brandt. Bij een distel kun je dan nog zien waar je je aan steekt, dit was door hen bij de brandnetel niet vast te stellen. De brandnetel is een plant van de duivel die het geschapen heeft, de bladeren zijn de duivelstongen, brandend en prikkelig.
De inwoners van een stad hadden veel vis die gevangen werden in een naburig meer. De mensen waren echter ontevreden, de vis bedierf te gauw en ze klaagden dat er niet genoeg zout was om de vis te bewaren. Teneinde raad riepen ze de hulp van de duivel in en die beloofde dat hij zoutplanten op aarde zou laten groeien. Hij spuwde op aarde, daardoor werd het een kruipende plant die alle kanten op spuit. Toch voelden de mensen zich met deze plant bedrogen, in plaats van zout te bevatten had het bladeren die brandden als het hellevuur.
De jonge bladeren werden als een soort spinazie gegeten en in vele oorlogen dienden ze nog als voedsel. Het gaf de versterkende kracht van het voorjaar. Netelbladen werden in koek gebakken dat in Tirol tot de negen (heilig getal) koekjes behoorde die op zonnewende avond gegeten werden. Die koeken beschermden tegen hekserij, onweer en boze ziektes.
Tegen koorts neem je na zonsondergang stilzwijgend zout in je hand en ga daarmee naar een brandnetel en spreek, netel ik klaag bij je, hitte en kou plagen me, neem wat van me en hou het bij je. Dan bestrooi je de netel met het zout en ga je drie stappen terug. Dat doe je driemaal en dan ga je stil weg en kijk je niet meer om. Tegen wormen en maden die in open en vuile wonden in de huid of het vlees van dieren zijn knik je driemaal groeiende stengels van de netel in het midden en spreekt bij het knikken elke plant deze woorden toe, netel ik knik je zodat je het oude schaap de wormen eruit jaagt, in naam van de Vader etc.
Op de Hirschberg bij Balingen waar vroeger het oude slot stond groeide er op zekere plaats alle jaren een brandnetel met uitgestrekte armen en benen. Al vele keren was die netel weg gehaald maar kwam steeds weer terug en vormde dezelfde figuur.
Bij naderend onweer was men in Tirol gewend om brandnetels in het vuur te gooien zodat de bliksem opgehouden werd. Tegen donder en bliksem zou de brandnetel behoeden. Servische zigeuners zouden ze gedroogde brandnetels tussen de planken van hun wagen hangen. Als het onweer op zijn hevigst is gooien ze die brandnetels op de wagen. De brandende netel werd met de ontbrandende bliksem in verbinding gebracht en behoedt dranken, bier en melk voor zuur worden.
Men hield netelbosjes als de plaats van oponthoud van de gestorvenen. Daarmee is te vergelijken dat bij sommige zigeuners de brandnetel op die plaatsen groeit waar een verborgen ingang is van onderaardse geesten, de Pcuvus. Waar vele netelen bijeen staan is de ingang van onderaardse demonen, ze wijzen de bliksem de weg hier naartoe. De bliksem zou veel in brandnetels inslaan omdat ze graag groeien op plaatsen waar aardstralen zich kruisen waar dan een kosmische werking zou heersen. Of waar hardnekkig brandnetels groeiden zou ooit eens een moord zijn gepleegd en zouden pas verdwijnen als de schuldige was gestraft.
In het volksgeloof werd het vaak als sympathisch medicijn gebruikt om de ziekte op hen over te planten. Vooral was het van belang tegen koorts, hitte werd met hitte bestreden. Men ging hiertoe voor opgang of na ondergang van de zon drie dagen achter elkaar naar een brandnetel en sprak: “Goede avond, Olde, Ik breng u het hete... etc.”.
De brandnetel dient voor heling van vele ziektes en werd daarbij vaak met zout bestrooid of met de urine van een zieke begoten om op de in de netel wonende demonen dwang uit te oefenen. Men zegt dat als een vrouw op een brandnetel plast ze niet zwanger wordt.
Indien er ‘s nachts lichten over de netels waren ligt er een schat onder begraven.
Een wijd verbreid geloof was om boze en angstige dromen tegen te houden door op een schapenvacht te gaan slapen en voor het naar bed gaan een kop brandnetelthee te drinken. Gelijk zou vrees en angst door het dragen van een brandnetel, met duizendblad gemengd, geband worden. Degene die een netel bij zich draagt zou angst verdrijven en zo werd het gebruikt in tijd van gevaar.
Vaak speelt de plant een rol als magische afweermiddel. Zo was de brandnetel een van de 9 kruiden die met Walpurgisnacht als krans om de kop van koeien werd gehangen om ze tegen heksen te beschermen. Vooral bij St. Jansnacht komen deze boze machten. Daarom werd de stal uitgerookt en bedekt met netels die zo “verbranden”. Of op de mesthoop waar brandnetels gegooid waren, ze werden dan vervolgens met dorsvlegels afgeranseld. Heksen kunnen daar absoluut niet tegen en voelen die slagen.
Net als doornstruiken had de brandnetel de kracht om boosaardige toverij tegen te houden, een bewijs hoe lichamelijk men de netel voorstelde. Tot afweer van vogels en rupsen werden in de zaadvelden een bezemsteel gezet met daarop brandnetels. De netel behoedt door zijn branden tegen toverij, net als distels en doornstruiken en behoedt melk voor beheksing, kool voor rupsenvraat (om koolvelden werden netelen geplant) mensen en dieren voor ongedierte en met vijfvingerkruid, Potentilla, tegen demonen. Luilakken werden met brandnetels gegeseld zoals wel in Drenthe gebeurde bij gelegenheid van luilak. Volgens Gerard, 1596, werd van de brandnetel een olie gemaakt die de steken wegnam die de plant zelf veroorzaakt had.
Als men bier brouwt zal men een grote struik op de kuip zetten dan beschadigt de donder het bier niet. Dat het bier bij onweer omslaat, zuur wordt, is een wijd verbreidt geloof bij brouwers.
Liefdesprikkel.
Al bij de ouden werd de brandnetel gebruikt ter stimulering. Ovidius vermeldt om die reden dan ook dat brandnetelzaad als bestanddeel van een liefdesdrank zou werken. Ook werd het gewas wel als uitwendige prikkel gebruikt op het lichaam om die te stimuleren bij verlamde delen. Zo zetten de geitenhoeders van Verona de guste geiten in de melk door ze enige dagen achtereen met brandnetels op de uiers te slaan en daarbij gelijk aan de spenen te trekken. Urtica membranacea, Pair. (huidachtig, membraam) werd in Egypte gebruikt als afrodisiacum.
Netelvuur verwekt liefdesvuur. Zo kwam het kruid voor in minnedranken die moeders mengden voor de bruiloftsdag van hun dochters zoals verhaald wordt in de sage van Tristan en Isolde waar de werking noodlottig uitviel. Zo werd het ook gebruikt in de middeleeuwen voor maagden die niet aan de man konden komen. Op vrijdagmorgen, voordat de zon opkomt, moeten zij brandnetels plukken. Een grote hoeveelheid wordt in een pan gedaan die zachtjes op het vuur moet pruttelen. Met zonsondergang wordt er wat zout op het brouwseltje gestrooid zodat nu de zaak gereed is. De maagd moet nu het papje ongezien op de drempel van haar geliefde smeren en hij zal dan voor eeuwig voor haar in brand staan. Het kruid verwekt liefde (zo de netel brandt, zal de liefde branden). Als ze de wortel bij zich droeg beschermde die haar tegen toverij. De vrijer komt van die kant waar een vers geplante netel zich in de nacht naar toe buigt, buigt het naar de aarde, dan sterft het vragende meisje.
Ook werd het als orakel voor bemiddeling gebruikt. Wil je de liefde van iemand verwerven, sta dan op vrijdag vroeg op en ga naar de brandnetel wanneer de zon opgaat, kijk naar de netel en roep de naam van je geliefde. Strooi dan wat zout over de plant en ga er met zonsondergang weer heen en graaf de plant met wortel en al uit. Daarna leg je de plant in het licht van de ondergaande zon en zegt:
“Dat je ook zo mag branden
in het hart en gevoel
dat je die nooit meer rust zal geven
en geeft in zijn binnenste
het branden van mijn minne”.
Spreekwijzen.
Veel verschijnt de netel in spreekwoorden, spreekwijzen en raadsels’; zich in de netels brengen, zich schaden met netels, eieren in de netels leggen, een domme streek begaan, in de netelen gaan, netelig sterven, zich in de netels werken.
Uit Fuchs.
=Urtica pilulifera, L. (pillen dragend) de Romeinse brandnetel, is een of tweejarige die ongeveer 30-100cm groot wordt.
Tegenoverstaande bladeren zijn toegespitst eivormig, ingesneden/gezaagd, 2 loofbladeren en 4 nevenblaadjes per knoop.
Eenhuizig, mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant.
Er komen gaafrandige en getande planten voor.
Uit Iberische schiereiland, M. Zee tot Azië.
Groeit op wallen, ruigtes en natte, verstoorde gronden.
Romeinse brandnetel zou door de Romeinen Engeland ingevoerd zijn omdat hun verteld was dat het daar zo koud was dat men daar niet kon blijven zonder iets te hebben om te wrijven, te schuren of te slaan waardoor het bloed sneller ging stromen om zo de natuurlijke lichaamstemperatuur te behouden. Julius Caesar was geland te Romney, de Romeinse stad. Voordat het verhaal bekend was werd de plant al roman nettle genoemd en bij ons roomsche netelen (rooms: buitenlands)
Beide brandnetels kwamen met de Vikingen mee naar Groenland, ze komen daar niet voor of zijn niet gebruikt in de oudheid. De grote zou van Euro-Siberische oorsprong zijn en de kleine van Z. Europese of Indiase oorsprong.
Romeinse netel, Roman nettle. Pillen-Brennnessel.
Bijbel.
Netelplanten zijn al sinds de oudheid gebruikt ter genezing van reuma en stimulerend bij verlammingen. In Griekenland worden ze door jonge vrouwen gebruikt met Pasen, als een herinnering aan Christus lijden.
De naam kimoosh of kimmosj zou deze of andere species van de brandnetel kunnen zijn (Jesaja 34: 13, Hosea 9: 6) als planten van verstoorde milieus en menselijke activiteiten. De Arabische naam is kurres (Dalman).
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/