Garcinia

Over Garcinia

Mangosteen, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit J. Carson.

Naam, etymologie.

Garcinia, is zo genoemd naar de Franse Dr. Laurence Garcia, een oosterse reiziger die planten verzamelde en schreef in de 18de eeuw(1683-1751).

180 soorten omvat dit geslacht die in tropisch Afrika en Azië voorkomen.

Het zijn bomen met leerachtige en vaak dikke, tegenoverstaande of afwisselend staande bladeren. Bomen met meestal geel melksap.

De meeste soorten hebben eetbare vruchten.

Van een aantal soorten wordt het hout gebruikt.

Een aantal soorten bevat guttegom dat een kleurstof en geneesmiddel is.

Clusiaceae.

=Garcinia gummi-gutta Robson (druppel melksap of gutta) (Garcinia cambogia), (uit Cambodja) (Garcinia quaesita) (zoeken of streven naar), is een subtropische soort uit Indonesi.

De geelachtige vrucht heeft een pompoenvorm.

Wordt gekweekt vanwege zijn vruchten. In India als traditionele medicijn, onderdeel van curry, en herbal appetijt kruiden en energieproducten. Onderdeel van afslankmiddelen

Gambooge, Brindleberry, Brindall berry of Malabar tamarind, Goraka in Sri Lanka.

Uit www.evi.com

Garcinia hanburyi (Engelse botanist Daniel Hanbury, 1825-1875) levert de gutti, Gummigutt, een gomhars dat komt van het uitgedroogd melksap.

Dit is een boom die groeit in Cambodja en Oost-Thailand.

Hanbury’s Garcinia.

De vrucht van de cola werd als vrouwelijk beschouwd en zou lust verhogend werken, de vrucht van Garcinia kola, Heckel, (cola) de mangosteen uit W. Tropisch Afrika, gold als de manlijke.

Uit B. Van Nooten.

=Garcinia mangostana, L. (mangosteen) Groeit 7-25m hoog met horizontale takken.

Het binnenste gedeelte van de bast bevat een geelachtig latex.

De takken groeien steeds uit de oksels van tegenoverstaande bladeren, zodat de boom symmetrisch is vertakt.

De altijdgroene bladeren zijn 9-25 lang en 4,5-13 cm breed, ovaal, gaafrandig, puntig, boven glanzend olijfgroen en van onderen lichtgroen en dof.

Op korte, dikke stelen groeien de 5 cm grote bloemen, solitair of in paren aan de scheuttoppen. De mangosteen groeit langzaam en komt pas met het 8-9 jaar in bloei. In Sri Lanka bloeit het tweemaal per jaar, in augustus is er bloei met rijpe vruchten in januari, de volgende bloei is weer in januari waarop vruchten volgen in juli. De besvrucht is ter grootte van een kleine appel of sinaasappel, met een schil van dezelfde dikte. Die heeft een schitterende kleur aan de buitenkant, een rijk purper en gekroond met de overblijfsels van het vruchtbeginsel. Geldt als het kostelijkste ooft van de tropen. Bederft jammer genoeg snel.

Is inlands in de Molukken en andere specerijeneilanden. Is beschreven in 1789.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Mangostans is de vrucht van een klein boompje zoals de gewone. De vrucht is zo groot als een kleine oranjeappel met een asgrauwe of ook uit de groene zwartachtige schors en met merg als dat van de oranjeappel, maar zit aan de schors geenszins vast, zeer zoet van smaak, doch niet walgachtig en daarom in Indien veel geacht en vooral te Bantam.’

Mangosteen, mangistan, mangoe, mangies of mangostan, purple mangosteen, Duits Mangostinbaum, Mangostane, van Maleis manggistan.

Gebruik.

De mangosteen wordt als een van de heerlijkst bekende vruchten beschouwd, de Queen of Fruits, verfrissend koel van smaak. De smaak zou tussen de druif en perzik liggen. Tevens is die zeer gezond en wordt de zieken en herstellende ter verkwikking aangeboden.

De mangosteen wordt veel gekweekt in Indonesië bij de inlanders in hun kampongs.

Historie.

In 1789 was de vrucht in Europa aanwezig. Koningin Victoria loofde 10 pond uit voor degene die haar als eerste zo'n fabelachtige vrucht zou brengen vanuit India. Toch is het gewas vroeger maar weinig verspreid. Het probleem lag waarschijnlijk in de ontwikkeling van de jonge planten. Het wortelsysteem van de mangosteen is anders dan van andere bomen. Als de jonge zaailingen niet voldoende schaduw krijgen worden ze beschadigd, de planten kwijnen en verdwijnen.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

Garcinia morella, Desv. (morelachtige vrucht) De bloemen zijn geelachtig.

Die wordt een 9-15m hoog.

De gamboge boom is een kleine boom die gewoon is in Thailand en Cambodja.

Naam, etymologie.

In de 17de eeuw was het cambugia, 18de eeuw gamboge, dit van apothekerslatijn gambogium: substantie uit Cambodja. Nu Gamboge boom. Duits Gummigutbaum, Engels Ceylon gumboge tree.

Gebruik.

De vrucht is een pulpachtige druppel, als een morel, van een gele kleur en wordt gebruikt als dessertvrucht.

Het meest belangrijke is echter de gom die na insnijdingen uit de stam vloeit en in bamboe wordt opgevangen. Als dit hard is wordt het tot koeken gemaakt en vormt de gamboga van de handel. Dit is zeer dicht, reukloos en smaakt brandend scherp, geeft met water een gele emulsie als waterverf. Dit werd gebruikt bij fotografische reproducties, gele vernis en als drastisch werkend artsenijmiddel, is gelijk aan crotonolie. Vergiftigingsverschijnselen door de beruchte Morisonpillen werden meestal op rekening van deze gom toegeschreven.

Historie.

Het gewas werd eerst door Chinese reizigers, die in 1295 Cambodja bezochten, vermeld. Naar Europa kwam het in 1603 door Jacob van Neck. In 1611 werd het in Bamberg medisch gebruikt.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl