Ulex
Over Ulex
Gaspeldoorn, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Mooie houtachtige planten die gekweekt worden om de fraaie gele bloemen en altijdgroene verschijning.
Doornige struiken met gegroefde groene twijgen. De bladeren zijn meestal wat priemvormig en vergroeid tot schubben of doornige bladstelen, alleen krachtige scheuten dragen bij de grond volledig ontwikkelde bladeren, soms 3tallig.
Bloemen zijn vlinderbloemig en okselstandig op het eind van de twijgjes en meestal geel. Tweeslachtig en tamelijk groot met slechts 1 of weinige bijeen, kelk 2delig en zeer diep gespleten, 5tandig en meestal behaard, stijl priemvormig en aan de top gebogen, peulvrucht is kort en gezwollen met weinig zaden.
Een 20 soorten komen voor in W. en Z. Europa en N. Afrika. Nauw verwant aan Cytisus.
Ze zijn waardevol als zandbinders aan de kusten en worden ook soms als lage haag gebruikt. De eenjarige scheuten worden wel als groenvoer gebruikt.
Fabaceae, vlinderbloemige.
=Ulex europaeus, L. (uit Europa) Priemvormige bladeren zijn stijf en eindigen in een scherpe, doornige punt, de onderste bladeren zijn soms 3tallig.
De stekelbrem heeft donkergroene, gegroefde twijgen met spoedig afvallende bladeren, scherp gestekeld (vergroeide blaadjes). Van onze inlandse planten is het de stekeligste. De dorens staan op een bijzondere manier aan de plant, de lagere staan naar beneden gericht als een bescherming tegen muizen, de anderen staan horizontaal en zijn bedoeld als bescherming tegen diervraat. Toch zijn er nog ezels die van deze plant eten.
Goud/gele bloemen van 3cm lang die meestal alleen staan, kelk is tot aan de voet 2delig, bloemsteeltjes, kelken en vruchtjes zijn behaard in april/juni.
De gaspeldoorn is een 1,5m hoog en breed wordende struik en in beschutte plaatsen soms meer dan 5m hoog.
Komt voor op heide en vlaktes van westelijk, Atlantisch Europa, zijn oostelijke grens is Z. Duitsland bij Westfalen.
‘Plenus’ heeft dubbele bloemen. Gewonnen door J. Miller, kweker te Bristol, Engeland.
Dit is een klompje goud die al vroeg een goudstraaltje laat zien. Al vroeg in voorjaar, midden april, begint het gewas werkelijk in een verbazende kleur te komen terwijl achter de eerste bloemen een enorm aantal opvolgers klaarstaat en een eindeloze stroom opvolgers gaat door in mei en juni en geeft een bloemenfeest van twee maanden. Dan wiegen de grote, erwtachtige bloemen vrij in de wind op dunne stengels van glanzende groene scheuten. Ze hebben een opwindend effect op de toeschouwer, in het pure en dorre zand op de zonnigste plaats met vrijwel geen water en tentoongesteld aan de wind. De bloem is een van de glories van de maand mei. De goudgele bloembladen verspreiden een delicieus parfum van abrikozengeur, vooral als de zon met volle hitte schijnt is het alsof we de bloemen voelen bruisen in onze handen. Het bestuivingmechanisme behoort tot het explosieve type.
Naam, etymologie.
Ulex, is afgeleid van het Keltisch uile: alles, en ec: een scherpe punt, dit naar de prikkelige takken, vergelijk Latijn Ulysses: stekend. Volgens anderen naar de Latijnse naam Ulex van Plinius die gebruikt werd voor een doornige struik. De naam blijft onduidelijk, het kan bos, of bosplant betekenen omdat het in het bos als stekelige plant groeit, Duits Hecksamen, omdat het aan boshekken groeit, of verwant met haken: dorens. Ook kan Ulex bijtend betekenen, van tand en bijten.
(Dodonaeus) (a) ‘Het eerste geslacht van deze twee kruiden is in onze taal gewoonlijk gaspeldoren genoemd of Genista spinosa op het Latijns, dat is doornachtige brem’.
Gaspeldoorn, heybrem, Duitse Gaspeldorn, van gaspe: peuteren of naald, de dorens, Stachelginster, Stechginster of Englischen Doorn, Franse genet epineux: stekelige brem, piquet, van piquer: steken.
Dodonaeus (b) “Men houdt het voor de Scorpius van Theophrastus die Theodorus Gaza Nepa noemt. Want Theophrastus zegt dat er twee soorten van gewas gans en geheel doornachtig zijn en dat er niet gemakkelijk enige andere diergelijke naast die twee gevonden kunnen worden, te weten de Corruda en de Scorpios. En kort daarna zegt hij aldus; “Het gewas dat heel doornachtig is, is niet veelvormig en ge zal er niet gauw meer vinden die zulks zijn dan alleen de Corruda en de Scorpius’. Maar de Corruda is genoeg bekend, te weten de wilde asperges, en zo moet dan volgen dat de Scorpios niets anders is dan deze onze stekende brem of gaspeldoren, te weten de Scorpios daar Theophrastus alleen van spreekt’.
(Dodonaeus c) “Het heet in het Engels brike browne. Dan Clusius zelf noemt deze eerste gaspeldoren van Dodonaeus ook Scorpius primus en zegt dat ze in Frankrijk soms (behalve de naam die voor al deze kruiden algemeen is, des lens of des lans) jonc morin of jauge heet.’
Een Franse naam is ajonc, naar de streek waar vroeger ha van deze plant bedekt waren die onder Napoleon beplant werd met de zee-den. Franse jonc marin kan ook komen of uit Genista of van Juncus, of verbonden met Keltisch ec of ac: puntig.
(d) Frans sainfoin d’hiver: heilig winterhooi, in hongersnood als veevoer gebruikt.
(e) De Engelse naam is whin, van oud-Noors hvin wat gevonden wordt in de plaatsnaam als Whinburgh in Norfolk. Het is de naam voor deze plant in de Scandinavische gebieden van Engeland, oost en noord.
(g) Frans vignon komt uit geniot en dit uit Genista, zo ook Engels gorse of goss, Angelsaksisch gorst of gost, verwant met Genista. Of het is een Keltische naam wat scherpe punt betekent van Indo-Germaans ghrzdo: prikkelig.
(h) Engelse thorn broom of French furze, oud-Engels fyrs, dat verwant zal zijn met oud-Engels fyrh of furh: fir of den. Of van Keltisch en Iers preas, Engels f voor Keltisch p, dat verwant is met Engels briar: doornige struik. Het werkwoord van de stam preas betekent zoveel als vlechten, rimpelen, in plooien leggen. De furze is hiernaar door zijn dorens een onneembare, ruwe struik. Ook in het Nederlands komt de naam furze voor. De streek Altforst heette in 1134 Altfurse, Lage Vuursche heette in 1207 Silva in Vurse.
Er zijn verschillende soorten zodat er vrijwel altijd een furze in bloei staat. Er wordt daar van verteld dat het gewas vrijwel altijd bloeit. Een oud gezegde is dan ook: “Als de furze is uitgebloeid is kussen uit de tijd”. Het kusseizoen is dan afgesloten. Daarom werd er een tak in het bruidsboeket gedaan als een verwijzing naar dit gebruik. Symbool van langdurige affectie.
Furze komt voor bij Shakespeare, Tempest, iv, 1, 180,:
“As they smelt music; so I charm’d their ears
That, cllaf-like, they my lowing follow’d through
Toot’d briers, sharp furzes, prickling goss and thorns”.
Een kruid van Mars.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De stekende brem en vooral zijn bladeren is droog en tezamen trekkend van aard en die bladeren in water of wijn gekookt stelpen de overvloedige maandstonden van de vrouwen en allerhande loop van de buik. Het zaad met wijn gedronken is goed tegen de beet en steek van de slangen en andere venijnige dieren’.
In Normandië werd het wel gebruikt als veevoer, waartoe het met hamers of stampwerktuigen werd fijn gekneusd. Toch scheidt de plant een gif af, cystine, die giftig is voor mens en dier maar niet voor geiten. Hun melk gaf wel eens vergiftigingsverschijnselen bij de mens. De plant levert alkali en de takken werden in de bakovens gebruikt. In Cornwall en Devon had elke boerderij vroeger een “vuzz” brake, het gebruik in de ovens. Het brandt gelijk als een bom bij de eerste vlam. Mogelijk bevat het olie in het hout. Goed voor wandelstokken en de bloemen geven een gorse wijn.
Volgens Plinius werd de plant gebruikt om goud te verzamelen. De plant werd in water gelegd en ving het goudstof op dat in het water zweefde.
Er wordt verteld, dat toen Linnaeus het eerste zicht op Engeland had die bedekt was met de stekelbrem, hij op zijn knieën viel en God dankte voor dit wonder. Waarschijnlijk was dit niet Linnaeus maar de botanist Dillenius.
In Ierland zal je, als je een takje van aiteann mhuire draagt, niet stotteren. Bloemen werden over de deur gehangen in de zomer om heksen en elven weg te houden.
Planten.
Is echter ook vorstgevoelig en vriest in de meeste winters tot de grond toe af, maar loopt elk voorjaar toch weer even stekelig uit.
Zaai ze waar ze moeten staan want ze zijn slecht te verplanten, dat in april bij 15 graden, zaad 4 dagen laten voorweken, of kweek ze in pot. Zaait zichzelf wel uit. Stekken in oktober met 1% ibz.
De variëteiten door stekken of enten op de soort.
Groeit op kalkarme en arme grond in de zon, ook aan de kust. Deze stekelige brem groeit op godvergeten plaatsen, steenachtige en onherbergzame oorden. Wordt gebruikt in rotspartijen en als solitair.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/