Lonicera

Over Lonicera

Kamperfoelie, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Grandeville.

Lonicera, is zo genoemd naar Adam Lonicer of Lonitzer, een Duits botanicus, 1528‑1586. Die naam is gegeven door Linnaeus.

Hiervan komen 175 soorten op het N. halfrond en de Andes voor, waarvan een 100 in China.

Gekweekt vanwege de mooie en meestal overvloedig bloeiende en vaak geurige bloemen en aantrekkelijke bessen Bladverliezend, zelden half of geheel bladhoudend, opgaand of klimmend.

Het zijn planten met tegenovergestelde en meestal ongedeelde, kortstelige gave bladeren, 1-10cm.

Knoppen zijn, met uitzondering van de windende soorten, meer dan 1 bij elke knop en staan dan boven elkaar.

Twijgen zijn vaak hol.

Bloemen zijn okselstandig en zitten met twee bijeen of in zittende schijnkransen met 2 grote schutbladen en 4 kleine voorblaadjes, kelk is 5tandig, kroon 5lobbig of 2lippig, 5 meeldraden, de stijl is vrij lang met een grote stempel, vruchtbeginsel 2-5hokkig, buis- tot klokvormige bloemen, wit, geel, roze, purper of rood.

Vrucht is weinig tot veel zadige besvrucht rood, geel, wit, blauw of zwart.

Men onderscheidt twee onder geslachten namelijk Caprifolia, de kamperfoelie met klimmende stengels en Lonicera, de haagkers die niet klimt.

Kamperfoelie is rechts windend en draait zijn stengels van het westen naar het noorden en gaat via het oosten en het zuiden weer terug.

De groenblijvende zijn er in een vijftal soorten.

De groep Lonicera’ s kan verdeeld worden in bladverliezende en bladhoudende struiken, de laatste zijn meestal ook wat lager.

Van de struik Lonicera ‘s zitten de bloemen steeds in paartjes op steel­tjes.

Caprifoliaceae, kamperfoeliefamilie.

Sectie Isoxylosteum.

Struikvormig opgroeiende planten of windend. Bladeren onder de bloeiwijze zijn niet met elkaar vergroeid. Bloemen staan meestal met 2 bijeen, zelden alleen.

1. uit www.norwellnurseries.co.uk

Lonicera rupicola Hook. f. & Thomson var. syringantha (Maxim.) Zabel (met seringachtige bloemen) (Lonicera syringantha, Maxim.) Bladeren zijn 12-28cm lang, elliptisch en meestal stomp, dof groen en van onder grijs/groen.

Bloeit in mei/juni paarsgewijze met geurende licht roze en soms wat lila/roze bloemen met lang eivormige schutbladen die langer zijn dan de kelk, bloemen zijn 15mm lang, de buis is klokvormig, kroonlobben meer opstaand en niet vlak, meeldraden en stijl zijn niet langer dan de kroonbuis.

De rode vruchten zijn zelden aanwezig.

Opgaande groeiwijze met zeer dunne en later meer afstaande twijgen.

Uit N. W. China wordt 2m hoog. Is beschreven in 1892.

Var. wolfii wordt meestal gekweekt en blijft lager, zelden hoger dan een meter met sterk afstaande en soms kruipende twijgen, en bloeit rijker met roze tot lila/roze bloemen.

Fliederblatige Heckenkirsche, chvrefeuille faux lilas.

2. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera rupicola Hook. f. & Thomson var. rupicola (op rotsen groeiend) (Lonicera thibetica, Bur et Franch. (uit Tibet) Valt op door de witviltige onderkant van de bladeren die zeer kort gesteeld en 20-30mm lang zijn, lang lancetvormig, glanzend donkergroen.

Bloeit in mei/juni met roze/rode bloemen met zeer lange schutblaadjes, paarsgewijze bloemen van 1-1.5cm lang, buis/klokvormig en aan de buitenkant fijn behaard met tamelijk diep ingesneden en meer afstaande kroonlobben, meeldraden en stijl zijn iets korter da de kroonbuis.

De ovale vruchten zijn 6mm lang en rood.

Lijkt in groeiwijze op de voorgaande var en vormt ook een kruipende struik, wordt 1.5m hoog.

Is beschreven in 1897.

Uit commons.wikipedia.org

Lonicera myrtillus, Hook. et Thoms. (mirtachtig) Zeer kleine ronde blaadjes van 6-20mm lang, aan twijgen iets langer en dan met spitse top, donkergroen en iets glanzend, van onderen grijs/groen

Bloeit in mei/juni en soms later met geel/witte bloemen, schutbladen zijn even lang of iets langer dan de kelk, kelk is kort getand, bloemkroon is 5-8mm lang, kroonlobben zijn kort ingesneden, vlak of teruggeslagen.

Oranje of oranje/rode vruchten van 6mm lang.

Een dicht vertakte en laag blijvende struik met dunne, afstaande of bijna kruipende twijgen

Uit de Himalaya wordt 1m hoog.

Var. depressa (neer gedrukt) heeft langere bloemstelen.

Frans clematite myrtille, Duits heidelbeerblattrige Heckenkirsche.

3. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera spinosa, Jaquem. (gedoornd) Bladeren zijn tot 2.5cm lang, lijnvormig, blauw/groen en van onderen grijs/groen.

Bloemen van 1cm lang in mei/juni met smalle kroonbuis en aan de binnenkant fijn behaard.

Lila/roze vrucht.

Een laag blijvende struik met overhangende of kruipende, gedoornde twijgen.

Uit O. Turkestan wordt 80cm hoog. Is beschreven in 1882.

=De var. albertii (Duitse professor in de medicijnen Michael Alberti, 1682-1757) wordt wel gekweekt, blijft lager met meestal kruipende en ongedoornde twijgen.

De kort gesteelde bladeren zijn 3cm lang en lijnvormig, aan de voet met 1-2tanden, soms gaaf

Bloemen van 1cm lang en roze, wat geurend met smalle buis en afstaande kroonlobben, meeldraden steken er vooruit.

Roze vrucht. Spiny honeysuckle.

Sectie Isika.

Bloemen zijn onregelmatig met soms 2lippige kroon en uitgezakte bloembuis, schutbladen zijn niet of zelden bladvormig, voorblaadjes zijn niet samen vergroeid of soms geen.

7. Uit J. C. Krauss.

=Lonicera caerulea L.(hemelsblauw, de bes)uit koelere gebieden van N. Halfrond.

Bladverliezende struik van 1.5-2m.

Tegenoverstaande bladeren zijn ovaal en 3-8cm lang en 1-3cm breed, glanzend groen met een lichte wasachtige laag.

Geelwitte bloemen zijn 12-16mm lang en staan in paren in de scheuten.

Blauwe bes van 1cm diameter.

Er zijn 9 var die soms als subspecies gezien worden; var. altaica (uit Altaj gebied) uit N. Azië, var. caerulea uit Europa, var. cauriana (noordwesten wind) uit W. N. Amerika, var. dependens (hangt af van het begin) uit Centraal Azië, var. edulis (eetbaar) uit O. Azië, wordt wel geteeld vanwege de eetbare vruchten, honeyberry, var. emphyllocalyx (bladachtige bloembodem) uit O. Azië, var. kamtschatica (uit schiereiland Kamtsjatka) uit N.O. Azië, var. pallasii (Duitse botanist Peter Simon Pallas, 1741-1811)uit N. Azië en N. Europa, var. villosa uit O. N. Amerika.(viltig behaard)

Blauwe honingbes, Blaue Heckenkirsche, Blaue Doppelbeere, Engels blue-berried honeysuckle of sweetberry honeysuckle.

8. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera pileata, Oliv. (met een hoed voorzien) Kleine langwerpige glanzende en wat leerachtige blaadjes, het blijft ook in de meeste winters geheel groen, ze lopen al vroeg uit en zijn 1.5-3cm lang en 0.5-1cm breed met stompe top, vanonder langs de nerven behaard en iets lichter dan de bovenkant.

Dunne twijgen.

Heeft onopvallende en groenachtige en wat geurende bloemen in mei, kroon ongeveer 8mm lang met trechtervormige buis.

Violette/rode vruchten van 5-7mm lang.

Een groenblijvende struik met horizontaal afstaande takken.

Is een sierheester uit Centraal en W. China die in 1904 beschreven is, 20-50cm hoog.

Struikkamperfoelie, privet honeysuckle.

9. uit www.mijntuin.org

Lonicera nitida, Wilson. (klein) Kleine en dunne, lang eivormige en wat leerachtige blaadjes staan slordig tussen vrij stevige twijgen, 6-12mm lang en 5-7mm breed, glanzend frisgroen en van onderen lichter, spaarzaam langs de nerven behaard.

De bloei valt ongemerkt in mei met witte bloempjes van 10mm lang met korte buis en iets geurend.

Ze worden gevolgd door mooie zwarte, erwt grote bessen van 5-7mm lang. Vanwege zijn bladhoudende karakter vallen de bessen echter niet op.

Kan wat invriezen.

Groeit meer opgaand met in bogen overhangende takken, twijgen dicht behaard en grijs.

Komt uit W. China, is breed en wordt een ruime meter hoog.

De cv ’Elegant,’ (synoniem Lonicera pileata ‘Yunnanensis,’ is wat lager, wordt veel gebruikt voor vakvulling.

‘Maigrun,’ is wat compacter en lager.

Box of boxleaf honeysuckle.

12. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera involucrata Banks (van een omwindsel voorzien) komt uit N. Amerika, van Canada tot Mexico.

Het is ene grote struik van 0.5–5m met scheuten die vierkant zijn.

Elliptische tot ovale bladeren zijn 3-16cm lang en 2-8cm breed, harig langs de randen en aan de onderkant, toegespitst.

Gele buisvormige bloemen zijn harig, 1–2cm lang, staan in paren.

Zwarte vrucht van 6–12mm diameter met verschillende zwarte zaden, is eetbaar maar bitter.

Bearberry honeysuckle, twinberry Honeysuckle, twin-berry, Duits behallte Heckenkirsche.

Lonicera involucrata var. involucrata. Komt in vrijwel het hele gebied voor, dunne bladeren, gele bloemen.

Lonicera involucrata var. ledebourii (Eschsch.) Jeps. (K. Fr. von Ledebour, Duitse botanicus, 1785-1851). Dikke bladeren zijn leerachtig, bloemen met wat roods of oranje aan de buitenkant.

Bladstelen zijn 6cm lang.

Tamelijk dikke donkergroene, eivormige bladeren van 6-12cm lang, die van onderen witwollig behaard zijn. In de herfst is het een paarse plant.

De bloemen staan paarsgewijze en rechtop in de bladoksels in geel/rood in juni/juli met buisvormige bloemkroon met zwak ontwikkelde opstaande kroonlobben, stijl is langer dan de meeldraden, ze zijn omgeven door geel/rode schutbladen.

Donker purperen bessen met blijvende schutbladen die in augustus/september rijp zijn.

Goede schaduwplant.

Een opgaand groeiende struik met stevige, kantige grijs/bruine twijgen en takken met afschilferende schors.

Is afkomstig uit de Hudson Bay, Californië en werd in 1824 beschreven, wordt 3m hoog.

Ledbours kamperfoelie, Ledebour' s honey suckle.

Uit J. C. Krauss.

=Lonicera nigra L (zwart) is een opgaande struik van 50-200cm.

Twijgen zijn donkerbruin, kaal, slank en glad, bevatten wit merg.

Knoppen zijn eivormig en spits.

Bladeren zijn 9cm lang, elliptisch/eivormig, alleen bij de nerven en onderkant spaarzaam behaard, donker groen, onderkant is lichter.

Bloemen staan met zijn tweeën aan een steel die uit de bladoksel komt, roodachtig of wit, april-juni.

Zwarte dubbele bessen die blauw berijpt zijn, gelden als giftig.

Uit de bergen van Z. Europa.

Schwarze Heckenkirsche, black berried honeysuckle..

14. uit www.deeproot.co.uk

Lonicera standishii, Jacq.. (Amerikaanse onderzoeker, kapitein Myles Standish) Behaarde twijgen.

Bladeren zijn 4-9cm lang en 2-4cm breed, lang eivormig met spitse top, donkergroen en spaarzaam behaard, van onderen iets lichter en vooral langs de nerven en bladvoet behaard

Geurende bloemen, soms bloeien ze al voor de bladen en soms al voor de winter, maart/april witte bloemen met soms wat roze met gewimperde lijnvormige schutbladen, 2lippig, bovenslip is diep ingesneden en een zeer korte kroonbuis.

Donkerrode vruchten van 12mm lang.

Een beschutte plaats.

Een half groen blijvende breed uitgroeiende struik waarvan de laatste bladeren laat in het voorjaar afvallen.

Uit O. China wordt 2m hoog. Is beschreven in 1860.

Standishs honeysuckle, winterkamperfoelie.

15. Uit Curtis botanical magazine.

=Lonicera fragrantissima, Lindl. (zeer geurend) Het blad is stijf en leerachtig dat soms pas in het voorjaar afvalt, 3-7cm lang en 2-4.5cm breed, eivormig met spitse top, gewimperde rand, donkergroen en van onderen iets blauw/groen met behaarde hoofdnerf.

Fragrante bloemen in wit, soms bloeien ze al voor de bladen en soms al voor de winter, fijn lancetvormige schutbladen en ongetande kelk, bloemkroon 15mm lang en 2lippig, kroonbuis is ongeveer even lang als de zoom.

Donkerrode vruchten van 10-12mm lang.

Is redelijk winterhard, liefst planten op wat beschutte plaatsen.

Een breed uitgroeiende struik, 2m hoog en 3m breed door de sterk afstaande takken.

Komt uit Oost-China. Is beschreven in 1845.

Winterkamperfoelie, winter flowering honey suckle. Winterbluhendes Geissblatt, Winter Heckenkirche.

Uit. stauden-ksv.de

Lonicera x purpusii Rehd. (Duitse botanist Carl Albert Purpus, 1851-1941) =kruising van voorgaande x standishiii.

Lijkt in bladvorm het meest op standishii, matglanzend donkergroen.

Bloeit voor de bladontwikkeling met room/witte geurende bloemen.

Rode vruchten.

Een tot 2.5m hoog wordende struik met afstaande of in bogen overhangende takken. 'Winter Beauty.'

16. uit asianflora.com

Lonicera iberica, Bieb. (uit Aziatisch Georgië) Lichtbruine twijgen die later alleen aan de top behaard zijn.

Grijs/groene, bijna ronde en kort gesteelde bladeren van 2-4cm lang en 1.5-3cm breed, meestal met stompe top, van onderen iets lichter en aan beide zijden blijvend spaarzaam behaard.

Bloeit in juni met kleine geel/witte bloemen met duidelijk zichtbare meeldraden, 12-15mm lang, paarsgewijze met 2lippige kroon en kort getande kelk, gewimperd, kroonbuis is ongeveer even lang als de zoom, bovenlip is ondiep ingesneden, meeldraden en stijl zijn korter of even lang als de bloemkroon.

In september/oktober zie je de scharlakenrode vruchten met blijvende voorblaadjes, 5-6mm lang

Een dicht vertakte en eerst opgaand groeiende struik met later wat meer overhangende twijgen

Uit de Kaukasus en Perzië, wordt 1.5-2m hoog. Is beschreven in 1824.

Iberian honey suckle.

18. Uit J. C. Krauss.

=Lonicera alpigena L. (Alpen) zomergroene en spaarzaam vertakte struik wordt 1-3m hoog.

Tweekantige scheuten zijn weinig behaard, kantige twijgen hol.

Tegenoverstaande bladeren zijn ongeveer een cm lang gesteeld, 6-8cm lang en 3-5cm breed, elliptisch toegespitst zijn frisgroen en glanzend aan de onderkant.

Bloemen staan paarsgewijs aan 2-5cm lange steel in de bladoksels, roodachtige trechtervormige kelk is duidelijk tweelippig in mei-juni.

Rood glanzende vruchten.

Groeit Midden en Z. Europa, Alpen, Pyreneeën tot Balkan.

Alpen-Heckenkirsche, Alpen-Doppelbeere of Rote Doppelbeere, Alpine honeysuckle. Alpine of berg kamperfoelie.

Sectie Coeloxylosteum.

Bloemen altijd met 2lippige kroon, voorblaadjes vrij of paarsgewijze vergroeid.

20. Uit J. C. Krauss.

Lonicera tatarica, L. (uit Tartarije, centraal Azië) Bladstelen zijn 8mm lang

Donkergroene, eironde bladeren van 3-6cm lang en 2-3.5cm breed met spitse en zelden ronde top, van onder iets blauw/groen.

Grijs/bruine twijgen.

Bloeit in mei/juni zeer rijk met wit/roze bloemen paarsgewijze aan tot 2cm lange bloemstelen met 2lippige kroon, bovenlip is diep gespleten, meeldraden zijn aan de voet iets behaard.

Levendig rode bessen zij al in juli of augustus rijp.

Dit is een opgaande struik die tot 2,5m hoog komt.

De Tartaarse afkomstig uit Rusland. Is in 1752 beschreven.

‘Alba,’ en’ Rosea,’ naar de kleur van de bloemen.

‘Grandiflora,’ heeft zeer grote zuiver witte bloemen.

‘Nana’, is een dwergvorm.

‘Lutea’, met donkergele vruchten.

Naam.

Tartaarse struikkamperfoelie, Engels Tartarian honey suckle, Duits Sibirische Geissblatt, Tataren-Heckenkirsche.

uit www.hort.net

Lonicera x xylosteoides Tausch. (beenhoutachtig) =kruising tussen voorgaande x nepalensis met eirond/ruitvormige blauw/groene bladen en kleine roze bloemen. ‘Claveys dwarf.’.

22. uit www.imagejuicy.com

Lonicera korolkowii, Stapf. (N. I. Korolkow, gouverneur van Fergana, Turkestan) Geel/witte bloemen.

Oranje/rode bessen.

Uit Turkestan is in 1894 beschreven.

De cv. ‘Aurora’ groeit als een 4m hoge paraplu waartussen massa’ s roze bloemen voor de kleurwerking zorgen. Die bloemen steken mooi af tegen het blauwige blad.

Blueleaf honeysuckle.

29. uit www.newfs.org

Lonicera morrowii, Gray. (James Morrow, Amerikaanse medicus en plantenverzamelaar, 1820-1865) Kort gesteelde en 3-5cm lange bladeren die 2-3.5cm breed zijn, eivormig/elliptisch met spitste top, donkergroen en spaarzaam behaard, van onderen grijs/groen en zacht, soms viltig behaard.

Bloeit in mei/juni paarsgewijze aan zacht behaarde bloemstelen, 2lippig en 12-16mm lang, room/wit tot lichtgeel uitbloeiend, gewimperde kelktanden, bloemkroon aan de top licht behaard met diep gedeelde bovenlip, kroonbuis is half zo lang als de zoom, stijl is dicht behaard en de meeldraden licht aan de voet.

Vruchten van 5-7mm lang zijn donkerrood.

Een zeer breed uitgroeiende struik met grijs/bruine behaarde twijgen.

Uit Japan wordt 2.5m hoog.

Morrow’s of bush honeysuckle.

Uit www.invasive.org

Lonicera x bella Zab. (mooi) =kruising tussen laatste x tatarica en wijkt af door de kalere bladen en roze en later geel wordende bloemen. Toen die weer gekruist werd met ruprechtiana kwam Lonicera x muendeniensis Rehder met toegespitste en donkergroene bladeren.

30. Uit J. Krauss.

Lonicera xylosteum, L (beenhout) Bladstelen zijn 3-7mm lang en behaard.

De eironde/elliptische bladeren zijn aan weerszijden zacht behaard, 3-7cm lang en 2.5-4.5cm breed, met spitse top.

De stengels met 2 bloemen zijn wit in mei/juni, later roze en aan de voet vaak roodachtig, met behaarde priemvormige schutbladen en gewimperde kelktanden, kroon is 12-15mm lang en aan de buitenkant behaard, kroonbuis is kort, bovenlip tot een vierde deel gespleten, meeldraden zijn even lang als de zoom en aan de voet behaard.

Scharlakenrode vrucht.

Een krachtig groeiende bossige, brede struik met holle, lichtgrijze twijgen die tot 2,5m. hoog wordt.

Het knekelhout is mogelijk inlands, verder in Europa, W. Azië en N. Afrika.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De grootste van deze twee heesters heet in onze taal hondts-kersen naar de Hoogduitse naam Hunds Kirsen, in het Latijn Canum cerasa.’

Hundbeerstrauch in Oostenrijk, Hundskirschen in Zwitserland,

Dodonaeus (b) ‘De Zwitsers noemen het Beinhultzlin, dat is beenhout en daarvan is de Griekse naam Xylosteon gekomen. Vele zijn er die het Periclymenum stans, dat is rechtovereind staand geiteblad, noemen. Sommige vermoeden dat het voor het Clymenon zou mogen gehouden worden en die geloven ook dat het geitenblad naar de gelijkenis die het met dit Clymenon heeft daarom Periclymenon als zichzelf omwindend en vlechtend Clymenum genoemd is. Dan het Clymenon is een gans ander gewas met stelen of halmen als de boon en met bladeren als die van weegbree, immers zoals Dioscorides dat beschrijft. Dan om dit gewas van de kleine soort te onderscheiden zal men dat grote hondkersen, in het Latijn Xylosteum majus, mogen noemen.’

Xylosteum, komt van het Griekse xylos; hout, osteon; knekels: beenhout of knekelhout. Dit soort heeft houtachtige stengels die in het merg een holte vormen. Been-, knekelhout, Duits Beinholz of Beinweide.

Dodonaeus . ‘De andere of kleine soort van hondskersen noemt men in het Latijn Xylosteum alterum of Xylosteum minus en hier te lande kleine hondskersen. Het is zonder twijfel een medesoort van het voorgaande gewas en diegene die dat Chamaecerasus, dat is lage kersen noemen, zijn zeer bedrogen en verdwaald. Deze kruiden of heesters mogen alle de naam van Periclymenon wel voeren. Valerius Cordus geeft ze de naam Orcheocarpus. Clusius noemt ze Periclymenum surrectum, als of men rechtopstaand geitenblad zei.’

Rode kamperfoelie, Engels common fly-honey-suckle, Frans camerisier, Geissblatt, Geishasla, -leitern naar de andere kamperfoelies zo genoemd.

(d) Het is de heksenkers, Duits Rote Heckenkirsche, waar Heck een haag is.

Zielenhout en ook wel duivelsmartelhout, Duits Teufelsholz, men geloofde dat de duivel er heiligen mee kastijdde, Marterholz. Symbool van ‘de (rode) kleur van mijn noodlot.’

(d) De vrucht veroorzaakt braken en diarree bij vee, ook verdoving en krampen en zelfs de dood, waarom het verboden was om de plant in sommige gebieden te planten, vandaar de Duitse naam Brechweide, Purgierkirsche en Scheissbeer.

(e ) Vandaar ook wel Teufelskirsche, Judenkirsche. Oude Duitse namen zijn; Aalbaum, Ahlkirsche, Fasspiepen, Fiedelrump, Fosspiepen, Frauenholz, Fulholder, Keckenkirsche, Lausebaum, Metternholz, Mutterholz, Pfeiffenrohrleholz, Speckreben en Wolpermai bij Bock, Specklilien, Sprussern, Struzern, Storzen in Holland, Strotzer, Struzern, Tunkirsche, rothe Vogelkirsche, Walpurgiswein, -strauch, Weissrohrle, Zweckholz, in Zwitserland Beserorli, Chrottabeerstaude, Geishasla en Hagbeeri.

Gebruik.

Aanplant van Lonicera in fruittuinen is niet raadzaam omdat in zijn vruchten de larf van de kersvlieg leeft.

32 Uit Addisonia.

Lonicera maackii, Maxim. (Richard Otto Maack, een 19de eeuwse Russische naturalist en botanist, 1825-1886) Bladstelen zijn 3-5mm lang en klierachtig behaard.

Blad is 3-5cm lang en 2.5-4cm breed, breed lancetvormig met lang gepunte top, donkergroen, van onderen iets lichter en aan beide kanten langs de nerven spaarzaam behaard.

Verschijnt in juni met sneeuwwitte en later meer gele bloempjes aan korte klierachtig behaarde bloemstelen, iets geurend, kroonbuis is korter dan de zoom, bovenlip tot de helft gespleten en behaarde meeldraden.

Donkerrode vruchten.

Een even hoge als brede struik met sterk afstaande of iets hangende grijs/bruine twijgen.

Komt uit Korea en Mantsjoerije en wordt 4m hoog. Is beschreven in 1884.

‘Podocarpa,’ heeft meer uitstaande twijgen, donkergroene elliptische bladeren en bloeit zeer rijk op het eind van mei met geel/witte, wat roze bloemen die gevolgd worden door donkerrode vruchten.

Twijgen en bladeren zijn dichter behaard dan bij de soort.

Amur honeysuckle, groeit bij de Amur rivier.

Sectie Nintooa.

Bloemen staan met 2 bijeen, okselstandig, dikwijls samen een eindstandige bloeiwijze vormend, schutbladen zijn meestal priemvormig, voorblaadjes zijn niet of zeer zelden vergroeid. Holle twijgen.

Het zijn allen klimplanten met zeer mooie in de winter blijvende of gedeeltelijk zeer laat afvallende bladeren of met zeer mooi gekleurde bloemen.

De mooiste van de (op)windende kamperfoelies zijn:

34. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera acuminata Wall. (toegespitst) (Lonicera henryi, Hemsl. (Augustine Henry, Ierse arts en botanicus, 1857-1930) Gedeeltelijk afvallend leerachtig blad dat in het voorjaar wat bronskleurig is, 4-8cm lang en 1.5-3cm breed, langwerpig met spitse top, gewimperde bladrand, matglanzend donkergroen en van onderen glanzend lichtgroen met behaard blijvende hoofdnerf.

Twijgen zijn aanliggend dicht behaard, later kaal en glanzend bruin.

De kleine bloemen moet je zoeken in juni/augustus en zijn wat purperrood, later tot oranjebruin, 2cm lang en 2lippig, bovenlip meestal opstaand en de onderlip sterk teruggeslagen, meeldraden zijn even lang als de kroon.

Matglanzende blauwe vruchten.

Zijn sierwaarde is gering, mogelijk het bronskleurig ontluiken van de bladeren.

Een half wintergroene en wat zwak groeiende vorm, vaak meer een kruiper dan klimmer en wordt gebruikt als bodembedekker.

Is afkomstig uit Hupeh, China en is in 1911 beschreven.

35. Uit botanical register.

Lonicera japonica, Thunb. (uit Japan) Bladeren zijn 3.5-8cm lang en 2.5-4.5cm breed, gedeeltelijk voor of in de winter afvallend, eivormig met spitse top, donkergroen en van onder iets lichter en spaarzaam behaard.

Holle, roodachtige twijgen.

Bloeit in juni/september met witte, iets violet gestreepte bloemen die paarsgewijze aan korte behaarde bloemstelen staan, kelktanden zijn gewimperd, bloemkroon is 2lippig en tot 3.5cm lang, van buiten behaard, kroonbuis is even lang als de zoom, meeldraden en stijl zijn even lang of iets langer dan de bloemkroon.

Zwarte vruchten.

Een sterk groeiende klimmer en een mooie bodembedekker die 5m. haalt. Wortelt waar de plant de bodem raakt.

Is door William Kerr werd de plant voor de Kew Gardens meegebracht uit China in 1806.

Japanse kamperfoelie.

‘Talliana.’

Uit J. Rothschild.

=’Aeticulata,’ heeft goud/geel geaderde bladeren.

Japan honey suckle. Suikazura in Japans. Gebruikt in de Chinese medicijnen waar ze het rěn dōng tng of jīn yn huā; goud zilveren bloem, noemen.

Chinezen kweekten deze plant om de zoete en bijna overweldigende geur, ze noemden het goud- of zilverbloem want de ivoorkleurige knoppen worden geel als de bloemen zich verder ontwikkelen, een kenmerk voor dit soort.

Ondergeslacht Periclymenum.

Klimplanten met holle twijgen. Bladeren zijn onder de bloeiwijze paarsgewijze schotelvormig met elkaar vergroeid. Bloemen zitten meestal met 6 bijeen in zittende schijnkransen, voorblaadjes meestal afzonderlijk of geen en zijn zeer zelden met elkaar vergroeid, bloemkroon is 2lippig of soms regelmatig.

38. Uit J. C. Krauss.

Lonicera sempervirens, L (altijd groen) Zeer kort gesteelde of zittende, elliptische bladeren die bij ons gedeeltelijk afvallen zijn 3-8cm lang en 2-5cm breed met spitse top, donkergroen en van onderen wat blauw/groen, paarsgewijze vergroeide bladeren onder de bloeiwijze die rond of bijna rond zijn.

Bloeit in juni/september met oranje/rode bloemen die in meerdere kransen bijeen staan aan het eind van de twijgen, bloemen met een regelmatige zoom en 5lobbig en 4-5cm lang, kroonbuis is van binnen fijn behaard, meeldraden en stijl zijn even lang of iets langer dan de bloemkroon

Scharlakenrode vruchten.

Een hoog groeiende klimplant met holle twijgen.

Uit Z. O.N Amerika, is beschreven in 1656.

Trumpet honeysuckle.

Uit www.agreengarden.com

Lonicera x tellmanniana, Hort. (H. Tellmanՠs) = uit de Amerikaanse Lonicera sempervirens x de Chinese Lonicera tragophylla.

Het stevige eivormige en eerst olijf/bruine en later donkergroene blad is groot, van onderen grijs gekleurd. ‘Redgold,.

Een fraaie juni bloeier met slanke oranje gele, hoewel niet geurende bloemen met een lange smalle kroonbuis.

40. Uit van Houtte.

Lonicera x brownii, Carr. (Engelse kweker Charles Brown, gestorven 1836) ‘Dropmore Scarlet’. Het blad is dofgroen.

Heeft kale en holle twijgen.

Dit is een hoog gewaardeerde kamperfoelie met pijpvormige trompetten die oranjescharlaken zijn in juni/juli en soms nog in oktober.

Is een klimmer uit Canada van 3-5m. hoog.

Brown ‘s honeysuckle, scarlet trumpet honeysuckle.

48. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Lonicera caprifolium, L. (geitenblad) Zeer verschillende gevormde bladeren zijn kort gesteeld en 6-10cm lang en 3.5-6cm breed, eirond tot ovaal, de paar vergroeide bladeren aan het eind van de twijgen vormen een breed elliptische schijf, glanzend donkergroen en glad aanvoelend, onder blauw/groen.

Geurende geel/witte en wat rood gevlekte bloemen staan in dicht opeenstaande kransen in de oksels van de schotelvormige vergroeide bladeren gewoonlijk met 1 en hoogstens 2 schijnkransen bijeen in mei/juni, bloem is 4-5cm lang, kroonbuis is hoogstens anderhalf maal zo lang als de zoom, bovenlip eerst opstaand en later teruggeslagen, meeldraden en stijl zijn ongeveer even lang als de bloemkroon.

De vrucht is oranjerood.

Kan 3-6m hoog worden en is rechts windend

Voor de eerste sneeuwklokjes verschijnen ontdek je in de schaduw van het bos zijn draadachtige stengels die bezet zijn met tuiltjes groen. De plant vormt geen bedekking voor zijn voorjaarspruiten zodat die met de eerste warmte beginnen te groeien.

De bovenste twee bladen zijn schotelvormig vergroeid, dit is niet zo bij Lonicera periclymenum.

Tuinkamperfoelie uit Z. Europa en W. Azië is een sterk groeiende klimplant met kale twijgen en spitse, kale knoppen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De tweede soort heet in het Latijn Caprifolium Italicum, dat is in onze taal memmekenskruid van Italië of Italiaans geitenblad. Mattheus Sylvaticus in zijn boek Pandectae genoemd, te weten in het 137ste kapittel, schrijft zeer goed dat het Caprifolium en Silvarum mater hetzelfde gewas is met het Periclymenon, dan hij zet dat kwalijk in het Latijn over. Dit misverstand van de voor vermelde Sylvaticus schijnt oorzaak geweest te zijn dat de apothekers in bijster grote dwaling gekomen zijn en het sap van de bladeren en bessen van geitenblad verzameld en dik gemaakt hebben en bewaard en voor het echte Lycium (Rhamnus saxatiles) verkocht en met groot nadeel van de zieke mensen gebruikt hebben. Italiaans geitenblad noemt dezelfde Lobel eigenlijk in het Latijn Periclymenum perfoliatum calidatum regionum officinarum omdat de bladeren aan de stelen zo vast zijn dat elk blad alleen twee bladeren schijnt te wezen, want het is recht in het midden doorboort net zoals men ziet in de gele santorie en gekerfde wolfsmelk en daarom noemt hij het doorboort of doorstoken Periclymenon.’

Omdat het een buitenlandse vorm is in het Engels white Italian honey suckle, ook perfoliate honey suckle.

(b) De naam kamperfoelie is of naar zijn heerlijke geur, foelie, Engels honey-suckles, of een verbastering zijn van caprifolium wat een herbarist naam is voor een plant die klimt als een geit, Engels caprifole.

Waarschijnlijker heeft het zijn naam van geitenblad omdat de bovenste bladparen paarsgewijs aan de voet zijn samengegroeid zodat de bladeren zich spreiden als een hoef. Duitse Geissblatt, Engels goatճ leaves, Frans chevrefeuille. (des bois)

(d) Duits Heckenkirsche, Frans chamecerisier, van chamae: klein, cerisier: kersboom, heeft rode bessen.

(e) Boschwinde, Duitse Jelngerjelieber, Wohlriechendes Geiblatt, Culpeper noemt de ook woodbine, de woudbinder (oud-Engels wudu-binde, zie Convolvulus) Een kruid onder Mercurius onder het teken van kreeft, als de longen door Jupiter beschadigd zijn is dit je genezing.

5. Verder mammetjeskruid, weeuwtjes, tuinling: een tuinplant, en zwitselbloemen.

49. uit Curtis botanical magazine.

Lonicera etrusca Santi. [(Uit Etrurië) Bladverliezende meerjarige klimmer.

Bloeit met witgele roze bloemen in trossen in juni-oktober.

Twee balderen die aan elkaar vergroeid zijn aan de basis.

Winterhard.

Wordt 5-6m hoog.

Rode bes.

Etruscan honeysuckle. Italiaanse kamperfoelie.

Uit zuid Europa.

Uit www.gardenvines.com

Lonicera x americana K. Koch.(tellman) =kruising tussen implexa x etrusca, werd het eerst gekweekt in Amerika. Stevige, gladde en donkergroene bladeren die van onder blauw/groen zijn.

De lichtgele bloemen zijn 4-5cm lang en aan de buitenkant roze.

Groeit niet zo hoog op als de vorige soort. American woodbine, Amerikaanse kamperfoelie.

50. uit www.pictokon.net

Lonicera x heckrottii Rehd. (Heckrott ‘s) =kruising van americana x sempervirens.

Zittende, donkergroene, elliptische bladeren.

Die komt met een oranje/purperen indruk van bloem, de bloemen staan in kransen boven op elkaar.

Dit is een steriele hybride die dus nooit vruchten oplevert.

Een sterk groeiende klimmer van 2-4m hoog met kale twijgen.

American beauty. Goldflame honeysuckle. Heckrotts Geiblatt.

53.

Lonicera periclymenum, L. (rondom klimmend) De bladeren zijn nooit vergroeid, ook niet onder de bloeiwijze, kort gesteeld en 6-10cm lang bij een breedte van 3-5cm, matglanzend donkergroen en van onderen blauw/groen, ovaal.

Kale en aan de zonkant wat bruin gekleurde holle twijgen.

Bloeit in juni/juli met eindstandige geurende trossen in purper en van binnen geel met wat wits, bloemen zijn 4-5cm lang, 2lippig en onderlip teruggeslagen, bovenlip is 4lobbig en iets teruggerold.

De ronde bes is rood.

Het is de wilde kamperfoelie, het is de woodbine.

Deze sterke groeier groeit het liefst wat meer in de schaduw zodat het gewas dan ook geregeld horizontaal over de grond kruipt.

Uit die wilde en bodem groeiende vorm is een selectie gewonnen die beter geleid kan worden. Die selectie wordt in het buitenland wel Dutch honeysuckle genoemd, dit is de cv. ‘Belgica,’. De bloemen worden gevolgd door rode en giftige bessen.

Uit een aantal van deze typen werd’ Belgica Selec,’ geselecteerd in 1977. Die heeft een grote roomwitte buitenkant, van binnen karmozijn/roze/okergeel verkleurende bloemen in juni/juli. Ze worden gevolgd door helderrode bessen. De jonge twijgen zijn opvallend purperrood en wit berijpt

De cv. ‘Serotina,’ bloeit later dan het type als een van de mooiste kamperfoelies. Massa ‘s geurende purperrode, van binnen witte, later geel verkleurende pijpjes in juli tot... ‘Serotina’ wordt gebruikt om te slingeren op pergola ‘s, palen, hekken maar ook in bomen.

Serotina, van Latijn serotinus: gebeurtenis, wat laat in de avond komt, van serus: laat, dat verbonden is met Sanskriet sayam: avond, oud-Iers sir: gedurende of altijd, Gotisch seipus: laat, oud-Engels siddan: sinds of later. De basis is sei: laat of langzaam komen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit heesterachtige gewas heet hier te lande Hoogduits memmekenskruid of geitenblad van Hoogduitsland, in het Latijn Caprifolium Germanicum, in Hoogduitsland Geyszbladt, in Frankrijk chevrefueille.’ Zie L. caprifolium. ’Hoogduits geitenblad is van Lobel gewoon geitenblad van de Noordelijke landen genoemd, in het Latijn Periclymenon non perfiolatum Septentrionalium. Dit is in Nederland en Engeland (zegt hij) het meest bekend en gebruikt en de bladeren staan op beide zijden van de stelen wijdt van elkaar en elk apart en niet aan elkaar, noch ook groeien de bloemen niet uit de holte van de bladeren, anderszins is het de andere heel gelijk. De verandering is meest in de bloemen die soms heel wit zijn of geelachtig en soms vleeskleurig of bleekrood.’

Deutsches Geiblatt.

Dodonaeus (b) ‘Het heet hier te lande ook mammekens-cruydt of suygemammekens-bloem.’ Memmekenskraut naar de vruchtvorm of gebruik. Fries papsuger, Duitse naam Sugha of Sugelke slaat op bijenzuigen, vergelijk Engelse honey suckle ons sugelke en suikervoet.

Dodonaeus ‘Het heet in het Hoogduits, Speckgilgen, Zaunling, Waldtgilgen of Gilgen confort.’ Boomlelie, Duits Waldgilgen, Gilgencurort, Specklilie, Zaunlilie bij Bock, een soort van lelie.

Dodonaeus (d) ‘In Spanje heet het madre selva. De Latijnse Volucrum majus of (zoals Scribonius Largus schrijft, Silvae mater, of zoals de apothekers zeggen Caprifolium en Matrisilva, in Iliaans matresilva, caprifoglio en vincibosco, in het Frans soms vincibosse.’

Het is de Caprifoglio of Madresalva: moeder van het bos, van de Italianen en Spanjaards. De kamperfoelie is het bos van de Moeder Maagd, Mater silva. Versierd met welriekende bloemen die van honing overvloeien. Maria is de ware honingbloem van de hemels.

Dodonaeus (e) ‘De Griekse naam is Periclymenon of ook zoals andere dat noemen Lilium inter spinas. Dan het heeft noch vele andere namen die men onder de valse of oneigen toenamen van de kruiden vermaant vindt, te weten Aegine, Clymenon, Carpathon, Splenion, Hepatitis, Axine meizon, Clematitis, Myrsine en Calycanthemon.’

Ze is de lelie onder doornen, lilium inter spinas, Lilien von Hiericho bij Gesner, ook unser Frauen Lien, Wat kan er nog mooier in dat hemelse bos van Maria zijn dan de kamperfoelie waaruit bloemen spruiten met Mariaճ kleur overtogen.

Dodonaeus (f) ԉn het Hoogduits en in Oostenrijks heet het Rosen van Jerichoծ

Ze is ook de roos van Jericho. ‘Die gansch alleenstaande edele bloem.’

Der Maagden toonbeeld, Maagdenroem.’ De kamperfoelie werd ook gezien als de derde bloem van het Hooglied.’Ik ben de roos van Sharon, de lelie der dalen. Als de lelie onder dorens.’

(g) De namen die ze voeren, behalve diegene die we tevoren verhaald hebben, zijn in onze taal soms caprifolie of weewinde (daar andere wewen van maken) en in het Engels binde.’

Engels bear bind of common wood bine, Duits Waldwinde en Wynde of Convolvulus en Clematis zo ook Lien en Waldrebe.

(h) Durchholz naar de samengedrukte bladparen bij de stengel, Zitsen, Zuckerfuss, maar geldt meer voor de andere soort. Oude Duitse namen zijn; midden-Hoogduits, Herzfreud, Suchelt, ook, Je langer je lieber, Zwickholz. (hout voor schoenen) Waldgeiblatt of Wildes Geiblatt, Wald-Heckenkirsche.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Het is ook zeer goed diegene die eng of kort van borst zijn en diegene die met de hik zeer gekweld zijn en zelfs is het krachtig om de vochtigheden met de plas zo sterk af te jagen dat het de zesde of zoals andere zeggen de tiende dag dat het achter elkaar gebruikt wordt de plas heel bloedig maakt men gebruikt het ook om de vrouwen die in arbeid gaan gemakkelijk en sneller van kind te laten verlossen.

De bladeren zijn van krachten de vruchten of bessen gelijk en zo men zegt die bladeren dertig dagen achter elkaar te drinken gegeven maken de vrouwen onvruchtbaar. Memmekenskruid (in het kort gezegd) moet geenszins onbedacht binnen het lijf gebruikt worden en vooral van de vruchtbare vrouwen die daardoor niet alleen onvruchtbaar worden, maar ook in nood van het lijf komen. Nochtans aangaande dat Dodonaeus boven vermaant dat sommige het zaad van dit gewas gebruiken om de arbeid te bevorderen en gemakkelijker te maken zo plegen sommige tot dat doel deze bessen de zwangere vrouwen het gewicht van een drachme met wijn te drinken te geven.

Dan het gedistilleerd water van dit ganse kruid getrokken is veel aangenamer van smaak en veel beter om in te nemen. En daarvan drie of vier lepels tegelijk tweemaal ճ morgens gedronken genezen de hoest, benauwdheid en verkoelen of verzoeten de inwendige brand van de maag zoals sommige verzekeren.

Hetzelfde gedistilleerd water geneest ook de verhitting van de lever met linnen doeken van buiten opgelegd en ook alle ontstekingen van de ogen.

In Itali wordt dit kruid veel geacht en gebruikt, want de bladeren en het sap wordt gewoonlijk gedaan bij de zalven die men op het hoofd plag te leggen of te strijken wanneer dat gekwetst of gewond is en daarvan wordt een was gemaakt wat kracht heeft van af te vegen, uit te trekken en vlees te laten groeien in de wonden van het hoofd die tezamen ook het hoofd versterken en kracht geven.

Men maakt ook een zalf van geitenblad dat Unguentum de Matrisilva genoemd wordt die gebruikt wordt als men begeert te weten of het been gebroken is in de kwetsingen van het hoofd en om de wonden zonder enig achterdocht toe te helen zonder die wijder of groter te maken en meer open te snijden. Deze zalf wordt met een doek op het hoofd gelegd dat gewond is (eerst het haar met het scheermes afschrabben) en als men de doek er aftrekt en er enige druppels bloed op ziet dan zal men weten dat het been van het hoofd gebroken is en dan zal men bij de zalf wat koperrood doen en dan zal de wond daardoor genezen, immers als de Italiaanse veldscheerders verzekeren die met deze zalf alleen alle scheuren en kwetsingen die met bussen of musketten gedaan zijn aannemen te genezen al waren er enige zenuwen, aderen en beenderen gebroken, gemorzeld en verpletterd.’

Uit K.von Marilaun.

Moeder van ‘t woud.

Kamperfoelie is een vaste vereerder van poten en wordt aanbeden om de groei in de boom die het omhelst en omarmt. Zijn vroege verschijning van blauwgrijs over de nederige gronden gaf het de naam van Moeder van het Woud, de Madresalva: moeder van het bos, van de Italianen en Spanjaards. Vormt in het woud lianen die naar het licht willen en die de gastheer, die de plant toegestaan heeft om op zijn rug te klimmen, tegelijk de hals snoert en die dreigt te verstikken. De kamperfoelie windt zich op en de gastheer nog meer.

De eerste bloem verschijnt en wordt sterk geurend onge­veer ­om zeven uur in de avond en met acht uur zijn de meeste wel open. Als nachtbloem is de kamperfoelie in een licht kleed gehuld en maakt zich ‘s avonds stralend gereed om bezoekers te ontvangen. In dit duistere en stille uur stroomt zijn zoete geur naar buiten zodat het bloempje door zwevende nachtvlinders geliefkoosd wordt.

Zwoele zomeravonden zijn zoete kamperfoelieavonden en ze verspreiden een heerlijke geur voor nachtvlinders. Bij kamperfoelies spreken we over kleuren waarom nooit over geuren?

Chaucer spreekt al over zijn geur en prijst de kamperfoelie;

Fore chapelets on hir hede

Of fresh wodebind, be such as never were

To love untrue, in word, ne thought, ne dede

But ay stedfast, ne for plesance ne fere

Thoՠthat they shoulde hir hertes all to tere

Would never flit, but ever were stedfast

Till that hir lives thei asunder brust.’

De poeet trok zijn verbeelding van constante affectie wel zonder twijfel van de klimmende natuur van de woodbind en zijn trouw aan de boom

Shakespeare.

De tuinkamperfoelie is een embleem van aanhankelijkheid en betrouwbaarheid. Als woodbine bindt het en omarmt het struiken en bomen als de lieflijke Queen Titania fluistert tot de arme betoverde Nick Bottom, de wever:

‘Sleep thou, and I will wind thee in my arms.

So doth the woodbine the sweet honeysuckle

Gently entwist.’

Dit lijkt te suggereren dat de hechtranken van de kruipende woodbine verward zijn boven zijn eigen bloesems, de honeysuckle. De echte woodbine is meer een kruiper, een bodembedekker, de klimmende vorm is de honeysuckle.

De kamperfoelie is geliefd voor bogen en prilen, groeit goed en geeft schaduw en schuilplaats voor geliefden in geheime ontmoetingen. In Much Ado About Nothing vraagt Hero zijn nicht Beatrice:

‘Steal into the pleached bower, where honeysuckles, ripenդ by the sun, forbid the sun to enter.’ Een pleached bower was een vrijgemaakte haag tussen struiken.

In A Midsummer Nightճ Dream kom je als een van de eerste verhalen die van Koning Oberon speech tegen. Hij spreekt tot zijn elfachtige boodschapper Puck:

‘I know a bank where the wild thyme blows

Where oxlips and the nodding violet grows

Quite over-canopied with luscious woodbine

With sweet musk-roses and with eglantine.’

‘I know a bank’ is een van de meeste bekende gezegden van het spel. Hij zou dit geschreven hebben voor feestelijkheden die met een bruiloft waren verbonden.

Het is een plant van de midzomer.

Het is de Engelse honeysuckle, wat honing en zuigen betekent, vroeger werd deze naam gebruikt voor klavers. ‘Where honey-suckles, ripen by the sun.’ verhaalt Shakespeare in Much Ado About Nothing III, 1,8.

Bloeit weelderig op de graven waar het een zoete geur verspreidt als een zinnebeeld van de ziel van de overledene, als een viooltje van de dood, de Franse viollettes des morts.

Sprookje.

De bloem van de kamperfoelie was bij de schepping opzijgelegd en vergeten totdat een lieflijke engel hem opnam en zijn adem erin bracht, een geur die ze meebracht van de geopende bloemen uit de tuin van Eden. Een ander nam haar penseel, waarop elke kleur van de regenboog was aangebracht, en gaf de lichte bloem een gouden en rode tint en een derde druppelde er een drop van de zoetste honig in. Een vierde, rond haar slanke middel waren twijgen van allerlei vormen gewonden, nam de langste en bevestigde het hoofd van de kamperfoelie daarop. Groot en sierlijk stond ze op van haar plaats en draaide de plant rond om haar heen. Toen de zon geverfde bloem op haar amberkleurige schouders rustten zei ze: ‘ik zal deze plant overal in het wilde bos brengen, waar ze zal groeien overgroeit ze de bomen totdat haar bloemen begraven zullen zijn tussen het groene loof van de bomen. Alle zoete geuren van de zomer zullen rond haar vloeien. Waar de kamperfoelie gezien zal worden zal ze genegenheid tonen, getuigenis van een goed hart dat opklimt tot wat het liefheeft tot die sterft, maar ze zal niet gaan naar diegene waar ze niet aan getrouwd is, want eens omwikkeld door zijn aanhankelijkheid zal ze daar groeien, leven en dood gaan.’

Symbool van de liefdesband, broederlijke liefde, banden van liefde, lieflijkheid van gezindheid.

Planten.

Het zijn gemakkelijke planten, er komt geen dood hout aan, behoeven weinig snoei en zijn lang levend.

Ze groeien vrijwel overal en zelfs op kalkhoudende grond, bij voorkeur echter toch neutrale tot zure gronden. De heesterachtige groeien vrijwel overal. Kunnen goed tegen schaduw.

Neem van de klimmers en groenblijvende kamperfoelies een topstek in juni met drie bladparen, top verwijderen, verwijder het onderste bladpaar, en steek dit in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

De struiken zijn via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegengehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Zaaien bij 20 graden, zaad bedekken.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl