Gymnocarpium
Over Gymnocarpium
Beukvaren, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
7 soorten komen voor waarvan 3 in Europa.
Meerjarige planten met een lange, dunne kruipende rizoom.
Vruchtbare en onvruchtbare bladeren zijn gelijk en staan alleen. Ze zijn wat aan de basis dubbel geveerd, het onderste paar is groter dan de volgende. De sori staan alleen aan de rand.
Bladen zijn in omtrek driehoekig, ongeveer zo lang als breed.
Woodsiaceae, wijfjesvarenfamilie.
Gymnocarpium dryopteris, Newm. (als de eikvaren) (Phegopteris dryopteris, Roth.) (Dryopteris linnaeana) wordt 10-45cm hoog.
De stengel is zeer dun en ongeveer tweemaal de lengte van het bladgedeelte, donker purper en zeer bros.
In maart/april komen drie ballen aan draden naar boven. Die ontvouwen zich dagelijks tot ze eind juni geheel ontwikkeld zijn, de eerste vorst haalt ze weer naar beneden. Blad met drie deelblaadjes, die zijn geveerd en de deeltjes verdeeld in segmenten tot bijna de middennerf gaan, stomp en de bovenste meestal gaaf. Helderder groen dan de meeste varens en verliest die kleur in de zon. Het blad van deze varen heeft een duidelijk driehoekige vorm, en de bladsteel vertoont een knik zodat het blad bijna horizontaal staat.
Groeit in vochtige wat zure bossen, aan beschaduwde kanten van Midden-Europa, Azië en N. Amerika.
‘Plumosus’ is wat meer geveerd.
Naam, etymologie.
(a) Gymnocarpium, gumnos: naakt, carpos: vrucht.
(Dodonaeus) (b) ‘Wij noemen dit kruid eikenvaren in onze taal, in het Spaans helecho de roble, in het Latijn mag men het Querna Filix heten naar het Griekse Dryopteris. Oribasius in het 11de boek van zijne Collectiones medicinales noemt het Bryopteris en voorwaar men zou dat misschien beter Bryopteris naar het mos daar men dit kruid veel bij vindt dan Dryopteris noemen, want (zo Dioscorides zelf ook betuigt) het groeit tussen het mos van de eikenbomen. De apothekers van vroeger tijden hebben dat kwalijk Adiantum genoemd en nog kwalijker voor Adiantum bij hun dranken gemengd en gebruikt. Sommige noemen het op het Latijns Dryopteris candida, dat is wit eikenvaren om dat van het zwart eikenvaren te onderscheiden. Dit eikenvaren verschilt van het Polypodium Quercinum of boomvaren dat op de eiken groeit genoeg zoals uit beide hun beschrijvingen blijkt al is het zaak dat de naam bijna hetzelfde schijnt te wezen. Valerius Cordus noemt het Pteridion.’
Gebogen beukvaren, driehoeksvaren, de driebladige vorm is een karakter, Engels oak fern, pale mountain polypody, tender three branched polypody, Frans polypode du chne, Duits Eichenfarn, Eichelfarn en Baumfarn bij Bock.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Wit eikenvaren, als Galenus schrijft, heeft een gemengde eigenschap die men in de smaak gewaar kan worden want er is wat zoets, wat scherps en wat bitters in en in de wortel is enige strenge of wrange en septica, dat is verrottende of bedervende kracht en daarom is die geschikt om de huid kaal te maken en het haar te laten uitvallen.
Dioscorides verhaalt ook dat Dryopteris of eikenvaren met de wortels klein gestoten goed is om het haar uit te laten vallen en de huid te kalen en glad te maken als men het poeder er van er op legt nadat men goed sterk in de badstoof geweest en het zweet afgeveegd heeft en dan her er terstond afstrijkt en wederom andere oplegt tot twee of driemaal toe.
De lange bruine, haarachtige vezelachtige wortel van dit gewas dat zeer veel op de wortel van boomvaren of Polypodium lijkt, uitgezonderd dat ze veel dunner is, plag van de ongeleerde apothekers in de dranken gedaan te worden die menen dat ze wortels van boomvaren zijn tot nadeel van vele zieken. Want dit is een schadelijk, ja dodelijk gewas en zijn wortel heeft hetere smaak dan die van boomvaren en onlieflijk met wat hete droogte zulks als men merken mag in de tormentil die nochtans niet schadelijk is als dit gewas.’
Uit hardyfernlibrary.com
Gymnocarpium robertianum, Newm. (robertskruid-achtig) is minder drietakkig dan voorgaande en heeft ook een andere vorm.
20-40cm hoog.
De stengel is ongeveer even lang als het bladgedeelte.
Ondergrondse stengel is donkerbruin en kruipend.
De lagere takken zijn veel kleiner in verhouding tot de middelste, allen zijn opgaand en ruig. Het heeft ook nooit de kantige hoek in de stengel van het blad die zo karakteristiek is voor de vorige.
Het is ook steviger en ruigere plant, van een donkerder en doffer groen. De stengels hebben meer schalen aan het onderste gedeelte en zijn groen in plaats van purper.
Blad is driehoekig, wat drietakkig. De lagere blaadjes zijn geveerd en die weer geveerd, stomp, de bovenste het meest gaaf.
Groeit op kalkgronden van de Alpen en Midden-Europa tot Kaukasus, Canada en N. Amerika.
Naam.
Rechte beukvaren of rechte driehoeksvaren, Engelse limestone polypody, stith’s polypody, rigid three branched polypody, scented oak fern, Duits Ruprechtsfarn, Frans gymnocarpe de Robert, polypode du calcaire.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl