Paliurus

Over Paliurus

Christusdoorn, Bijbel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Een geslacht van houtachtige planten die soms boomvormig zijn en gekweekt worden vanwege het aantrekkelijke blad en bijzonder gevormde vruchten, 3-15m.

8 soorten komen voor in Z. Europa, N. Afrika tot Tonkin, China en Japan.

Met tot doornen vergroeide steunblaadjes Bladeren staan afwisselend en zijn 3 nervig, gaaf of gezaagd, kort gesteeld.

Bloemen zijn klein en staan okselstandig, soms in eindstandige trossen, groenachtig geel.

Ze worden gevolgd door breed gevleugelde en 3cellige zaden. Het zaad lijkt op een hoofd met een breed randige hoed.

Rhamnaceae, wegedoornfamilie.

Uit S. Pallas.

Paliurus spina-christi, Mill. (dorens van Christus)

Ovale, gepunte bladeren van 2-4cm lang en 1.5-2.5cm breed, geel/groen en van onderen iets blauw/groen, top is stomp en tot een spits toelopend, steunblaadjes zijn tot dorens vergroeid.

De takken zijn buigzaam en zigzagsgewijze groeiend, in elkaar windend en vormt daardoor een warrige bos of struik.

De groen-witte bloemen komen in juni/juli en staan in kleine trosjes, okselstandig en meestal aan de top van de twijgen.

De gevleugelde groen/gele zaden van 1.5-2cm zijn soms al aanwezig als de laatste bloemen nog aan de struik zitten.

Dit gewas is extreem doornig doordat aan de basis van elk blad zich twee dorens bevinden, de een lang en recht en de ander kort en naar beneden gedraaid.

De Christusdoorn komt overvloedig voor in Israël. Wordt 1‑3m groot en als boom soms tot 12m. Is beschreven in 1596.

Naam, etymologie.

Paliurus, is naam van een plant die gebruikt werd door Dioscorides, paliouros.

Van belang bij de soortenkennis is of de plant bladverliezend of niet want er is en was verwarring en waarschijnlijk met Zizyphus spina-Christi; “Paliurus verliest zijn bladeren ‘s winters en verschilt daarin van de Rhamnus (Zizyphus spina-Christi) die altijd groen blijft, dan in het begin van de lente brengt hij jonge scheutjes of knoppen voort, als Plinius betuigt.

(Dodonaeus) ‘Deze doornachtige heester wordt in het Grieks Paliouros genoemd en in het Latijn Paliurus, in Italië heet ze ook paliuro. Plinius zegt dat het zaad zura plag te heten.

De eerste soort heet Paliurus eigenlijk en Paliurus primus, dat is eerste Paliurus of Paliurus met platte bessen.

De tweede soort mag Paliurus (Zizyphus) met ronde bessen heten, in het Latijn Paliurus alter of Paliurus secunda, dat is tweede Paliurus. Die andere soort van Paliurus groeit in Afrika en vooral omtrent Cyrene. Het groeit ook veel in Egypte, want Diphilus Syphnius spreekt ervan in het 14de boek van Atheneus en verhaalt dat hij dikwijls te Alexandrië van de vruchten van deze Paliurus op het eind van de maaltijd met ander ooft en vruchten heeft gegeten)

Paliurus is van Petrus Crescentius Spina Judaica genoemd, dan men plag de egelantier hier te lande voor de echte Paliurus te houden en andere (als Lacuna) hebben de hulst voor Paliurus secundus of tweede Paliurus gehouden, andere hebben de jujube voor een soort van Paliurus aangezien, immers ze verzekeren dat de tweede soort van Paliurus met ronde bessen die hier van Dodonaeus beschreven zijn de tweede soort van jujuben is.’

Christusdoorn, Duitse Christusdorn, Stechdorn, Engelse Christ- of Jerusalem thorn, garland thorn, ram of Libya.

Duitse Hutttrager, de ronde vruchten lijken op een hoofd met een brede, gerande hoed, vandaar Franse porte chapeau.

De vruchten worden verkocht op de markt van Constantinopel, de hakims of inlandse dokters, schrijven hem voor bij vele klachten.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bladeren en wortels van Paliurus hebben een merkelijke tezamen trekkende kracht, dan de zaden zijn doorsnijdend en daarom geschikt om de steen van de blaas te vermorzelen of te breken en zijn behulpzaam om de lozing van de slijmerigheden en fluimen van de borst en longen te bevorderen, als Galenus zegt.

Het water daar de wortels en bladeren van Paliurus in gekookt zijn maakt de buik hard, laat de plas rijzen en gemakkelijk voortkomen en is zeer behulpzaam diegene die van enige slangen of diergelijk kwaad gedrocht gebeten of gestoken zijn.

De wortel van Paliurus verdrijft en laat vergaan alle harde en koude zweren en ook andere gezwellen, blaren of klieren en bloedzweren, daarop gelegd.

Bijbel.

In Jesaja 7: 7: 19 en 55: 13 wordt het woord shait voor doornen vertaald en sjamir voor distels. De Arabische naam samur zou duiden op een gewone en geen vruchtdragende boom, dit zou dezelfde zijn als de naam thamoer die in sommige streken aan de wegedoorn wordt gegeven, maar in de Jordaandal aan de Christusdoorn. Mogelijk zijn de verwijzingen in Jesaja voor deze plant bedoeld.

Volgens Dalman is de Arabische naam voor de Christusdoorn samur.

Mattheüs 27: 29 ‘Ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op zijn hoofd,

Johannes 19: 2 ‘En de soldaten vlochten een kroon van doornen, zetten die op zijn hoofd.’

Zie Ziziphus.

Planten.

Christusdoorn groeit langs de wegkanten, maquis en wordt als haagplant gebruikt. Vriest in strenge winters hier terug maar loopt meestal in het voorjaar weer uit

Vermeerderen door zaad, zaaien in februari bij 15 graden, en afleggers, of wortelstek Gemakkelijk is via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en leg je ze horizontaal in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, beter is ze wat koeler weg te zetten, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl